Stirling LJ442 te Soignies

De nacht van 19/20 november stuurde Bomber Command 266 toestellen naar Leverkühsen. Slechts vier Halifaxes en één Stirling (1,9 % van de strijdmacht) gingen hierbij verloren.

Die ene Stirling kwam in België terecht. De bommenwerper in kwestie was de LJ442 « JN-F » van 75 « New Zealand » Squadron. De reusachtige machine vloog op dat moment op een hoogte van 4100 meter – veel hoger geraakte de Short Stirling immers niet. Dit type was aan pensioengerechtigde leeftijd toe. De Stirling, de eerste viermotorige bommenwerper van de RAF, was sinds 1941 onafgebroken in de strijd betrokken. Enkele nachten later zou de Stirling immers voor de laatste maal ingezet worden bij een bombardementsvlucht.

Op Sint-Truiden vertrokken de bemanningen toen de positie van een thuisvlieger binnenkwam. De kersverse Kommandeur van de Gruppe, Oberleutnant Eckart-Wilhelm von Bonin (Bordfunker Johrden, boordschutter Zerrbach), patrouilleerde samen met Leutnant Otto Fries boven Henegouwen. De Gruppenkommandeur vertelde later ten noordoosten van Ronse een Lancaster neergehaald te hebben – maar vandaag kunnen we daar geen spoor van terugvinden. Merkwaardig is wel dat de overwinning hem toegekend werd.

Veel preciezer was Leutnant Otto Fries, die samen met zijn Bordfunker Alfred Staffa en boordschutter Ogfr Deubzer om 18.16 uur met de Messerschmitt Bf 110 « G9+EM » van Sint-Truiden gestart was. De piloot rapporteerde later :

« We gingen op nachtjacht en werden via het Himmelbett-systeem naar Raum 6C geloodst. Ik moest naar 7000 meter gaan en daar wachten. Op één kilometer hing een gesloten wolkendek, daarboven een heldere sterrenhemel met erg goed zicht.

Tegen 19.40 uur ontving ik instructies over een vijandelijk toestel op 4100 meter hoogte. Ik nam een bocht van 270° en kwam uiteindelijk in de buurt van het vijandelijk vliegtuig. En om 19.51 uur had mijn Bordfunker het toestel op zijn FuG 202 (n.v.d.s. zoekradar in de neus van de Messerschmitt gebouwd) gevonden, op zo’n 2000 meter afstand, en gidste me erheen. Ik vloog veel sneller, en toen ik het vliegtuig om 19.52 uur zag, moest ik meteen naar rechts wegduiken, om er niet voorbij te vliegen. Ik herkende het toestel als een Short Stirling. »

Maar de rugkoepelschutter, Sergeant Gilfillan, had de aanvaller opgemerkt. Meteen riep hij zijn gezagvoerder toe  om een zogenaamde « kurkentrekkerbeweging » te maken met het vliegtuig. Het was een manoeuver waartoe de Stirling zich erg goed leende, want het toestel was ondanks zijn omvang veel wendbaarder dan een Lancaster of Halifax.

Voor Otto Fries werd het niet makkelijker : « Ik zette me er achter-onder om zo in een goede schietpositie te manoeuvreren. Toen ik er zo’n 120 meter achter hing, dook het vijandelijk vliegtuig plots naar omlaag en zo kwam het recht in mijn visier.  Ik gaf een korte vuurstoot, maar die bleef zonder resultaat. Meteen ging ik er achteraan – ze schoten terug, maar zonder treffers.  Het vijandelijk toestel veranderde voortdurend van hoogte. Ik hing er zo’n tweehonderd meter achteraan, en wachtte af tot het weer rustig zou zijn. Zelf zakte ik wat dieper om uiteindelijk om 19.58 uur vanop 70 meter afstand het vuur te openen – van de rechtervleugel door de romp naar de linker. Ze schoten terug, en ik dook weg. »

Het was een goede zet van de Duitser, want achteraf getuigde piloot Noel Parker – hij was aan zijn tiende oorlogsopdracht toe :  «Uiteindelijk, toen we meenden dat de munitie van de jager opgebruikt was, werd weer een aanval uitgevoerd – de schutters hadden me hier niet voor gewaarschuwd. Ik hoorde twee explosies in de stuurboordvleugel. Er volgde geen aanval en ik hoorde niets meer van de jager.

Meteen na dat laatste salvo rapporteerde de radiotelegrafist dat hij brandstof rook, en de rugkoepelschutter zei dat de stuurboordvleugel in brand stond. Ik poogde nog door « side slipping » (n.v.d.s. een manoeuver waarbij het vliegtuig zijdelings naar beneden glijdt) het vuur te doven, maar toen ik achter me keek merkte ik een gloed in de romp – dit moest de stuurboord brandstoftank geweest zijn. Meteen gaf ik de bemanning het bevel tot springen. Niemand reageerde.  Waarschijnlijk waren ze allemaal hun valschermen aan het vastmaken en daardoor niet verbonden met de intercom. De staartschutter liet weten dat hij de deuren van zijn koepel niet kon openen. Toen ik mijn stoel verliet, nadat ik George (n.v.d.s. de automatische piloot) had ingeschakeld, zag ik de bommenrichter door het voorste luik naar buiten gaan.

Ik keek door de romp – de vlammen sloegen door de vloer. Waarschijnlijk waren nu enkele achtergebleven brandbommen ontvlamd. Ik nam mijn valscherm, en was nu echt van plan om de staartschutter te helpen. Ik klikte de rechtergesp van de parachute, en toen ik met de linker prutste... dat was het laatste dat ik me herinnerde. »

Otto Fries keek vanop afstand toe hoe zijn slachtoffer zijn einde vond : « Daarna bemerkte ik het vliegtuig links van me, de linkervleugel brandde. Het vuur breidde uit naar de romp. Het vliegtuig stortte naar omlaag en dook in de wolken. Even daarna flitste vanonder het wolkendek een inslag. »

Hiermee was Fries’ vierde overwinning bezegeld – een interessante voetnoot hierover vinden we in een Brits rapport dat in 1944 werd opgesteld. Hierin wordt gewag gemaakt van een Duits radiobericht dat de Britten afluisterden : « Er werd een bericht onderschept van een jager die in de regio Sint-Truiden van 19.43 uur tot 20 uur patrouilleerde, en die om 20 uur een overwinning bevestigde. Van zijn basis kreeg hij te horen dat zijn « Sieg Heil » ten zuiden van Brussel gesitueerd was. De jager opereerde op een hoogte van 12000 voet, wat overeenstemt met die van de Stirling op het moment dat die aangevallen werd. »

Meteen daarna zette Fries koers naar Sint-Truiden waar hij om 20.34 uur landde. De piloot gaf bevel tot springen, dat was rond 20.30 uur.

F/Sgt Jack Hyde, de navigator, was een van de drie die de Stirling kon verlaten. Hyde was zwaar gewond en werd door de Duitsers naar het gevangenishospitaal van het Brusselse Sint-Gillis gevoerd, waar hij vier maanden zou verblijven vooraleer naar een krijgsgevangenkamp te worden gerepatrieerd.

Waarschijnlijk werden Sergeant Stanley Watkins (boordmeccano, 26 jaar, geïdentificeerd aan zijn kledij), Flight Sergeant William Kell (radiotelegrafist, 23 jaar), Sergeant William Gilfillan (rugkoepelschutter) en Sergeant Michael Day (staartschutter, 19 jaar – men vond zijn naam op een briefomslag terug) gedood door het granaatvuur van de aanvallers, want de vier stortten mee met de Stirling te pletter bij de dorpskom van Horrues, bij Soignies (Zinnik). Vandaag vinden we hun graven terug te Chièvres.

Drie mannen konden springen en zo in leven blijven. Flight Sergeant Noel Parker, een 27-jarige Australiër uit New South Wales, kwam hard tegen de aarde terecht :

« Ik verloor het bewustzijn, en toen ik acht uur later weer bijkwam merkte ik dat mijn valscherm en reddingsvest al weggenomen waren – waarschijnlijk gepikt door iemand die dacht dat ik dood was. Een zijde van mijn aangezicht en een oog waren zwaar toegetakeld, een nekbeen en drie ribben gebroken... Later hoorde ik dat het vliegtuig in de lucht ontploft was en ik kan enkel geloven dat ik eruit werd geslingerd... Nogal beduusd en verward wandelde ik over het veld, tot ik een hoeve zag waar licht brandde. De boer liet me binnen, gaf me wat melk en liet me overnachten.

De volgende ochtend, rond half vijf, stond ik op en trok naar Neufvilles, maar ik verschool me onderweg weer in een stalletje. Pas ‘s avonds, rond half zes, ging ik weer op pad. Even buiten het dorp kwam een klein meisje op me af dat vroeg of ik een Engelsman was. Ik trok mijn vliegoverall uit, begroef deze in een gracht, en volgde het meisje naar haar thuis. De mensen daar verzorgden de snijwonden in mijn gezicht, verbonden mijn gebroken ribben en stopten me in bed. »

De volgende dag kreeg piloot Parker een jas, een hoed en een sjaal en fietste hij in het gezelschap van een Belg naar Braine-le-Comte, waar zijn verdere ontsnapping via de Komeetlijn geregeld werd.

Sergeant Robert Griffith de 22-jarige navigator uit Liverpool, die vannacht zijn zesde opdracht vloog, landde bij Masnuy St. Pierre, schoof wat aarde over zijn valscherm en kreeg diezelfde avond van de behulpzame bevolking een lange jas, en begon daarna een dagenlange zwerftocht die hem uiteindelijk tot in het Franse Rouvrel bracht. Daar werd hij opgemerkt door een boer, die onder Griffiths jas zijn uniformbroek opmerkte – de Fransman meende dat de navigator een Duitse deserteur was. Dezelfde landbouwer hielp Robert Griffith in de Komeetlijn. Begin februari 1944 stonden beiden in Gibraltar.

Eind jaren ’80 werden door het Brusselse Luchtvaartmuseum resten van de staart van de Stirling LJ442 uit de Zenne geborgen. In oktober 1987 keerde Jack Hyde naar Soignies terug om bloemen te leggen op de graven van zijn kameraden.

 

 

Datum: 
19/11/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Soignies
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Luchtslag om Berlijn en Nürnberg, De Krijger, Erpe, 2007
Abschussmeldung 19.11.43, archief Otto Fries
Report on loss of aircraft on operations Stirling III N°.LJ.442, The National Archives, Kew