Thunderbolt 42-74631 te Etikhove

Het was een verhaal dat al van kindsaf in mijn hoofd spookte : tijdens de Tweede Wereldoorlog stortte  te Etikhove - het geboortedorp van mijn moeder - een jachtvliegtuig neer. De motor - zo werd beweerd - zat er nog altijd. De crashlokatie was plaatselijk gekend als "Den Bossenaar". De site situeerde zich vlakbij een café dat toepasselijk "Den Engelsman" heette.

Erwin Vanden Broecke was ook al vele jaren terug naar de plaats gegaan. De machine boorde zich één van de prachtige glooiingen van de Vlaamse Ardennen, in de flank van de Tayenberg. De weide was altijd al eigendom van de familie Verrooken. Erwin vond er enkele .50 hulzen. Een Amerikaans toestel ? Helemaal zeker waren we niet. Dit voorval was nog altijd niet voor 100 % geïdentificeerd. Het Kriegstagesbuch gaf slechts summiere gegevens. Op1 december 1943 stortte ten zuidoosten van Oudenaarde een vijandelijke machine neer, de piloot was dood.

Sint-Elooisdag 1943- de datum werd ook bevestigd door de omwonenden die 1 december altijd vereenzelvigen met deze patroonheilige - was immers de dag waarop de USAAF de grootscheepse operatie naar Sölingen herhaalde. Deze vond immers voor de eerste maal plaats op 30 november doch was door diverse factoren tot mislukken gedoemd. De USAAF verloor er ook enkele machines bij, waaronder de P-47 van Lt Bill Grosvenor, wiens Thunderbolt we in juli van 2001 geborgen hebben.

De raid van 1 december 1943 kende nog meer verliezen : verscheidene Thunderbolts, Spitfires en Typhoons keerden die dag niet naar hun Britse bases terug, ook een hele reeks bommenwerpers werden door Flak en de Luftwaffe neergehaald.

In augustus 2003 trok ons BAHAAT-team nog eens op onderzoek uit. Basiel Verrooken leidde ons naar de plaats, met zijn stok wees hij naar de plaats in zijn weiland waar hij als jonge knaap de krater zag van het vliegtuig. Dit voorval had verstrekkende gevolgen voor zijn gezin gehad.

Na een luchtgevecht dook de machine van over Ronse naar de Tayenberg en sloeg er te pletter. De hele weide lag bezaaid met brokstukken.

Kort nadien trok de Duitse overwinnaar naar het wrak. Aan wie het horen wilde, vertelde hij dat dit zijn vierde overwinning was. Na het luchtgevecht was hij - aldus onze zegsman - op Sint-Denijs-Westrem geland om zijn slachtoffer in ogenschouw te nemen.

In het midden lag de piloot, dood. Het lichaam was betrekkelijk ongeschonden. Hij had een leren jekker aan.

Wat daarna gebeurde is moeilijk te vatten met de geest van vandaag, maar het duurde niet lang voordat het lijk geplunderd was door enkele onverlaten. Nog voor de bezetter arriveerde lag de gesneuvelde haast naakt in zijn wrak.

De Duitsers waren ziedend. Lijkroof - ook van een vijand - werd als een zeer zwaar vergrijp beschouwd. Vooreerst ging het over het het respect voor de overledene. Maar anderzijds was de identificatie niet mogelijk, en dit was voor de Luftwaffe belangrijk. Het is geen geheim dat de Duitse "Intelligence" uiterst minutieus bijhield wie waar neerkwam. Al deze gegevens werden verzameld en zo wisten ze vrij precies hoe de geallieerde luchtmachten samengesteld waren. Vrijwel geen enkele eenheid was hen onbekend, ze kenden doorgaans de leiders, vliegvelden, en zelfs de personeelssterkte van de Britse en Amerikaanse squadrons.

Het lichaam werd naar het dodenhuisje van Etikhove gebracht, maar meteen op bevel de dienstdoensde Duitse officier weer naar Den Bossenaar gevoerd. Er werd geëist dat alle gestolen voorwerpen teruggebracht zouden worden. En om hun eis kracht bij te zetten, werd vader Verrooken meteen meegenomen naar de Kommandantur van Ronse en daar in de gevangenis gestopt. De arme man, die eigenlijk met de hele zaak niets te maken had, behalve dat deze machine op zijn land neerkwam, zou pas vrijkomen van zodra alles geretourneerd was.

Er wachtten de familie Verrooken angstige dagen en nachten. Kerstmis en nieuwjaar naderden, en vader werd ziek binnen de koude muren van de donkere cel. Uit vrees voor represailles werden een aantal ontvreemde zaken 's nachts in de bietenkuil  van het erf gestopt. Kort voor de feestdagen werd vader Verrooken op de Kommandantur vrijgelaten. De arme man had een longonsteking, en van feestvreugde was dan ook geen sprake meer.

Niet verwonderlijk dat zoon Basiel zelfs na haast zestig jaar niet graag met deze pijnlijke zaak geconfronteerd werd. Maar hij liet ons toch een grondige detectie met Dany toe. Lang hoefde onze detectiespecialist niet te twijfelen; hier stak inderdaad nog heel wat in de aarde. We konden Basiel overhalen om een berging uit te voeren, met de garantie dat de weide weer in oorspronkelijke staat zou gebracht worden.

Want de identiteit van deze arme piloot was immers nog onbekend. Tijdens deze laatste detectie werden weer enkele .50-hulzen gevonden, wat dan weer naar een Amerikaans toestel wees. De Typhoons en Spitfires die die 1ste december 1943 verloren gingen, konden al meteen uitgesloten worden. Bleven nog de vijf Thunderbolts over die de 56 en 353 Fighter Groups verloren. Mede met de hulp van de Nederlandse vorsers Jan Hey en John Manhro werd het zoekgebied vernauwd. De toestellen van de 353 FG waren het hoogstwaarschijnlijk niet. Restten nog de toestellen van de 56 FG, de groep van de reeds voornoemde Bill Grosvenor. We weten dat een toestel bij Bavegem landde, de piloot werd gevangen genomen. De overige twee piloten overleefden het niet, het waren de Luitenanten Pruden en Vincent. Van geen van hen is in Amerikaanse archieven de exacte crashlokatie bekend. Het Missing Air Crew Report geeft geen verdere gegevens. Jan Hey meldde ons wel dat Vincent op Sint-Truiden begraven werd - toch wel een heel eind van Etikhove. In het Kriegstagesbuch werd door de Duitsers gesteld dat bij Ambresin een jager neerkwam - dus waarschijnlijk Vincent's Thunderbolt. Was het Harry Pruden Jr. die aan de Tayenberg aan zijn eind kwam ?

Een berging zou dit raadsel definitief oplossen.

De berging vond plaats op zondag 20 juli, een prachtige zomerdag.

Dany was ervan overtuigd dat de motor, met langs beide zijden de .50 machinegeweren, zouden teruggevonden worden. Hij kreeg vlug gelijk. Vanuit elke vleugel waren telkens vier boordwapens in de grond gedrongen. Alle acht werden ze er uit gelicht. De serienummers van Prudens boordwapens hadden we bij ons - deze stonden wel vermeld in het Missing Air Crew Report. De nummers kwamen overeen met deze die we onder de modderlaag schoonschrobden. Dit was de P-47 met serienummer 42-74631, bestuurd door 2nd Lt Harry M. Pruden Jr., een piloot uit New York City. Nog maar twee dagen daarvoor, op 29 november 1943, wist hij samen met een strijdmakker ten zuiden van Oldenburg een Me 210 neer te halen - hij mocht een halve overwinning op zijn actief schrijven. Waarschijnlijk werd Pruden als onbekende begraven, en pas na de oorlog door de Amerikaanse gravendiensten geïdentificeerd. Hij rust nu op Henri Chapelle American Cemetery (perk C, rij 15, graf 17).

De overwinnaar van het luchtgevecht boven de Vlaamse Ardennen was Oberfeldwebel Otto Schneider, een piloot van de 6.Staffel van het Jagdgeschwader 6. Hij was een 24-jarige vliegenier die een nogal steile opgang maakte in het Geschwader. Zijn eerste overwinning behaalde hij op 11 juni van dat jaar, en het luchtgevecht boven Etikhove was het vierde dat in zijn voordeel beslecht werd - wat dan weer overeenkwam met onze getuige Basiel die zich de overwinningsdrang van de Duitser nog goed herinnerde.

Otto Schneider zou Harry Pruden niet zo lang overleven. Hij behaalde nog een vijfde overwinning boven Bremen tijdens dezelfde maand december, maar op 21 februari 1944 trok de Duitse jachtpiloot aan het kortste eind.

Aan het andere eind van de wereld, ergens bij het gezin Pruden in de Verenigde Staten, was Kerstmis 1943 een uitermate trieste dag. Intussen zal hen het nieuws bereikt hebben dat Harry niet teruggekeerd was. En precies die 25ste december 1943 zou hij 21 jaar geworden zijn.

Volgens Duitse bronnen haalde Schneider de Thunderbolt neer om 12.45 uur, op een hoogte van maar liefst 9 500 meter. Niet te verwonderen dat de slag in de malse weide zo hevig was, en dat de motor wel diep zou zitten.

Hoe de rompfragmenten er uit zouden komen, bleef een open vraag. Alle getuigen stelden immers dat de piloot op het wrak lag. Hoe kon het dan dat de romp in de grond verdween ? Onze kraanman zou het raadsel snel onthullen.

Het staartwiel kwam naar boven, alsook stukken van de turbocompressor. Opeen diepte van 2,5 meter zaten we op de cockpit. De rugbepantsering diende opgeheven te worden. Daaronder zat de cockpit, helemaal opgebrand. Toch werden nog een vrijwel intact kompas en een gunsight gevonden naast talloze andere fragmenten. Het was nu wel duidelijk dat de onfortuinlijke piloot getracht had zijn machine te verlaten. Was hij net te laat ? Of raakte zijn valscherm in de staart verwikkeld, sloeg hij reddeloos naar zijn einde en belandde hij zo bovenop het wrak ? Die vraag konden we niet oplossen. Maar de man zat zeker niet meer in zijn cockpit.

Op een behendige manier lichtte de machinist nog de motor uit de diepte. Haast alle achttien cilinders er af geslagen, maar verder was de kolos nog vrij intact en heel..

's Avonds was de kuil weer gedempt. Er werd weer gras gezaaid en vet gestrooid.

De motor van de Bossenaar is er niet meer, maar weer zijn enkele vragen uit het luchtoorloggebeuren opgelost.  

De motor staat nu tentoongesteld in het Museum For Freedom te Ramskapelle/Knokke.

Cynrik De Decker 

Datum: 
01/12/1943
Serienr. / Rompcode: 
Locatie
Bossenaarstraat
Etikhove
be
Type Locatie: 
Incident
Labels: 
Bronnen: 
Missing Air Crew Report, The National Archives, Washington
Archieven John Manhro en Jan Hey (Nederland)