Messerschmitt Bf 110 bij Maldegem

De Duitse nachtjacht was een verschrikkelijke bedreiging voor de bommenwerpers van de RAF. Heel wat Duitse piloten behaalden scores die in de tientallen liepen. Ook Leutnant Guido Krupinski was aardig op weg om een aas te worden. Tussen november 1943 en februari 1944 behaalde hij drie overwinningen. Hij was lid van de 11.Staffel van het Nachtjagdgeschwader 1, een eenheid die op dat moment op de Nederlandse basis Leeuwarden gestationeerd stond, maar die in februari 1944 ook al eens opereerde vanop de piste Bergen-aan-Zee.

Tijdens de nacht van 25/26 februari 1944 werd hij weer ingezet voor een strooptocht naar Lancasters en Halifaxes. Op dat moment vlogen de nachtjagers reeds met radarapparatuur die hen in staat stelde om vanop een aanzienlijke afstand een vijandelijk toestel in het donker te detecteren.

Tijdens die periode van het luchtoorloggebeuren bleven de nachtjagers binnen een straal van een paar honderd kilometer van hun basis. Als een moeizame achtervolging hen verder bracht, moesten ze een andere basis weten te vinden, die dan ook nog eens beschikte over nachtverlichting.

Die nacht bevond Guido Krupinski zich in zijn Messerschmitt (serienummer 720151 – rompcode G9+CZ) een heel eind van Leeuwarden. Het lijkt ons dat hij de Nederlandse kustlijn afgeschuimd had, van de Friese eilanden tot boven Zeeuws-Vlaanderen. Was hij de oriëntatie kwijt ? De vluchtroute lijkt ons nu erg vreemd. Feit is dat zijn brandstoftanks leeg liepen.

Hij stortte bij Maldegem neer. Naar verluidt zouden ze toch nog het vliegtuig verlaten hebben met hun valscherm, maar waren ze te laag en stortten zo te pletter.[1] Samen met de 21-jarige piloot stierven ook zijn boordmarconist, Unteroffizier Franz Lachenmayer (24 jaar) en de boordschutter, Obergefreiter Hans Haase (24 jaar). Hun graven vinden we vandaag te Lommel.[2]

Dit verlies had echter nog een dramatisch gevolg. Het duurde enige tijd vooraleer de crash gerapporteerd was in Bergen-aan-Zee, naar verluidt waren de telefoonverbindingen verbroken. Op de nachtjachtbasis hoopte men dat Krupunski en zijn twee kompanen ergens in de Noordzee lagen te dobberen in hun reddingsbootje. Van zodra het licht was, stegen vanop de piste Bergen-aan-Zee twee ervaren bemanningen om hen op te sporen. Het waren Leutnant Rolland, de Kommandoführer, en Feldwebel Vinke. Beiden volgden het spoor van Krupinski – ze daalden de Nederlandse kust af, en vlogen zo verder langsheen de Belgische kust – de crashplaats waren ze natuurlijk al lang voorbijgevlogen – en tot bij de Franse kust. Om hun kameraad te redden namen ze grote risico’s – een nachtjager was overdag een makkelijke prooi voor de Royal Air Force. En vooral in de gedaante van de Belgische Typhoon-vlieger Raymond “Cheval” Lallemant, die op dat moment net boven die sector vloog. Hij had de twee grijze Messerschmitts boven de Noordzeegolven herkend en haalde met zijn kanonnen de eerste neer – het was die van Heinz Vinke, een van de gangmakers van de Duitse nachtjacht, met maar liefst 54 overwinningen. Hij en zijn bemanning zijn nog steeds vermist. Vervolgens zette de Belg de achtervolging in op Rolland, die slechts met de grootste moeite aan zijn belager kon ontkomen door zijn motoren op maximum toerental over te schakelen – iets wat een Daimler Benz maar enkele minuten kon volhouden.

Pas nadat men het nieuws over de dood van Vinke in Leeuwarden met ontzetting vernomen had, sijpelde het bericht binnen dat de lichamen van Guido Krupinski en zijn bemanning bij Maldegem gevonden waren. De zoekactie was een maat voor niets geweest.




[1] Ab A. Janssen « Wespennest Leeuwarden », deel 3, blz.160

[2] blok 63, respectievelijk graven 299, 374 en 300

 

Datum: 
26/02/1944
Serienr. / Rompcode: 
Personalia: 
Krupinski Guido
Locatie

Maldegem
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik: Vleugels boven het Meetjesland, De Eecloonaer, Eeklo, 2008