B-17 42-29768 bij Watou

De 4.Staffel van het Jagdgeschwader 26 achtervolgde de B-17’s die richting Franse grens vlogen. De “Wynnsome Wynn II” stond onder bevel van Darwin Nelson, die zich in 1992 herinnerde zich wat er zenuwslopende uren daarvoor gebeurde : “Er was heel wat Flak, maar we slaagden er in de bommen te droppen. Blijkbaar had een granaatscherf de hydraulische leiding aan de rechterzijde doorboord. De propellor draaide als gek, en onze kist daverde verschrikkelijk. Wij verloren snelheid, en ik moest nog gas terugnemen om het vibreren te stoppen.

Aan boord van de Amerikaanse bommenwerper zat ook Albert Brewer, die als staartschutter een goed zicht had op wat er gebeurde en nadien rapporteerde :

« Reeds boven België kregen we Flak te verwerken. Ik zag klodders olie langsheen de staart vliegen, en enkele minuten nadat we het doelgebied verlieten viel motor nummer twee uit. De propellor kon niet in vaanstand gezet worden. In onze staart hing een B-17. Ik was ervan overtuigd dat dit een buitgemaakt toestel was, want het leek ons dat we erg accurate flak te verwerken kregen, en dat het die B-17 was die onze positie doorgaf. We behielden onze hoogte, maar door de tegenwind konden we de formatie niet houden. De Liberators die altijd al achter ons hingen, haalden ons in.»

Het was al 13.30 uur toen Unteroffizier Heinz Voigt op  3.500 meter het trage Vliegend Fort (serienummer 42-29768 'X') van de 384 Bomb Group 547 Bomb Squadron te pakken kreeg. Darwin Nelson : « En toen kwamen die jagers, en die schakelden een motor aan de linkerkant uit. We verloren alsmaar hoogte, maar gek genoeg – de jagers vielen niet meer aan, en we waren helemaal alleen. Ik herinner me wel nog een P-47 die ons even gezelschap hield, ons begroette en « good luck » wenste, en vertrok – ook hij moest rekening houden met zijn brandstofvoorraad.

En dan vielen de jagers weer aan, en zo werd een derde motor kapotgeschoten.  Toen besliste ik het bevel tot springen te geven. »

Al Brewer : « In het zicht van de kust liet motor 3 ons in de steek, en vier Messerschmitts vielen ons aan. De piloot liet de wielen zakken en draaide terug landinwaarts. De jagers waren bloeddorstig, en we kregen het bevel van onze piloot om te springen. »

« Ik zette de besturing op automatische piloot », aldus Nelson, toen ik de zijluikschutter op de intercom hoorde. Onze reguliere schutter was niet mee – hij had van de arts vliegverbod gekregen wegens bevriezingsverschijnselen in zijn aangezicht tijdens een vorige raid. De man vertelde me dat hij een schotwonde in de buik had en dat zijn valscherm reeds uit zijn pak geraakt was. Ik vroeg hem of er gaten in zaten – hij dacht van niet. Ik zei hem zijn valscherm bij elkaar te grabbelen en te springen. Ik wenste hem nog het beste. 

Smitty en ik waren de laatsten aan boord, en ook wij verlieten het toestel. »

Jozef Pattyn woonde destijds bij het douanekantoor van Watou, en schreef in 1991 : “Het moet zowat rond 13 uur geweest zijn.  In een helder blauwe lucht vloog een viermotorig toestel heen en terug tussen de Franse grens en het dorp.  Het vloog zeer traag en bevond zich duidelijk in moeilijkheden. Men zag dat ook aan de stilstaande schroeven van enkele motoren. Toen het vliegtuig opnieuw richting grens koos, zag ik de bemanning eruit springen. De parachutes dreven af in de richting van Steenvoorde, Abele-grens.”

Zijn daling beschreef gezagvoerder Nelson als volgt : “Ik herinner me dat toen de koepel zich vulde met lucht, het wel leek alsof ik door de schok in twee werd gereten. Een vals gevoel van onzekerheid overviel me, toen ik zo vredevol daalde. De jagers waren weg, ik hoorde de koeien loeien, een haan kraaien in een hoeve beneden me. Ik landde in een geploegd veld, bij een boer met twee paarden.  Hij deed alog hij me niet zag en bleef ploegen. Meteen snapte ik waarom : twee Duitsers met een geweer op hun rug trapten heftig op de pedalen in mijn richting. Het had geen zin om te ontsnappen. Meteen tastten ze me af, en die kleine soldaat leek wel woedend – voortdurend wees hij met de loop van zijn geweer in mijn maag. Gelukkig duwde de lange soldaat het geweer van de kleine weg terwijl hij m’n zakken leeghaalde. Ze brachten me naar een stad, en daar zag ik Smitty terug. De volgende dag werden we naar Brussel gevoerd – ik herinner me in de hoofdstad dat gekke standbeeld van die kleine die plaste.”

De bemanningsleden van de “Wynsome Wynn II” waren 

piloot : 2nd Lt Darwin Nelson (krijgsgevangen)

co piloot : 2nd Lt Smith (krijgsgevangen)

bommenrichter : 2nd Lt Sam Drake (krijgsgevangen)

navigator : 2nd Lt Harrisson (krijgsgevangen)

boordmeccano: T/Sgt Vincent Dregarick

radiotelegrafist : T/Sgt Curtis Early

boordschutter: S/Sgt Antonio Gomez (krijgsgevangen)

boordschutter: S/Sgt Francis M. Seager (krijgsgevangen)

Buikkoepelschutter : S/Sgt John H. Turner (krijgsgevangen).

Staartschutter : S/Sgt Albert Brewer (ontsnapte)

Een van hen stortte te pletter, met gesloten valscherm, bij de fabriek Vanderwit. Een aantal van hen werd gevangen genomen in de omgeving van het gehucht Hereboomke te Watou. Drie kwamen terecht bij de school aan de Nieuwstraat, en aan de hoeve Rubbrechts. Zij werden door grenswachters die die grenspost Abeele-Poperinge bewaakten, in de kraag gevat.

De toen 23-jarige staartschutter  S/Sgt Albert Brewer vertelde nog : “Ik landde in een boom niet ver van een dorp, met mijn G.I.-schoenen nog in de hand. Zowat veertig à vijftig boeren kwamen op me af. Ik trok m’n harnas uit en rende in de tegenovergesteld richting. In de bossen merkte ik nog een groepje mensen dat naar me toe kwam. Eén man ging recht op me af. Ik wist niet wat te doen, maar hij stak zijn hand uit. Hij sprak geagiteerd, en ik begreep er niets van, behalve dat hij het had over “American”. Ik meende dat hij wel OK was, ging zitten en trok mijn G.I.-schoenen aan, en schonk hem mijn vlieglaarzen.”

Volgens ooggetuige Robert Verdonck was het de landbouwersknecht van het hof Julien Coene die vanop het rapenveld Brewer zag neerkomen, en de laarzen kreeg. Er kwamen almaar meer nieuwsgierigen opdagen, maar ook grenswachters. Brewer dook het bos in, dat vervolgens uitgekamd werd, maar de zoekactie werd stopgezet rond 16 uur wegens de invallende duisternis.

Plotseling schreeuwde iemand “Allemands”, en iedereen zette het op een lopen. Ik bleef daar alleen zitten. Ik rende weer naar het bos, hoorde iemand komen, en ging liggen. Een Duitse agent wandelde voorbij zonder me te zien. Een kwartier later trok er een jongetje door het bos, dat alsmaar “Hello Boy !” schreeuwde. Toen ik rechtstond kwam hij omzichtig nader. Ik gaf hem een sigaret, en hij vertelde dat hij me weg zou brengen.”

Die jongen was naar alle waarschijnlijkheid Geremy Loupe, en die bracht hem naar Poperinge. Brewer vertelde dat hij graag eens een Duitser wou zien, wat ook lukte, want toen hij in het stadje aankwam verlieten er juist een heleboel de bioscoopzaal.

Intussen werd in Watou een grootscheepse zoekactie ondernomen, met talrijke arrestaties, maar ‘s nachts werden de burgers weer vrijgelaten.

Jozef Pattyn uit Poperinge vulde nog aan : “Enige tijd later wist heel het dorp dat een bemanningslid nabij het Helleketelbos neergekomen was en dat hij de Duitsers ontglipt was. Mijn vader (+1956) was brievenbesteller en moet ooggetuige geweest zijn van de parachutist. Hij wist waar de man korte tijd ondergedoken was. Ik denk zelfs dat hij ‘s anderendaags in dat huis binnen is geweest wanneer de door de Duitsers gezochte nog aanwezig was. Ook wist hij wie de vliegenierslaarzen bezat. Zolang de oorlog duurde heeft hij alles geheim gehouden. Pas de de Bevrijding heeft hij alles verteld. Als tienjarige knaap was ik zeer nieuwsgierig naar die laarzen. Op zekere dag heb ik vader op zijn dienstronde mogen vergezellen. Op een hoeve in de omgeving van het Helleketelbos heb ik de laarzen gezien. De boerin had ze aangetrokken, ze was aan het werk op het erf.

Datum: 
01/12/1943
Serienr. / Rompcode: 
Locatie

Watou
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik; The Pick-Up Crew (manuscript)
Informatie via André Vandenameele, Beselare
Correspondentie met Albert Brewer, 1989-1992