Halifax bij Fronville

Oberleutnant Henseler onderschepte om 20.43 uur bij Fronville, zo’n acht kilometer ten zuiden van Durbuy, een Halifax. Hier ging het over de LL125 « KN-K » van 77 Squadron die die vooravond om 16.30 uur van Elvington opgestegen was. Aan boord zat Terence Bolter, die zich in 1990 de aanval nog herinnerde : We werden aangevallen door een vijandelijke jager die eerst de stuurboord-binnenmotor beschoot, en die motor vatte meteen vuur. » Het was een machine die onder het gezag stond van Squadron Leader Herbert Bickerdike DFC. Hoewel nog maar net in het squadron, was « Bickie » al een veteraan. Hij begon zijn operationele carrière in het Midden Oosten, waar hij dertig missies afrondde. Hij mocht vervolgens naar huis, werd instructeur, kreeg het DFC opgespeld voor bewezen diensten en gaf zich vervolgens vrijwillig op voor een tweede « tour ». Daarop werd hij bij 77 Squadron ingedeeld, en toen zijn pad dat van Henseler kruiste, was hij aan zijn tweede opdracht toe. Veteraan Bolter schreef nog :

«Onze piloot Bickerdike zette de propellor in vaanstand en drukte op de knop die de brandblusser inschakelde. Hij vertelde de bemanning dat hij een duikvlucht zou nemen, om zo de vlammen te doven. En hij voegde er meteen bij dat iedereen maar beter zijn valschermen aangordde. Na een twintigtal seconden liet de boordwerktuigkundige (n.v.d.s. : dit was F/L Frank G. Shaw, de man werd beschouwd als de meest ervaren boordwerktuigkundige en nam alzo een leidende functie van de flight van het squadron) weten dat de motor nog steeds brandde en dat de vlammen zich over de hele vleugel verspreidden. En dan hoorden we nog eenmaal de stem van de piloot, met een dringende, maar ook empathische stem : « Sorry kerels, dit ziet er niet goed uit. Jullie moeten eruit. Allemaal springen.» 

Meteen na zijn instructies dook het vliegtuig naar de aarde, er was geen controle meer en de bemanningsleden leken door de middelpuntvliedende kracht aan de vloer vastgepind. Tijdens die duikvlucht scheurde de perpex neus, en hierdoor kon ik nog ontsnappen. Ik keek nog even boven me, en daar hing ons brandende vliegtuig. Ik trok aan het touw en  de witte zijden koepel opende zich – ik was opgelucht. Stukken metaal vielen langs me heen nadat het toestel tijdens die laatste seconden in stukken brak. Een oranje vuurbol lichtte op, het moment dat het tegen de grond sloeg en de stratuswolken kregen even een rode gloed op het moment dat ik erdoor zeilde. »

Hierdoor deelde Bickerdike zijn trieste lot met P/O Robert Pendergrest (navigator), Sgt Ronald Walter (radiotelegrafist, 21 jaar) en de twee boordschutters, Sgt William Cockburn (23 jaar) en F/O Gordon Hills DFM (20 jaar). De familie Cockburn zou tijdens de oorlog nog een zoon verliezen. 

Er was naast Terence Bolter nog een overlevende : boordwerktuigkundige Shaw werd door Ron Walter naar buiten getrapt en belandde in een boom. De man tuimelde er uit en brak een been, en werd krijgsgevangen genomen.

Bolter, een gewezen ambtenaar uit Londen, stond nauwelijks een dag voor zijn 21ste verjaardag toen hij aan zijn parachute bungelde : «Na enkele momenten respijt kwam de grond snel dichter. Van zodra ik die raakte rolde ik hals over kop doorheen de modder, die mijn hele gezicht bedekte. Ik lag nu in een akker in de Ardennen, later kwam ik te weten dat ik bij het dorpje Melreux was, dichtbij de weg naar Grandhan, in bezet België. »

Bolters ontsnappingsrapport, dat in 1944 opgesteld was, is te vinden in de Britse archieven, en geeft wat meer details over die eerste uren. De man wist absoluut niet waar hij was : « Tijdens de sprong verloor ik een laars, en dit zou mij parten spelen, want het was er allemaal modderig. In de verte zag ik Duitse soldaten met zaklampen speuren naar de plaats waar ons vliegtuig gevallen was. Ze bleven gelukkig zo’n vijfhonderd meter van me vandaan. Intussen kauwde ik op een document dat ik bij me had, waarop ik de bommenlading en de type markeerbommen genoteerd had voor de vlucht, en vervolgens begroef ik het. Ik verschool me onder een ijzeren afdakje in een veld en kon toch drie uurtjes slapen. Met de kaarten uit de ontsnappingsset trachtte ik uit vissen of ik in België, Duitsland of Frankrijk zat. Gedurende de dag hoorde ik Frans praten, en was ik al wat zekerder. Ik spreek immers vloeiend Frans.

Rond half zes ‘s avonds kwam een boer aangefietst. Ik sprak hem aan, en vroeg zijn nationaliteit. De man antwoordde dat hij « un bon Belge » was. »

De landbouwer in kwestie heette Gaston Maréchal, hij gidste Boulter naar Somme-Leuze, waar hij meteen in de ontsnappingslijn terechtkwam. Via de lokale weerstandgroep van Barvaux, geleid door Alphonse Laffut, die hem enkele dagen via het station van Havelange uit de Ardennen escorteerde. Tijdens het voorjaar van 1944 raakten deze lijnen echter meer en meer geïnfiltreerd door de Duitse Abwehr zodat ontsnappen via Frankrijk alsmaar moeilijker, en uiteindelijk haast onmogelijk werd. Terence Boulter nam vanuit Parijs zijn lot in eigen handen en trok zuidwaarts. Met hulp van enkele smokkelaars klom hij over de Pyreneeën en geraakte toch nog tegen 24 juni 1944 op Gibraltar. Via de radio liet hij een codebericht uitzenden om te laten weten dat hij goed aangekomen was : « La cravate rouge et bleue était arrivée saine et sauve ».Toen hij bij zijn ondervraging in Groot-Brittannië wees op de moed die zijn piloot Bickerdike betoond had, zodat hij kon springen, antwoordde de Intelligence Officer : « Kan ik me best voorstellen, zo was Bicky nu eenmaal – ik zat samen met hem op de schoolbanken...»

 

 

Datum: 
20/12/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Fronville
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Luchtslag om Berlijn en Nürnberg, De Krijger, Erpe, 2007
Correspondentie Terence Bolter, december 1990