Spitfire BM261 te Dranouter

Op zondag 29 juni 1997 groeven we met een enthousiast groepje luchtvaartliefhebbers naar de resten van Spitfire Vb  BM261, het toestel waarmee de Tsjechische Pilot Sergeant Karel Pavlík zich in 1942 in de zuidelijke Kemmelbergflank boorde. Ziehier de wapenfeiten:

Op 5 mei 1942 vliegen drie squadrons van de Hornchurch Wing mee als ‘close escort’ van zes Boston-bommenwerpers van 226 Squadron die de krachtcentrale van Sequedin (Rijsel) moeten bombarderen. Op de terugweg worden de squadrons (64, 122 en 313 Squadron) aangevallen door jagers van Jagdgeschwa­der 26, die opgestegen waren vanuit Abbeville, St. Omer en Wevelgem. Binnen het kwartier worden vijf geallieerde toestellen naar de grond gehaald: de Engelsman Stacey Jones (122 Sqn) crasht in Proven; de Canadees Roland Joffre Ribout (122 Sqn) stort na een te late valschermsprong te pletter in Nieuwkerke; de Belg Baudouin de Hemptinne (122 Sqn) crasht stervend op de Zwarte-Molenhoek in Dranouter en de Tsjech Karel Pavlík  (313 Sqn) in de Kemmelbergflank, langs de Lettingstraat op de grens Loker-Dranouter. Slechts één neergehaalde piloot overleeft het luchtgevecht: de Tsjechische Squadron Leader Frantisek Fajtl (122 Sqn): hij kan zijn vliegtuig neerzetten in Hardifort, nabij de Noord-Franse Casselberg en ontsnappen voor de Duitsers ter plaatse zijn.[1]

Pavlíks Spitfire werd neergehaald door Hauptmann Josef "Pips" Priller. Het was zijn 70e overwinning. Priller was met zijn III. Gruppe vanuit Wevelgem opgestegen, en liet deze vanop 8.000 meter hoogte naar de Britse formatie toeduiken. Hijzelf koos een jager uit die lichtjes achterop was geraakt en die hij in de rug verraste: de 272 kogels die zijn mitrailleurs vanop 150 meter naar Pavlík toestuurden, waren fataal: ze sloegen stukken uit het toestel, dat met een rugwaartse salto mortale de diepte ingierde. Minuten later crashte de Spitfire tegen de zuidflank van de Kemmelberg en nam de piloot mee onder de kleiaarde. De dag erop kreeg Hauptmann Gäth op de commandopost van Jagdgeschwader 26 volgend bericht binnen: ‘Tagesübersicht Nr. 35. 15.35 Uhr Spitfire bei Locre (11 km S.W. Ypern). Bruch 100 %. Motor und Rumpf 3-4 m in der Erde. Pilot noch möglicherweise in der Maschine.’

Pogingen van de Duitsers om de piloot te ontgraven, mislukten. Er werd boven de crashplaats een naamloos kruis geplaatst: voorlopig bleef de identiteit van de ongelukkige onbekend. Pas in de zomer van 1945 kon de Britse Missing, Research and Enquiry Service tot bij Sergeant Pavlík geraken, met behulp van een bulldozer en het trapsgewijze wegspitten van de zware klei. Op dat moment was de identiteit van de piloot nog niet gekend. Het stoffelijk overschot werd voorlopig overgebracht naar het gemeentehuis van Dranouter, waar een legerdokter het identificeerde als Sergeant Karel Pavlík. Het feit dat de klei zijn lichaam na al die tijd nog relatief goed bewaard had, vergemakkelijkte zijn opdracht. Zodra dit gebeurd was, werd hij op de Ypres Town Cemetery Extension, Menin Gate (Graf 4.A.41), ingang langs de Zonnebeekseweg, in Ieper met militaire eer begraven.

Na in 1987 samen met André Vandenameele de gebeurtenissen van 5 mei 1942 in het boek ‘Circus 157’ verwerkt te hebben, en in Dranouter enkele van de jaarlijkse plechtigheden meegemaakt te hebben  waarop de Belgische piloot Baudouin de Hemptinne blijvend herdacht wordt, bleef onze interesse voor deze luchtconfrontatie levendig.

Toen Vlamertingenaar Wim Huyghe eind mei 1998 terugkwam van het Henegouwse Willems, waar Dominique Vandenbroucke het in 1996 opgegraven wrak van Sergeant Ribouts Spitfire Vb exposeerde, drong hij bij me aan om naar dat van Pavlík te graven. We belden naar enkele bouwbedrijven om naar de huurprijs van een stevige graafmachine te informeren. Ook een degelijke detector was onmis­baar. Voor het laatste ging ik bij Cynrik De Decker te rade, die me onmiddellijk warm maakte om scheep te gaan met de BAHA-ploeg, die al verscheidene succesrijke bergingen achter de rug had. Volgend contact werd dus Erwin Vanden Broecke, die zich onmiddellijk bereid vond om de voorbereidende detectie te doen.

Intussen was ik al op bezoek geweest bij de eigenaar van de weide waarin het vliegtuigwrak rustte: de weide van landbouwer Guido Rouseu. Ik was er bijzonder hartelijk ontvangen geworden en kreeg zijn medewerking. Op zaterdag 21 juni waren we ter plaatse met Guido Rouseu en Jerome Tancré, die twee - weliswaar op korte afstand van elkaar gelegen - verschillende precieze punten aanwezen waar de Spitfire zou zijn ingeslagen. Eerstgenoemde baseerde zich op de getuigenis van zijn vader, terwijl laatstge­noemde in 1945 de put had helpen dichten die de Britse bergingscommissie had achtergelaten na het ontgraven van de piloot. De detector van Erwin reageerde op beide plaatsen, maar uiteindelijk gaf de door Guido aangeduide plek enkele eerste aluminium wrakstukjes van de Spitfire prijs: een halve meter onder de grond.

Op de regenachtige zondag van 29 juni 1997 stonden we er opnieuw. Om halfacht in de morgen. Het deed bijzonder veel plezier mensen van BAHA te ontmoeten die vanuit verspreide plaatsen in Vlaanderen overkwamen om aan de berging mee te werken

In de eerste laag van twee meter werden nu en dan enkele wrakstukken gevonden, maar daarna bleef het wachten. Toen de zwarte inslagvlek werd blootgelegd kregen we weer hoop.

Maar ook in de volgende dubbele meter werd er quasi niks gevonden. De Dranouternaars hadden steeds benadrukt dat de piloot wel acht meter diep lag, dus zeker ook de motor. Ook landbouwer Rouseu had dat algemeen vermoeden de week voordien nog bevestigd, maar Erwin had er een krat bier op verwed dat de motor niet dieper dan zes meter zou rusten. Er kon in elk geval nu al besloten worden dat én de Duitsers én de Britse bergingsploeg quasi alles wat ze boven en rond de piloot vonden, hadden meegenomen. Mogelijks wilden ze zoveel mogelijk materiaal voor de identificatie van de nog onbekende piloot recupereren.

We waren weer al enkele plaklagen klei dieper gevorderd toen de kraanbak plots tegen de eerste verwrongen aluminium stukken van de rompsectie kraakte: van dan af kwam het ene stuk na het andere boven en werd er geploeterd en gewroeteld in de kleverige kleimassa. Op het zeildoek werden naast bijzonder veel aluminium stukken onder meer volgende onderdelen opengelegd: het rugleer van Pavlíks zetel, pantserplaatfragmenten, drie zuurstofflessen, delen van het flightpanel, een voetstuur, de uit elkaar geslagen radio, een stuk van de cockpitdeur en van het onderstel van de pilootstoel.... Het best bewaard was het instrument voor de remdrukmeter, evenals het onderste deel van de gunsight (vizier).

Het kroonstuk blijft echter de Rolls Royce-motor, die op zeven meter diepte rustte en Erwin zijn krat bier kostte. En al had de motor uiteraard een flinke dreun gekregen, toch kwam hij relatief compact uit de bodem. De propellernaaf was de laatste die zich aan het daglicht prijsgaf. Slechts één uur en driekwart had de graafactie geduurd: kraanman Patrick Doom kon de put weer dichten. Om twaalf uur lag de weide weer vlak. Bij de hartelijke familie van Guido Rouseu werden we nog op een goeie pint getrakteerd.

Alles werd op twee opleggers geladen en naar kolenhandelaar Vanacker in Vlamertinge gebracht, die zo vriendelijk was zijn hogedrukreiniger en voldoende werkruimte ter beschikking te stellen. Nog de hele verdere zondag en ook nog de hele daaropvolgende maandag hebben we met twee man alle stukken een eerste grondige reinigingsbeurt gegeven. Hierbij hield Wim Huyghe zich quasi louter bezig met de motor en de super­charger, die er zondagavond al behoorlijk ‘cleaner’ uitzagen. Op één van de identificatieplaatjes werd nu onder andere duidelijk leesbaar dat het toestel uit de Castle Bromwich A/C Factory rolde als het 2144e van het type Merlin 45 voor Spitfire Vb. In de daaropvolgende weken is Wim de motor blijven schoonmaken bij hem thuis.

Een monument voor Karel Pavlík

Op zaterdag 28 augustus 1999 werd in Dranouter, in de bocht van de Lettingstraat, een gedenksteen onthuld ter ere van Sergeant Karel Pavlík, op de plaats waar hij in 1942 na een luchtgevecht met zijn Spitfire crashte.

Karel Pavlík werd geboren in Pilsen (Tsjechië) op 19 oktober 1918 en was de oudste van drie kinderen. Hij was dus 24 jaar als hij het leven verloor. Van beroep was hij letterschilder. Na zoals zoveel andere Tsjechische militairen vluchtte hij weg uit zijn land, dat door Hitler in 1939 werd bezet. Op 25 juli 1940 voegde hij zich bij de Royal Air Force, en maakte van september 1941 tot mei 1942 deel uit van het 313e (Tsjechische) Squadron.

De motor van de herdenking was Wim Huyghe, die onze steun kreeg en die van VVV Heuvelland, de heemkundige kring Dovie en het gemeentebestuur van Heuvelland.

Ter gelegenheid van de onthulling van het monument op 28 augustus 1999 werden de opgegraven wrakstukken een weekend lang in de feestzaal 'De Klakeye' in Dranouter tentoongesteld. Bovendien brachten foto’s en documenten Karel Pavlík en het thema “5 mei 1942" in beeld.

Het was de gouverneur van West-Vlaanderen, Paul Breyne, die samen met landbouwer Guido Rouseu het doek van het monument lichtte, waarna het God Save The Queen, de nationale hymne en de Vlaamse Leeuw werden gespeeld.

Ontroerendst was de Last Post die twee bugelblazers van de Ieperse Menenpoort over de glooiende Kemmelberg lieten weergalmen, terwijl ze achter het houten kruis stonden dat de exacte plaats aanduidt (en blijft aanduiden) waar Pavlík op 5 mei 1942 met zijn Spitfire onder de grond verdween.

Het monument is een creatie van Elverdingenaar Eric Dupon, die in een granietblok het silhouet van Pavlíks kop beitelde, evenals een katje en de Tsjechische woorden “MNOHO ŠTESTÍ”. Deze drie elementen vond hij terug op een oorlogsfoto van letterzetter Karel Pavlík, die op zijn Spitfire zijn persoonlijk logo (een katje) aan het schilderen is en de twee Tsjechische woorden die “VEEL GELUK !” betekenen, een wens die jammer genoeg voor hem niet uitkwam.

Wie het monument ooit gaat bekijken, doet dit best op een zonnige (zomer)namiddag. Vanaf drie uur - niet zolang voor het moment (15.45 u. Duitse tijd) waarop Karel Pavlík door Hauptmann Priller naar beneden werd gehaald -  zijn de gebeitelde figuren het mooist zichtbaar en het best te fotograferen.

Dirk Decuypere




[1] In het boek “Circus 157”, van André Vandenameele en Dirk Decuypere, wordt het hele verhaal van de raid gedetailleerd beschreven.

 

Datum: 
05/05/1942
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Lettingstraat
Dranouter
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik; Luchtvaartarcheologie in België, De Krijger, Erpe, 1999
Vandenameele André en Decuypere Dirk; Circus 157