Lancaster te Evergem

Tijdens de nacht van 8/9 juli 1943 was Keulen nogmaals het doelwit van Bomber Command. Het ging om een formatie van 282 Lancasters, voorafgegaan door zes Mosquito-doelmarkeerders. De verliezen zouden meevallen; zeven bommenwerpers keerden niet naar Groot-Brittannië terug.

Een ervan was de Lancaster ED947 (rompcode DX-G) die die avond om 22.16 uur van het vliegveld Scampton opgestegen was – de thuisbasis van 57 Squadron.

Een inlichtingsagent van het weerstandsnetwerk Marc rapporteerde de overvlucht van de geallieerde formatie boven Gent. Omstreeks halfeen nam hij een schijnsel waar, waarvan hij meende dat het een lichtkogel was. Eigenlijk was het een brandende bommenwerper die Gent naderde. Het toestel nam vervolgens een bocht naar het oosten.

In die viermotorige Lancaster zat ondermeer Sergeant John Twigg, de navigator – hij en zijn bemanning vlogen hun vierde missie :

“Tijdens de briefing kregen we te horen dat er over het hele traject wolken zouden hangen. Maar bij het kruisen van de Belgische kust was de nacht glashelder. Op een bepaald moment hoorden we twee luide knallen en de binnenste stuurboordmotor vatte vuur. We vlogen iets hoger dan 22 000 voet en waren niet ver van Gent. De piloot gaf het bevel om te springen.”

De bemanning wist blijkbaar ook niet precies wat haar overkwam. Het is goed mogelijk dat de Lancaster door een eenzame nachtjager onderschept werd. We tippen dan op Oberleutnant Heinz-Martin Hadeball van de 12.Staffel van het Nachtjagdgeschwader 4, die een overwinning claimde om 00.40 uur, terwijl hij met zijn tweemotorige Messerschmitt op een hoogte van 6700 meter vloog. Blijkbaar hoopte de gezagvoerder, Sergeant Hillary C. Lewis, nog te kunnen ontsnappen, want boven Oosteeklo dropte hij de bommen, waarschijnlijk om gewicht te besparen. De gevolgen van deze beslissing waren verschrikkelijk.

Het grootste deel van de lading kwam terecht in het bos van de burgemeester van de gemeente, aan de Oosthoek. Eén bom had echter fatale gevolgen – deze kwam terecht in de beerput van Camiel Scheir en vernielde zo drie huizen in de Muikemstraat en veroorzaakte zes dodelijke slachtoffers.

De tweewoonst van de families Camiel Scheir en Camiel Van Laere werden totaal vernield. Een derde woning die vlakbij stond, van de familie Ivo Hesta, vatte vuur en werd ernstig beschadigd door brand.
In de drie families vielen telkens twee slachtoffers te betreuren.
In het gezin van Ivo Hesta vond zijn echtgenote Elodie Baeke (60 jaar) en oudste dochter Maria Hesta (39 jaar) de dood.
Maria Hesta was gehuwd met August De Muynck en liet een ernstig gekwetste echtgenoot en drie minderjarige kinderen achter.

Verder kwamen Camiel Scheir, de 72-jarige weduwnaar van Leonie Baeke en zijn 37-jarige zoon Charles Louis Scheir om het leven.
In het derde gezin kwamen de beide ouders Kamiel Van Laere (50 jaar) en Martha Dellaert (46 jaar) om het leven.

Noël De Muynck verloor die rampzalige nacht zijn moeder en grootmoeder. Hij vertelde zestig  jaar na de feiten :

,,Mijn broer Marcel had toen een besmettelijke ziekte, zodat ik de dagen vóór de tragedie ten huize van grootvader Ivo Hesta sliep.
Die dag ging ik met Camiel Hesta naar een wielerwedstrijd kijken in de wijk De Haan. ’s Avonds ging ik met moeder denappels rapen. Door het gebrek aan brandstof, kolen waren moeilijk te vinden, werden de denappels gebruikt om de kachel aan te maken. Op de terugweg drong moeder er op aan dat ik, ondanks de besmettelijke ziekte van mijn broer, thuis sliep. Het was alsof ze een voorgevoel had van wat gebeuren zou.

Omstreeks middernacht werden we gewekt door het lawaai van vliegtuigmotoren. Vader waarschuwde dat er geen gevaar dreigde. Het ging niet om vijandige toestellen. In die tijd gingen vader en moeder om de beurt buiten kijken om te zien welke vliegtuigen er overvlogen.

Even later hoorde Noël een fluitend geluid, meteen gevolgd door een geweldige knal van een inslaande bom. Het projectiel was vlakbij neergekomen. De omgeving werd in duisternis gehuld. De aangerichte schade was enorm. Drie huizen werden door de knal uiteengereten. De brokstukken lagen overal in het rond. Ik kon me samen met mijn twee broers vrij vlug in veiligheid brengen. We bleven alledrie ongedeerd.

De woning was haast helemaal ingestort. Slechts een zijmuur stond nog deels overeind. Meteen gingen we op zoek naar onze ouders. Even later werd vader zwaar gekwetst onder balken en puin in de kelder gevonden.

Naar moeder zoeken duurde nog iets langer. Inmiddels kwamen een aantal buren ter hulp. De familie Welvaert was als eerste ter plaatse en hielp zoeken in de duisternis.
Moeder werd gevonden onder het puin van een ingestorte muur. Ze was levensgevaarlijk gewond en kon geen verstaanbaar woord meer spreken.

Er volgde een volkstoeloop van jewelste, maar voor zes Oosteeklonaren kwam alle hulp te laat.
Vader en moeder werden ernstig gekwetst overgebracht naar het ziekenhuis in Assenede. Later vernam ik dat moeder ter hoogte van Nieuwburg overleed. Vader had een lange revalidatie voor de boeg. Hij was ernstig gekwetst aan een been en voet. Lange tijd verbleef hij in het ziekenhuis en diende zich later met krukken te verplaatsen. De kost verdienen voor de drie kinderen kon toen niet meer.

Ik werd samen met mijn twee broers opgevangen in verschillende gezinnen. Gedurende zes maanden verbleven we bij meerdere familieleden. Alle huisraad en kledij werd ten gevolge van het drama vernield. Om de eerste nood te lenigen, kregen we kleding via Winterhulp…”

Na het bombardement werd een boomkapelletje opgehangen. De woonhuizen die achter de notelaar stonden werden totaal verwoest. Later werd er door Cyriel Van de Keere een stenen kapelletje gemetseld.

Eind 1943 werd het gezin herenigd toen vader Gustaaf De Muynck hertrouwde.
Voor Noël De Muynck had het drama nog andere gevolgen. De kindertijd was plots voorbij. Daar vader niet meer kon werken, zat er voor Noël niets anders op dan zijn studies stop te zetten en de kost te verdienen.
Het gebeuren van toen blijft voor de rest van zijn dagen in het geheugen gegrift. Op enkele seconden tijd kreeg Noël De Muynck zijn leven een totaal andere wending.[1]

De Lancaster ED749, die de dodelijke last had gedropt, bleef misschien nog enkele minuten in de lucht, maar de piloot zag in dat zelfs met het lichtere vliegtuig, niets uithaalde en hij gaf zijn bemanning het bevel om te springen.

Om 00.35u. zag een weerstandsagent vijf valschermen uit het vliegtuig komen, dat vervolgens om 00.38u., na Kluizen overvlogen te hebben, op de Nest, tussen Doornzele en Evergem,  tegen de aarde sloeg.

Wie die opmerkzame inlichtingsagent was hebben we niet kunnen achterhalen, maar mogelijks was het Rijkswachter Erbo, een man die gestationeerd was in Terdonk, langsheen het Kanaal Gent-Terneuzen. Die nacht begeleidde hij samen met een collega toevallig een munitietransport voor het Geheim Leger. In Doornzele zouden ze het kanaal oversteken, toen ze een gewonde vliegenier in het donker zagen staan. De man stelde zich voor als Stevenson. Rijkswachter Erbo zou zich over de man ontfermen, terwijl zijn collega verder trok met de wapens.

Die vliegenier was Sergeant James Stevenson, de man die de rugkoepel van de Lancaster bediende en licht gewond was. Na zijn landing had hij al aan diverse deuren aangeklopt, maar telkens werd hij wandelen gestuurd. De laatste zou iemand geweest zijn die sympathiseerde met de bezetter. En die zou gezien hebben hoe Rijkswachter Erbo met de gewonde vliegenier in de nacht verdween.

Aanvankelijk was de Brit wantrouwig tegenover de geüniformeerde man. Erbo sprak enkel Vlaams en de boordschutter begreep niet wat er gebeurde. Zijn redder nam hem mee naar zijn kantoor, en belde er alvast dokter D’Have uit Evergem. De arts was bezig met het verbinden van de wonden op het moment dat de Duitsers het kantoor binnenkwamen – waarschijnlijk op aansturen van de collaborateur die Erbo met de vliegenier gezien had. Iedereen zat nu in een lastig parket. Stevenson werd meegenomen. De Rijkswachter besloot onder te duiken tot het einde van de oorlog.[2]

De overige vliegeniers trachtten elkaar die nacht te vinden – ze floten en riepen in het duister. Sommigen klopten aan, maar heel wat bewoners durfden de deur niet te openen, of begrepen niet wat er gaande was. De Duitsers wisten de volgende dag zes vliegeniers gevangen te nemen, die om 16.58u. naar het Sint-Pietersstation gebracht worden voor een treinrit naar Brussel. Deze zes mensen, aldus onze informant, waren gekwetst maar konden nog lopen. Eén van hun makkers was op dat moment nog op de vlucht – de navigator John Twigg :

“Nadat ik uit het toestel was gesprongen, trok ik nog zowat twintig kilometer in de richting van de kust. De volgende ochtend werd ik echter gevangen genomen. Ik werd naar de gevangenis van Sint-Gillis gevoerd waar ik de rest van de bemanning terugzag.”

Van Sint-Gillis ging het naar het Durgangslager (Dulag) van Frankfurt, een kamp waar alle neergekomen geallieerde vliegeniers tijdelijk werden ondergebracht en op een geraffineerde manier ondervraagd. Vandaar werden ze verspreid. Flying Officer Hillary C. Lewis, de piloot, ging naar Stalag Luft 6 (Heydekrug). De boordmeccano, F/Sgt John Yeeles sleet de rest van de oorlog in Stalag  Luft 1 (Barth Vogelsang).

De Flight Sergeants John R. Twigg, navigator; William N. Bailey, bommenrichter;  Joseph A. Hodgson, radiotelegrafist, en de boordschutters James G. Stevenson en de Canadese Warrant Officer Howard Dewar werden in een veewagon naar het Poolse Stalag 357 (Kopernikus) getransporteerd. John Twigg en zijn kompanen beleefden er een beroerde tijd :

“De eerste acht maanden viel het allemaal nog mee. Onze karige dagelijkse maaltijd werd eens afgewisseld met een Rode-Kruispakket – maar dat slinkte naarmate de oorlog vorderde. Toen de Sovjets het kamp naderden werden we weer op transport gezet, naar Fallingbostel. En later moesten we nog een maand lange voettocht door de winter doorstaan. Op een dag werd onze kolonne van zo’n 250 man door Britse Typhoons met raketten beschoten. Zo verloren we we 31 mensen, ook een aantal Duitsers stierven in die aanval. Uiteindelijk werden we op een nacht door onze bewakers achtergelaten. ’s Ochtends ontmoetten we een motorrijder die ons de raad gaf naar Luneburg te trekken, zowat honderd kilometer verder. Een week later waren we terug in Groot-Brittannië.”[3]




[1] Dood en vernieling te Oosteeklo, door Jacky Claeys, op www.oosteeklo.be

[2] Guy Erbo :”De Familie Erbo - Geschiedenis mijner familie”

[3] Wim Govaerts : Lancasterverliezen in België, deel 2

 

Datum: 
09/07/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Muikemstraat
Evergem
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik: Vleugels boven het Meetjesland, De Eecloonaer, Eeklo, 2008