Lancaster te Bavegem

Toen de oorlog uitbrak, was de Nieuw-Zeelander John Lawrie zestien jaar. Hij had op twaalfjarige leeftijd school verlaten om op de boerderij van zijn ouders in Taranaki te helpen. Op zestienjarige leeftijd besloot hij de luchtmacht te vervoegen. Hij droeg in zich de stille wens terug te keren als officier.

John studeerde tot hij zijn oproepingsbevel kreeg. Hij vertrok naar Canada, om op 13 augustus 1943 in Groot-Brittannië te arriveren.

In november van datzelfde jaar kwam een zoveelste groep Australiërs naar het avondland. Tussen hen bevond zich de sergeanten Lindsay "Sam" Burford uit Adelaide en Robert "Bob" Chester-Master uit Queensland, twee boordschutters. Op dat moment hadden ze al een lange tocht achter de rug. Vanuit Australië staken ze aan boord van de "Lurline" de Stille Oceaan over en ontscheepten ze in San Francisco. Vandaar spoorde het tweetal door heen de Verenigde Staten, naar New-York. Onderweg zagen beide "Aussies" voor de eerste maal in hun leven sneeuw. In de haven van New York, in de schaduw van het Vrijheidsbeeld, ging het tweetal aan boord van de overvolle schuit die de naam "Samaria" droeg.

Na hun aankomst in Groot-Brittannië zouden ze hun training afronden, en wat belangrijker was, opgenomen worden in een bemanning. Begin '44 werden Sam en Bob naar de 17 Operational Training Unit te Silverstone gebracht - nu een racecircuit, maar toendertijd een vliegveld waar bommenwerpersbemanningen werden gevormd aan boord van Wellingtons. De twee Australiërs kregen het gezelschap van een "vreemdeling", de Schotse Sergeant George Durland uit Birmingham. Het drietal vloog aanvankelijk met verscheidene piloten. George was de radiotelegrafist en de twee Australiërs waren de boordschutters. Op Silverstone maakten ze kennis met de Nieuw-Zeelander John Lawrie. Hij was steeds vergezeld van zijn Schotse boordmeccano Sgt Tom Young, alsook van Sgt Martin Carter, een ernstige Londenaar die de bommenrichter was en een Australiër, Sergeant Reginald Orth.

Nadat de bemanning gevormd was ging de training verder op de "heavies". Eerst kwam de Stirling aan de beurt, en eenmaal zij een vliegtuig met vier motoren wisten onder controle te houden, kregen ze een tiendaagse omscholing op Lancaster.

Dan werd de bemanning "operationeel" beschouwd, en werden zij doorverwezen naar het 514 Squadron, dat te Waterbeach stond.

Dit squadron was één van de weinige dat met Lancaster MkII vloog die uitgerust waren met de Bristol Hercules-stermotoren. Eind mei 1944 stortte er zo een te Schendelbeke.

De bemanning werd ingezet boven het invasiefront. De meeste raids vlogen zij met de Lancaster JI-U, bijgenaamd 'The Swoose'. De bemanning vond immers dat JI-U de gracieuze lijnen had van een zwaan (swan), maar het uithoudingsvermogen van een gans (goose). 'The Swoose' voerde haar bemanning naar Stuttgart, alsook naar Noord-Frankrijk. Tijdens de elfde missie doorboorde een flaksplinter een hydraulische leiding van 'The Swoose'. John Lawrie bracht de Lancaster terug naar Waterbeach maar maakte tengevolge het defect een ruwe landing. 'The Swoose' zou voor onbepaalde tijd in de hangars logeren.

In de ochtend van 12 augustus stond "The Swoose" nog steeds in reparatie. Lawries bemanning stond op het krijtbord ingeschreven en zou vannacht een missie vliegen.

Op dat moment had het 514 Squadron ook enkele Lancaster Mk I's staan, welke uitgerust waren met Merlin-lijnmotoren. Lawrie kreeg voor die nacht zo'n machine aangewezen. De bemanning was er niet over te spreken; naast het feit dat deze Lanc met motoren vloog welke ze niet gewend waren, was ook de elektronica aan boord helemaal anders. De 'JI-G' (G for George) LM180 had een H2S navigatieradar in de buik gemonteerd, terwijl in de staart een Fishpound-radar zat, welke hen zou verwittigen tegen aanvallende nachtjagers. 'Fishpound' verving de 'Monica'-staartradars. Het was immers gebleken dat de Luftwaffe de frequentie van de Monica's opzocht en zo de bommenwerpers makkelijker kon vinden, wat zeker niet de bedoeling was. Maar Monica had ook zo zijn voordelen, en de bemanning kende het apparaat door en door, terwijl H2S en Fishpound onbekende instrumenten waren.

"De moed zonk in m'n schoenen", herinnerde George Durland zich. "Die nacht zonder Monica leek het alsof onze ogen met oogkleppen bedekt waren."

Maar er zat niets anders op dan het materiaal te verzamelen. Ze gingen naar de briefing en rookten hun laatste sigaret vooraleer zij de Opel-fabriek in Russelheim zouden bombarderen. Sam Burford was een kettingroker geworden. Hij had voortdurend tandpijn en meende met sigaretten de pijn te verzachten. Tandpijn was een van de vele kwalen die vliegeniers op grote hoogte trof.

Het was de twaalfde missie voor de bemanning. John Lawrie had zijn eerste missie als co-piloot met een meer ervaren bemanning gevlogen en was aan zijn dertiende toe. Hij was die nacht van 12/13 augustus 1944 net één jaar in Groot-Brittannië.

De bemanning kroop in de bommenwerper. Bob Chester-Master wrong zich in de staartkoepel en sloot de deuren achter zich. Sam kroop in zijn rugkoepel terwijl de rest van de bemanning naar de neus ging om de posities in te nemen. Om 21u.30 taxiede G for George over de startbaan. Op 100 voet hoogte draaide John zich reeds met de neus naar het Kanaal. G-George was geladen met de 4000-pound-Cookie en met enkele containers brandbommen. De koers naar het doelwit was ongewoon direct. Terwijl 297 bommenwerpers richting Russelheim vlogen, zetten er bijna evenveel bommenwerpers koers naar Brunswick. Boven Oostende draaide de stroom 160° oostwaarts. Op 10 000 voet greep de bemanning naar de zuurstofmaskers. Een heldere maan verlichtte het West-Europese landschap.

G for George dreunde verder. Soms waren even andere bommenwerpers waar te nemen, maar doorgaans vlogen de bemanningen in hun eentje naar het doelwit. John riep zijn mannen regelmatig op, om te controleren of ze nog wakker waren.

Ze kruisten de Rijn. Zoeklichten zwaaiden doorheen het nachtelijk uitspansel, spoortrekkers van de flak zochten naar de silhouetten. Bij het naderen van het doelwit nam Martin Carter, de bommenrichter van het gezelschap, vanuit de neus de besturing van de Lancaster over. "Bomdeuren open. Hoofdschakelaar om. Bommen geladen". Lawrie herhaalde de woorden van zijn bommenrichter.

G for George veerde even omhoog als de Cookie en de brandbommen werden losgegooid. Uit de neus klonk het gepolijste accent van de Londense bommenrichter : "No hang-ups, skipper."

Lawrie duwde de stuurkolom van zich weg. Door deze duikvlucht won hij snelheid en kon hij zo snel mogelijk uit het doelgebied geraken. Reginald Orth legde de laatste hand aan de berekeningen voor de vlucht over België. Het was enkele minuten over middernacht in de ochtend van 13 augustus.

De maan verschoof naar stuurboord als ze terug van koers veranderden. Spoedig daalde G for George terug onder 10000 voet. De zuurstofmaskers konden losgekoppeld worden en de schroefdoppen werden van de thermosflessen met koffie gedraaid.

Ondertussen kruiste G for George de Maas.

In de cabine van een nachtjager lichtte een kleine vlek op de boordradar. De radar-operator gaf de nodige aanwijzingen aan zijn piloot, deze laatste klikte met de duim de veiligheidsknoppen van zijn kanonnen op 'vuur' en de rode lichtjes schenen op zijn boordpaneel. Daar hing de bommenwerper. Het was John Lawries Lancaster.

Vanuit zijn staartkoepel zag Bob Chester-Master plotseling een stroom groene lichtkogels vanop 300 meter afgevuurd worden. Sam Burfords rugkoepel was naar bakboord gericht, maar ook hij zag de groene strepen flitsen en hoorde de schreeuw in de intercom : "Jager !!! kurketrekker stuurboord, GO !"

Bob draaide reeds zijn toren, terwijl John een eerste maneuver maakte naar bakboord. Hij zag de buik van de nachtjager. Bobs vier Brownings en Sams rugkoepel volgden de schaduw, en zendden vervolgens een stroom rode spoortrekkers in lange salvo's naar de aanvaller. Sam zag hoe zijn schoten doel troffen, Bob bemerkte hoed de stuurboordmotor van de nachtjager vuur vatte en was zeker dat hij goed gericht had.

De Lancaster helde over naar bakboord, de jager was weg. Nog een geluk, John had immers doffe slagen van inslaand kanonvuur in de vleugels gehoord. George Durland luisterde naar de intercom. Niemand zei iets over de jager, geen woord.

Het is ons niet gelukt na te gaan of deze claim, die achteraf door de RAF aan de bemanning toegewezen werd, echt een verlies voor de Luftwaffe betekende. We weten slechts dat bij Sint-Truiden een Bf 110 van de 2./NJG 4 neerstortte. De piloot, Leutnant Wolfgang Marstaller werd gedood, samen met Unteroffizier Erhard Hurny. Het derde lid van de bemanning, Obergefreiter Kurt Dietzman werd gewond.

John Lawrie riep zijn bemanning op. Niemand was geraakt. Het geluk was met hen. Voorlopig toch. Enkel een schot voor de cockpit had de romp doorboord.

De bommenwerper werd zwaar in Johns handen. Dan klonk de stem van Sam, de rugkoepelschutter over de intercom : "Skipper... stuurboord-binnen staat in brand".

Tom Young keek zijn panelen na. Er was blijkbaar geen enkel teken van schade. Sam werd aangemaand kalm te blijven. "Kom dan zelf kijken", schreeuwde hij ontzet. "Ik zie er f...ing grote vlammen uitkomen !".

John knikte en vroeg zijn meccano de Graviner-brandblusser te gebruiken. De propellor werd in vaanstand gezet.

"Ik zie nog steeds gensters, skipper", rapporteerde Sam.

John worstelde nog steeds met de stuurkolom. De stuurboordbinnenmotor gaf immers kracht voor het hydraulische systeem.

Sam riep terug : "Skipper, ik zie brandstof over de bakboordvleugel vloeien !".

Young keek terug naar zijn instrumenten en duwde zijn masker tegen zijn gezicht... "Misschien is het koelvloeistof..."

Ondertussen ging het van kwaad naar erger. Met drie motoren kon je naar huis vliegen. Maar als de hydraulische leidingen stuk waren, waardoor ze de koelvloeistof verloren waardoor de bakboordmotoren zouden oververhitten, zouden ze slechts met twee stuurboordmotoren vliegen.

"Navigator, geef me de koersinstructies naar Manston."

Manston was de dichstbijzijnde basis op Brits grondgebied. Het was de enige hoop voor een kreupele bommenwerper. Dan, op 3000 voet, begaven de bakboordmotoren het.

Het toestel was nu in glijvlucht. John hield de stuurkolom naar zich gericht. "Parachutes on"...

Bob Chester-Master had gewacht in zijn staartkoepel voor naderende jagers. Hij opende de deur en kroop naar voor waar zijn parachute hing, naast het Elsan-toilet. Hij vocht ermee, zijn trillende handen verhinderden hem de klemmen te verbinden. Hij was niet de enige die bang was.

Met een valscherm omgord kon hij niet zo makkelijk terug in de koepel kruipen. Hij opende het luik.

Het verlichte landschap leek erg dichtbij, slechts enkele honderden voet. In de neus had Martin het voorste luik geopend. Achter zijn positie, op het vliegdek, reikte Tom young een valscherm naar zijn piloot. John hield het stuur nog steeds hard naar zich toe gedrukt. De piloot schudde het hoofd. Hij kon de stuurkolom niet lossen, anders zou het vliegtuig onvermijdelijk in een steile duikvlucht gaan. Hij gebood zijn Schotse meccano naar voor te gaan. Dan kwam Reginald Orth, de navigator.

Deze stak zijn arm uit en klopte op Johns knie. Dan ging ook hij naar de neus.

Sam, de rugkoepelschutter, en George, de radiotelegrafist, gingen naar de staart. George stak de intercom-plug in. Het landschap flitste door het luik aan hen voorbij. Misschien kon de piloot een noodlanding maken. Na enige tijd kon George niet langer wachten. "Skipper, mogen we springen ?"

Maar in de intercom bleef het stil. John worstelde nog steeds met de controle. George wachtte nog even. Dan : "George hier, kunnen we springen, over ?"

Er was een moment van ruisende stilte, waarna even later de stem van John Lawrie kraakte : "Piloot aan bemanning. Bale out ! Bale out !"

George trok de plug van zijn microfoon terug uit, klopte Sam op de schouder en schoof na zijn vriend door het luik in de nacht.

George voelde hoe zijn parachute openviel, sloeg tegen de grond en voelde een pijnscheut doorheen zijn rechterbeen, waarna iets kraakte.

In Bavegem voelde schoenmaker Nestor Van der Heyden hoe de grond daverde achter zijn huis, gevolgd door het geklingel van de ruiten. Iedereen in Bavegem snelde naar buiten. De fruitbomen brandden, de takken zwaaiden nog in het gele licht. Een enorme krater was net achter de huizen ontstaan. De brandstof brandde, het metaal smolt.

Het was ongeveer 1u.30 op zondag 13 augustus 1944. Een volle maan, John Lawries 13de operatie, zijn laatste. Hij was exacte één jaar ervoor, op 13 augustus 1943, in Groot-Brittannië gearriveerd. Zijn Lancaster van één van de dertien die die nacht verloren gingen. Zijn eigen machine, "The Swoose", zou terug gerepareerd worden, om neergeschoten te worden boven Frankfurt, juist één maand later, op 13 september.

Bob Chester-Master sloeg hard tegen de grond, zijn enkel deed pijn. Hij kroop in een hooiberg, verborg zijn valscherm, en verborg zich voor de nacht. Hij wist niet hoe laat het was. Zijn horloge was van zijn pols gerukt.

George Durland leed erg veel pijn, zijn rechterbeen was gebroken. Hij kon nergens heen.

Sam Burford had meer geluk. Zijn parachute hing in een boom. Hij kon zichzelf vrijmaken en ging op weg. Martin Carter kwam niet ver. Hij was geschokt door het verlies van zijn piloot.

Navigator Reginald Orth ging zuidwaarts, in de hoop de optrekkende troepen te bereiken. Tom Young maakte zijn valscherm los en rende weg. Hij viel in een gracht, oververmoeid, en viel in slaap.

Bij het eerste morgenlicht ging Nestor Van der Heyden een kijkje nemen naar de enorme krater die achter zijn woning te Bavegem onstaan was. Hier en daar knalde nog een patroon, driekwart van de huizen van het dorp had glasschade. Tussen de verwrongen stukken aluminium lag een stukje van wat ooit een mens was, een hand, een stukje uniform... De schoenmaker raapte het op en stopte het in zijn vestzak. In zijn tuin begroef hij wat overbleef van John Lawrie. Hij zette er bloemen op.

Ondertussen gingen de overige zes op stap door bezet gebied. Sam Burford werd opgepikt in La Hulpe, waar hij ondergebracht werd bij de families Marroyen en Labiau. Samen met Lucien Labiau nam de Australiër deel aan enkele gewapende acties.

De staartschutter, Robert Chester-Master, kwam in Sint-Lievens-Houtem terecht.

Navigator Reginald Orth sukkelde enkele dagen doorheen de Denderstreek; hij vond onderdak in in het gezelschap van Ewell Riddle, de 95 Bomb Group staartschutter. Ewell, die een gepolijste vorm van Amerikaans Engels sprak, verwittigde zijn helpers, de familie Coppens uit Denderhoutem.

De gewonde George Durland werd gevangen genomen. Tom Young kwam in Brussel terecht. De vijf ontsnapten namen in september 1944 het vliegtuig op Melsbroek.

Reginald Orth bleek niet meteen een makkelijke te zijn. Wanneer hij bij de familie Coppens in de Vondelen Ewell Riddle vervoegde, werd deze laatste meteen argwanend. Ewell begreep immers geen yota van het Engels dat de Australiër sprak, en voor vader en moeder Coppens waren het een heleboel kopzorgen erbij. Hadden ze een dubbelspion binnengebracht ? Vader Coppens hield hem nog enige tijd met een revolver onder bedreiging. De chef van de Witte Brigade bezat een uitzendpost en via de BBC kwam algauw het bericht dat Reg Orth veilig was. De Australië was echter ongedurig geworden. Hij wist maar al te goed dat de Duitsers aan het terugtrekken waren, en smeekte om een wapen om de strijd verder te zetten. Een wapen kreeg hij niet, maar wel veel eten. "It's too much" prevelde de beschermeling dankbaar. Vader Coppens kende niet zo veel Engels "Nu wil hij nog tomaten ook !", vertelde hij zijn vrouw bars.

Op 7 september werden beide vliegeniers in Brussel afgeleverd.

Simone Kieckens vergezelde als lid van het Rode Kruis het identificatieteam waar de resten van John Lawrie opgegraven werden. Zijn schamele overblijfselen lagen in een metalen door van Pacha Chicorei. Nadat de soldaten er zich van vergewist hadden dat hier een piloot gestorven was, brachten ze een militaire groet. John Lawrie werd posthuum bevorderd tot Pilot Officer, maar keerde nooit naar Nieuw-Zeeland terug. Hij ligt begraven op het Antwerpse Schoonselhof.

Datum: 
13/08/1944
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Kerkkouterstraat
Bavegem
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996