Lancaster te Vorst

De Lancaster ED487 ‘WS-D’ van 9 Squadron was het slachtoffer van Uffz Hubatsch/Uffz Ulbrig van de 5./NJG 5, een bemanning die de II./NJG 1 te Sint-Truiden kwam versterken. De terugkerende bemanningen van 9 Squadron (zeven bemanningen waren opgestegen en er was één verlies) moesten eveneens vaststellen dat het bombardement niet geslaagd was. Vooral de Pathfinders kregen kritiek te verwerken. De ‘WS-D’ was om 22.23u. van Bardney opgestegen en werd om 01.18u. het tweede slachtoffer van Hubatsch.

Als bij toeval vonden we één van de overlevenden van dit gebeuren te Zimbabwe, het voormalige Rhodesië. De heer Harold Popplestone schreef ons in 1996:

“Ik werd geboren te Leeds, Yorkshire, en leefde daar tot bij mijn inlijving bij de RAF. De RAF zette het Empire Air Training Scheme op, dat vanaf 1941 opereerde in Canada, Zuid-Afrika en Zuid-Rhodesië. Ik vervoegde de RAF op mijn achttiende verjaardag en kort na de aanvang van de training in Engeland werd de helft van onze klas, waaronder ik, naar Zuid- Rhodesië gestuurd. Toen ik daar aankwam waren er tien kampen operationeel: een basis “Initial Training Wing” (ITW) waar alle rekruten de basisbegrippen van de vliegkunst kregen, vooraleer door te gaan naar de “Elementary Flying Training School” (EFTS), waarvan er vier waren, of naar een “Navigation and Gunnery Training School” (CAOS), waarvan er slechts één was. De toevloed van leerlingen (aangevuld door enkele Australische contingenten) veroorzaakte zgn. “flessenhalzen” in het trainingsprogramma, terwijl ik hoopte zo snel mogelijk de training af te werken. Rond die periode waren velen van ons ongerust dat de oorlog voorbij zou zijn vooraleer de training afgerond was. Het ongeduld van de jeugd was toen spreekwoordelijk. Wisten wij veel dat de oorlog nog drieëneenhalf jaar zou duren en velen onder ons niet zouden overleven om het einde ervan mee te maken.

In november 1942 arriveerde ik terug in Engeland, in een periode dat er heel wat schepen gekelderd werden, met als gevolg dat veel  vliegeniers die naar Groot-Brittannië terugkeerden om ingezet te worden, er nooit geraakten. Mijn volgende cursus kreeg ik in de 16 OTU (Operational Training Unit) te Upper Hayford, waarna we nog een conversiecursus kregen te Swinderby, waar we omgeschakeld werden van Wellingtons op Lancasters. Hierna werden we naar het 9 Squadron, 5 Group, te Bardney gestuurd.

Het doelwit in de nacht van 16/17 juni was Keulen. De weersvoorspeller vertelde ons dat het een heldere, door de maan verlichte nacht zou worden. De briefing officer vulde aan dat hierdoor andere Groups hun operatie afgelast hadden. Een aantal squadrons in die andere Groups waren immers nog steeds uitgerust met Wellingtons en Stirlings, toestellen die veel trager waren dan onze Lancasters. Ze vertelden ons dat enkel onze 5 Group, waarin uitsluitend Lancasters vlogen, deze taak aankonden. Dat was natuurlijk slechts een middel om ons gemoed op te krikken, want we waren ervan overtuigd dat we de beste Group in heel Bomber Command waren. Vooral de exploten van het fameuze 617 Squadron, de “Dam Busters”, onder leiding van Wing Commander Guy Gibson V.C. D.F.C. korte tijd daarvoor hielpen ons te overtuigen van onze superioriteit.

Men vertelde ons dat de Pathfinders een nieuwe techniek zouden toepassen, gezien de volle maan die normaal gezien hun activiteiten kon verhinderen. Lang voor we het doelwit bereikten, was de volle maan er, maar alles was bedekt door een dikke wolkenlaag waarop onze zwarte bommenwerper afgetekend stond als op een schilderachtige witte deken.

De markeringsfakkels hebben we door dat wolkendek nooit gezien en dus moesten we onze lading op het geschatte tijdstip blindelings droppen.

We schudden nog eens met het vliegtuig om er zeker van te zijn dat de hele inhoud van het bommenruim weg was, de routineprocedure.

We vlogen huiswaarts over Aken, en zwenkten dan lichtjes naar het noordwesten, richting kust. Kort nadat we deze koerswijziging doorgevoerd waren (allemaal geschat - door het wolkendek hadden we immers geen referentiepunt op aarde om te navigeren), rapporteerde de staartschutter, Sergeant Jim Tremblay, een Canadees uit Saskatoon, de aanwezigheid van een vijandelijk toestel dat ons langs onder besloop. Vooraleer er een ontsnappingsbeweging werd gemaakt opende de jager het vuur en de lichtspoorkogels sloegen langs beide zijden in. Ik ben ervan overtuigd dat onze beide schutters (Sgt Jim Tremblay en de rugkoepelschutter, Sgt Bert Poynter uit Londen), onmiddellijk gedood werden. De stuurboordvleugel vatte vuur en beide binnenste motoren waren buiten werking gesteld, toen de jager weer op ons af kwam. De staart was zo deerlijk toegetakeld dat het toestel niet meer te besturen was. Het vliegtuig zou niet lang meer in de lucht blijven want we verloren steeds hoogte.

Het leek erg lang te duren vooraleer onze piloot, Sgt Tony Aldersley uit Oxford, het bevel gaf het toestel te verlaten, maar ik denk nu dat het eigenlijk niet zo lang duurde. Het leek alleen maar zo!

Mijn vliegerslaarzen waren boven de enkel gemaakt van comfortabele met bont gevoerde suède; erg makkelijk om zittend aan te hebben en je voeten warm te houden, maar ze waren nutteloos bij het stappen. Daarom had ik een paar flinke stapschoenen aan mijn parachute vastgeknoopt. Ik hoopte hiermee, na een eventueel neerstorten, naar de vrijheid te kunnen marcheren.

Toen ik sprong voelde ik een slag tegen mijn hoofd en ik dacht dat het vliegtuig uit elkaar gevallen was. Wanneer ik landde merkte ik dat de veters van mijn schoenen bij het openen van mijn valscherm gebroken waren, en zo verloor ik een paar goede stapschoenen... Ongetwijfeld vond een of andere Belg ze, hij zal er goed gebruik van gemaakt hebben.

Op weg naar de aarde was ik erg verward. Ik had geen besef waar ik was. Onder me hing dat dikke wolkendek. Wie weet zou ik niet in zee belanden? Terwijl ik in de wolken hing hoorde ik een ontploffing - ons vliegtuig was op aarde gevallen, wat me dan weer geruststelde. Uiteindelijk was ik onder de wolken en ik naderde nu een groepje bomen met daarnaast een maïsveld. Ik trok en sleurde aan de lijnen van mijn valscherm, zoals we geleerd hadden tijdens onze opleiding. Of dit nu enig verschil uitgemaakt heeft weet ik niet, maar ik landde in de maïs, een prachtig kussen.”

Harold Popplestone haalde zijn valscherm bij elkaar en trok de hele nacht verder, tot hij in het dorpje Veerle kwam. Na een korte ontmoeting met een landbouwer kwam een vrouw op hem toegelopen die vloeiend Engels sprak. De bommenrichter werd naar het huis geleid waar hij de hele avond begroet werd door omwonenden en heel wat handen moest schudden. Hij bracht de nacht door op een hooizolder en vervolgde de volgende ochtend zijn weg, tot hij haast in de armen van de Feldgendarmerie liep. “In het lokale politiecommissariaat werd ik even ondervraagd. Buiten stond heel wat volk te kijken. Enkelen trokken lelijke gezichten achter de rug van de Duitsers en zwaaiden en lachten naar me.”

Harold werd naar Deurne gebracht waar hij die nacht nog moest schuilen in een kelder, samen met andere Duitsers, toen er voor de zoveelste maal luchtalarm was. Eén van de volgende nachten werd hij naar Dulag Luft te Oberursel bij Frankfurt gebracht, waar hij enkele maanden in de keuken werkte. Toen Frankfurt meerdere malen aangevallen werd, werd hij naar Stalag Luft IVB gestuurd.

“Uiteindelijk leken die elf maanden die ik in Rhodesië doorbracht de beste van mijn leven tot dan toe. Toen ik een zee van tijd had om over mijn toekomst na te denken - ik had niet veel anders te doen in Stalag IVB - besloot ik om na de oorlog naar Afrika te emigreren.”

Harold Popplestone keerde in juni 1993, net vijftig jaar de crash, naar België terug. Hij bezocht er het Schoonselhof waar zijn vier makkers begraven liggen. “De twee anderen die omkwamen waren Sgt Paddy Hall, de boordmeccano uit Dublin (Ierland), en Sgt Webster, een navigator die nog maar net bij onze bemanning gevoegd was - de andere moest een bijscholing volgen. De andere overlevende was de radiotelegrafist, Sgt Charlie Sinclair uit Londen, die ik als krijgsgevangene ontmoette nadat hij onslagen was uit het hospitaal.” Hij werd samen met de piloot, Sgt J. Aldersley, meteen gevangen genomen.

”Het was een vreemd gevoel bij de graven te staan - ik vroeg me maar steeds af waarom ik zoveel geluk had, en zij niet...”, aldus Harold Popplestone in 1996.

Datum: 
17/06/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Vorst
Laakdal
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Naar de vallei van de Dood, De Krijger, Erpe, 1998