Wellington HE212 te Vollezele

De Staffelkapitän van het 2./NJG 4, Oblt Rudolf Altendorf, schreef in zijn gevechtsrapport:

"Om 1u46 startte ik met mijn Bf 110 '3C+MK' voor een patrouille in de radarsector 7A. Om 1u.55 kregen we bericht van het grondstation dat een bommenwerper op zo'n 3500 meter hoogte aan een snelheid van 280 km/u door onze sector vloog".

Het volgende, erg gedetailleerde rapport geeft ons de gecodeerde conversatie tussen Altendorfs radiotelegrafist, Feldwebel Arndt met de radaroperator in het grondstation. Dit woordelijk vertaalde en gedecodeerde rapport geeft ons een idee hoeveel teamwork er nodig was tussen de grond en de nachtjager om een vijandelijke bommenwerper te onderscheppen.

Even voor twee uur ontvangen de operatoren van het radarstation 7A bij Aisemont (ten westen van Charleroi), waar twee Würzburg-schotelantennes de hemel afpeilden een signaal van een aankomende bommenwerper. De ene schotelantenne, de 'Rote Riese' bleef de bommenwerper in de gaten houden, terwijl men met de 'Blaue Riese' de nachtjager volgde. De taak van de radaroperatoren, die onder leiding stonden van een gevechtsleidingsofficier (Jägerleitoffizier), bestond erin het lichtpunt op hun radarscherm dat de nachtjager volgde, zo snel mogelijk via de radio naar het tweede lichtpunt, de bommenwerper te leiden.

Onmiddellijk wordt de Blauwe Riese, de Messerschmitt van Oblt Altendorf, ingelicht. Om 1u.55 klinkt in de hoofdtelefoon van zijn radiotelegrafist Feldwebel Arndt het eerste bericht van het radarstation. Onmiddellijk krijgt de nachtjachtbemanning de gegevens aangaande de vliegrichting en vlieghoogte van de 'Yvonne Proudbag', een Wellington van 466 Squadron : "270° naar links draaien, ik heb op mijn scherm een bommenwerper ... Vlieghoogte van het vijandelijk toestel 3100 meter." Ongetwijfeld moet de wakende staartschutter Bill Blundell in zijn staartkoepel het dreigende silhouet van de Messerschmitt gezien hebben. Henry Lloyd wordt met enkele luide schreeuwen via de intercom op de hoogte gebracht van het nakende gevaar en begint prompt een andere koers te vliegen. Ook in het radarstation bij Aisemont volgen de operatoren elke beweging. Om 1u.57 klinkt het weer in de cabine van de Messerschmitt : "De bommenwerper maakt een scherpe bocht". Beide Duitsers staren de ogen uit hun kop, tot plots Feldwebel Arndt schreeuwt : "Ik zie hem, we gaan 10° naar rechts". De radaroperator is er weer met nieuwe informatie : "Je bent er 400 meter vandaan. 10° naar links. Nu ben je op 300 meter afstand... Hoogte is 3400 meter... Je hebt nog veel tijd, langzaam..." Gedurende twee minuten houdt Rudolf Altendorf de ogen op de grote zwarte Wellington gericht. Intussen bespeelt hij zijn gashandel. Hij tracht zijn Messerschmitt langs onder te plaatsen, even buiten het schootsveld van Bill Blundells vier Browning-machinegeweren. Ook in het radarstation houdt men de adem in. De radaroperator ziet dat 'zijn' nachtjager iets te bruusk reageert en tracht hem tot bedaren te brengen vooraleer hij zijn prooi kwijt zou zijn. Om 1u.59 zegt de Jägerleitoffizier vanuit de bunker 7A op een rustige maar gespannen toon : "Wacht een beetje... Je bent nu op 200 meter... 20° naar rechts draaien... Langzaam... Nog langzamer..."

Men kan moeilijk de sfeer aan boord van de "Yvonne Proudbag" beschrijven. Het staat buiten kijf dat de bemanning wist dat onder hen een nachtjager hing. Alleen, ze konden hem niet zien, en evenmin met de boordwapens beschieten. Er zit Henry niets anders op dan zijn Wellington heftig heen en weer te schudden. De motoren brullen, de geodetische aluminium structuur van de "Yvonne Proudbag" kraakt in de scharnieren en lasnaden. Piloot Henry Lloyd omklemt zijn stuurknuppel en vecht met zijn voetenstuur, de rest van de bemanning grijpt zich aan alle uitstekende delen binnenin het vliegtuig vast. Bill Blundell leunt voorover zijn machinegeweren in de hoop iets van de Messerschmitt te zien. Het gestamp en gekronkel van de bommenwerper als van een gevangen dier is nu ook duidelijk te zien op het radarscherm. Waarschijnlijk werd er in de bunker aardig wat gevloekt. De radaroperator sist om 2u. in zijn microfoon : "Die bommenwerper is een oude rot, hij draait sterk" - "Viktor, Viktor" antwoordt Arndt gehaast. Zijn piloot kan nauwelijks de "Yvonne Proudbag" bijhouden. Een minuut later, om 2u.01 duikt haar zwarte schaduw uit de nachtzee op en herkent de Bordfunker de contouren van een Wellington : "Ik zie de bommenwerper links van me". Op het radarscherm in de bunker zit het wat hen betreft erop : "Hou hem vast, ik kan je niet meer helpen". Langzaam laat Altendorf zijn Messerschmitt zijdeling naar beneden glijden, beide hoofden van de bemanning zijn naar de Wellington gedraaid. Drie minuten later meldt Arndt : "Ik zie hem nog steeds". Nu is het beslissende moment aangebroken. De mannen achter het radarscherm weten ook dat het moment dat de Messerschmitt even roerloos in de staart hangt en dan plotseling de neus zal optrekken om een dodelijk salvo naar zijn prooi te richten, hij zich even blootstelt aan de angel van de bommenwerper : "Begrepen, begrepen, pas op je tellen". 2u.06. Altendorf wacht even met de aanval "Ik zie hem nog steeds." "Begrepen, begrepen, ik ben bij je" antwoordt het radarstation. Uiteindelijk, om 2u.09, valt het radiocontact stil. Alle zenuwen, iedere spier van de piloot zijn tot het uiterste gespannen. Enkele seconden later slaat de schorpioen zijn giftige staart uit : Rudolf Altendorf trekt de stuurknuppel naar zijn buik en duwt op alle vuursystemen die in zijn Messerschmitt tot zijn beschikking staan. Het venijnig geratel klinkt doorheen de cabine, 366 kogels uit vier MG17 machinegeweren flitsen doorheen de nacht. Tachtig keer klinkt het doffe geplof van zijn beide boordkanonnen. Een combinatie van 2cm dikke pantserdoorborende granaten doet zijn Messerschmitt schudden en trillen. De lopen worden gloeiheet. Voor hem ontvouwt zich het schouwspel waarop hij en zijn Bordfunker aangestuurd hadden. De "Yvonne Proudbag" brandt. Waarschijnlijk raakten hier één of meerdere van haar bemanning gewond of gedood, Altendorf had immers zonder enige vorm van genade naar de romp gemikt. Henry Lloyd duwt zijn stuurknuppel naar voor en het voetenstuur naar rechts. Altendorf verliest zijn slachtoffer uit het oog.

De brokstukken

De Yvonne Proudbag, strompelt nog enige tijd als een gewond dier over de heuvels van het Pajottenland. De jager laat inmiddels zijn prooi doodbloeden. Altendorf tracht niet het lot van de "Yvonne Proudbag" te volgen. Plichtsbewust draait hij de steven, en wacht hij op verdere instructies. De "Yvonne Proudbag" is zijn 19de overwinning.

Uiteindelijk bezegelt een enorme knal boven Vollezele het lot van de vijf Britse vliegeniers. De stukken worden in het rond geslingerd. De burgemeester van Vollezele verwittigt de Feldgendarmerie van Geraardsbergen. Onverwijld rukt een aantal Duitse soldaten uit om de schade vast te stellen...

De overwinnaar in 't Putteken

Op 30 mei begeeft Rudolf Altendorf zich (waarschijnlijk samen met zijn Bordfunker Arndt) met een Fieseler Fi 156 'Storch' vliegtuigje naar Vollezele. Ze zijn vergezeld door Hauptmann Kowalzik van de I./NJG 4. Het trio onderzoekt er de wrakstukken die overal verspreid liggen. Het valt Kowalzik vooral op dat heel wat kogel- en kanonsinslagen rond de motoren en vooral in de luchtschroeven gesitueerd zijn. Altendorf neemt zijn fototoestel en fotografeert uitgebreid zijn opengespatte slachtoffer.

Zij zullen nooit ouder worden

Diezelfde dag werd vanop de basis Leconfield een telegram verstuurd naar de families van de vermiste bemanning. Ook in het postkantoor van Chilham, de thuis van de familie Lloyd, ratelde de telegraaf : "Het spijt ons ten zeerste U te moeten melden dat Uw zoon, Henry Simon Raoul Lloyd, vermist is na een luchtoperatie tijdens de nacht van 29 mei 1943. Indien we meer weten, zullen we U hierover zo snel mogelijk informeren."

Ook Roy Hendons familie ontving dergelijk bericht. Zijn zuster, die als WAAF werkzaam was in Noord-Ierland, ontving een telegram "Grieved but full of hope" (Verdrietig maar hoopvol).

Op 3 juni wachtte Wing Commander Bailey, bevelvoerder van het 466 Sqdn de moeilijke taak weerom vijf brieven te schrijven naar de families. In 1994 schreef de op rust gestelde Wing Commander Bailey hierover :  "Het schrijven van brieven aan de familieleden van vliegeniers die vermist waren was een erg moeilijke verantwoordelijkheid voor een bevelvoerend officier. De wijze waarop we zo'n brief moesten schrijven was niet onderworpen aan regels - dat was wel het geval bij de officiële telegrammen die verstuurd werden - maar ik besprak dit gevoelige punt met andere officieren en het hoofdkwartier van de Generale Staf van de RAAF in Londen, omdat het bij ons in veel gevallen ging om Australische vliegeniers wiens familie heel erg ver van het oorlogsgebeuren stond. Jammer genoeg mochten we niet schrijven wat we wilden. Er waren immers strikte veiligheidsregels zodat we een familie niet alles konden vertellen."

In Chilham viel kort daarop de volgende brief in de bus

N°466 Squadron, R.A.A.F.,

ROYAL AIR FORCE

Leconfield

East Yorks.,

3 juni 1943

Geachte heer Lloyd,

Vooraleer U deze brief ontving, kreeg U reeds een telegram waarin stond dat Uw zoon Sergeant Henry Simon Raoul Lloyd vermist werd na een operatie in de nacht van 29 mei 1943.

Het is met diepe spijt dat ik U deze brief moet schrijven, om U te overtuigen over de gevoelens die in het hele Squadron heersten nadat Uw zoon vermist bleek. Omstreeks 11 uur 's avonds, tijdens de nacht van 29 mei, steeg een toestel op onder de leiding van Uw zoon om een bombardementsvlucht uit te voeren op vijandelijk gebied. Deze vlucht was van vitaal belang en één van de vele moedige inspanningen die onze Royal Air Force tijdens deze oorlog leverde. De vlucht zou niet zo lang duren maar hoewel andere toestellen van het Squadron succesvol hun missie uitvoerden, keerde Sergeant Lloyds vliegtuig niet terug.

We hebben reeds om meer informatie verzocht via diverse kanalen, maar tevergeefs. Het zal natuurlijk wel wat tijd vergen vooraleer ons mogelijke details verstrekt worden vanuit vijandelijke bronnen, en we kunnen slechts hopen dat Sergeant Lloyd en zijn bemanning krijgsgevangen zijn.

Sergeant Lloyd wordt echt gemist in het Squadron, alsook in de Mess voor Sergeanten waar hij erg geliefd was. In het Squadron waren zijn moed en zijn vastberadenheid een krachtig voorbeeld voor ons allen. Mag ik dan ook in naam van zijn vele vrienden en strijdmakkers ons medeleven betuigen in de grote ongerustheid die U nu voelt.

Een comité van officieren is reeds bij elkaar gekomen om al de persoonlijke voorwerpen te verzamelen en zal U in de nabije toekomst op de hoogte brengen.

Mocht er ons nog verdere informatie bereiken dan zal deze U natuurlijk onmiddellijk doorgestuurd worden.

Mag ik nogmaals mijn persoonlijk medeleven meedelen en Uw zeggen hoezeer het me spijt dat ik een tijding als deze moet schrijven.

Met de meeste hoogachting

(get.) R. Bailey,

Wing Commander"

Intussen kreeg de familie vanuit diverse kanten sympathiebetuigingen van vrienden en familie.

Enkele dagen later arriveerde een tweede brief van het Squadron, ditmaal van het reeds door Wing Commander Bailey genoemde comité dat zorg droeg van de persoonlijke bezittingen van de vermiste vliegeniers : "We vonden 5£, en één shilling in Uw zoons bezittingen. Deze worden op zijn rekening gestort. Er waren ook andere waardevolle documenten bij (chequeboekjes, één dollarbiljet uit Canada, een kaart van de ziekteverzekering). Deze documenten werden volgens de instructies overgemaakt aan het Air Ministry.

U zult waarschijnlijk weten dat Uw zoon een fiets bezat. Deze wordt voor het ogenblik in verzekerde bewaring gegeven op het vliegveld. Het spijt me dat we U deze niet kunnen geven totdat we hiervoor van het Air Ministry formeel toelating krijgen. Na deze toelating kunnen we zijn fiets verkopen, in welk geval het bedrag op zijn rekening gestort wordt, of hij kan U gegeven worden op een adres dat U ons geeft. Gelieve ons Uw wensen aangaande de fiets kenbaar te maken."

Twee dagen later volgde een derde brief vanuit Leconfield, eveneens van de hand van Wing Commander Bailey. "Sergeant Lloyd werd voorgedragen voor een bevordering vanwege de vastberadenheid, zin voor initiatief en moed die hij die hij in het Squadron getoond heeft, maar we hebben nog steeds geen advies gekregen aangaande het resultaat van de interviews...

Kan ik tenslotte in naam van al de vrienden van Sergeant Lloyd de hoop meedelen dat Mevrouw Lloyd reeds een beetje hersteld is van de schok die trieste nieuws met zich meebracht."

Er volgden nog meer brieven, ondermeer van het Air Ministry waarin gesteld werd dat al zijn persoonlijke bezittingen pas zouden vrijgegeven worden tot er meer nieuws zou zijn aangaande zijn lot. Wing Commander Bailey meldde op 1 augustus dat een commissie ingestemd had met de bevordering van Henry Lloyd tot Pilot Officer op 24 april 1943 (met terugwerkende kracht) "hopende dat hij zou genieten van de verantwoordelijkheden en privileges die dit met zich meebracht."

Uiteindelijk, op 31 augustus kwam het definitieve en trieste nieuws, in de vorm van een persoonlijke brief van de minister van Luchtvaart, Harold Balfour. "Ik stuur U dit bericht omdat ik nu verder nieuws heb aangaande Uw jongen, en het is met diepe spijt dat ik U moet meedelen dat het slecht nieuws is.

Het Internationale Rode Kruis heeft ons nu de informatie gegeven dat, volgens Duitse bronnen, Uw zoon en de rest van zijn bemanning het leven verloor als het gevolg van een missie.

Ik weet dat mijn woorden U geen troost kunnen bieden, en dat zij de slag die Uw familie treft niet kunnen verzachten. Maar ik wenste dat ik U kon laten weten hoe diep mijn medeleven voor U is.

Met de meeste hoogachting,

Harold Balfour"

Pas in oktober vernam de familie het nieuws dat hun zoon een graf had in Brussel, waar ze op 1 juni 1943 ter aarde besteld werden. Aan de maanden van angst en hoop was abrupt een einde gekomen.

Henry's naam werd op 31 oktober 1945 in zijn parochiekerk onthuld in een paneel waar nog eens 20 namen stonden van mensen uit Chilham die hun leven lieten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Een laatste rustplaats voor de bemanning

De graven van de bemanning vinden we terug op het Britse ereperk van de Brusselse begraafplaats Evere. Ze rusten er achteraan, tegen de kerkhofmuur, op rij 17. Ze rusten er naast elkaar, zoals ze gevochten hebben, en zoals ze gestorven zijn aan boord van de 'Yvonne Proudbag'. Henry Lloyd ligt in het graf met het nummer 27, links van hem ligt zijn navigator, William 'Bill' Hendon (graf nummer 28). Rechts naast hem slaapt zijn radiotelegrafist, Sydney Luke (graf nummer 26), de bommenrichter Tony Harper (graf nummer 25) en tenslotte zijn staartschutter, Bill Blundell, de dappere negentienjarige die mogelijks die nacht nog Fritz Engau uit de lucht haalde (graf nummer 24). De bevordering waarop ze op Leconfield zo lang gewacht hadden, kregen ze uiteindelijk op hun grafsteen te Evere gebeiteld : Henry Lloyd, Tony Harper en Bill Hendon moeten voortaan met Pilot Officer aangesproken worden.

En ze krijgen nog steeds bezoek, hun families laten hen niet in de steek. De namen van Roy Hendons familie vonden we nog maar enkele maanden geleden in het register van Evere, en ook Raoul Lloyd komt op geregelde tijdstippen naar de plaats waar zijn grote broer, waarmee hij zovele avonden en gezelschapspelletjes gespeeld had, even goeiedag zeggen.

En ook Vollezele is 'haar' bemanning niet vergeten. Toen André Mertens de foto's die zijn vader vijftig jaar geleden genomen had in 't Putteken, terugvond, dacht hij aan de lichamen die hij als kind in het gras zag liggen. Hij was de aanzet tot de gedenkplaat dat op 3 september 1994 met de steun van het gemeentebestuur van Galmaarden en het speciaal operichte 'Wellington-comité' ingehuldigd werd, waarop de vijf namen staan van de bemanning van de 'Yvonne Proudbag'.

Datum: 
30/05/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Oudstrijdersplein
Vollezele
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis, De laatste vlucht van de Yvonne Proudbag, De Krijger, 1994
Correspondentie fam. Luke, Hendon, Harper, Blundell
Archief fam. Lloyd (via Raoul Lloyd)
Archief Rudolf Altendorf (via Jean-Louis Roba)