Wellington R1703 bij Genk

Om 22u30 dropt de bemanning van de Wellington R1703 haar lading op het brandende Keulen. Aan de stuurknuppel zit P/O John Ashton, wiens vrouw die nacht weduwe zou worden. Zij schreef : "Mijn man ging bij de RAF omdat dit hem de meest romantische weg leek om Hitler te verslaan. Als architekt was hij niet verplicht aan de vijandelijkheden deel te nemen, maar hij kon het niet hebben dat Hitler nog een land zou binnenvallen."

Twee leden van zijn bemanning, de sergeanten Warburton en Hutton rapporteerden enkele maanden later :

"Op de terugweg werden we gevat in enkele zoeklichten en door een jager aangevallen. Onze Wellington stortte brandend neer."

Lucien Bogers uit Genk vervolgt het verhaal : "Een brandend punt naderde Genk vanuit Langerlo; het was een brandend vliegtuig boven De Maeten en het trachtte nog steeds een westelijke koers te behouden. Toen stortte het als een fakkel neer, ontplofte bij het raken van de grond en was één en al vuurpoel. Uren bleef het wrak nog nabranden. Er moet in de lucht reeds een breuk door brand of ontploffing geweest zijn, want een groot stuk vleugel viel neer bij Roger Thijs in de Congostraat en één motor viel naast de varkensstal voor de voeten van Jan Bollen."

Het was Oblt Winter van het 1.Staffel die om 23u37 hun Wellington '10 km ten NO van Hasselt' met de 'Henaja'-methode neerhaalde. Hij wist deze overwinning te behalen met de hulp van de 8.Batterie van de Flakscheinwerfer 1.

Twee Britse overlevenden gaan verder : "Belgen vertelden ons later dat het toestel volledig vernield was. De rest van de bemanning bestond uit P/O Ashton, de Captain, Sgt Lane, de navigator, en twee Canadezen, die hun eerste missie vlogen. Later vertelde men ons dat één gedood werd, terwijl de drie anderen gevangen genomen werden.

Bij onze landing bij Diepenbeek, ten westen van Maastricht werden we onmiddellijk door Vlaamse boeren opgepikt. Deze schuimen steeds na een crash de velden af om hulp te bieden aan piloten, ondanks het verbod om nog buiten te komen na 23u. Zij gaven ons eten, een jas en een pet, en toonden ons de weg naar Hasselt. Terwijl we door Hasselt gingen scheen een gendarme met zijn zaklamp in onze richting, waarop wij met 'Gut Nacht' antwoordden. Blijkbaar hield hij ons voor Duitse soldaten, hij liet ons ongehinderd doorgaan. Wij staken zonder probleem een brug bij het Albertkanaal over, hoewel er blijkbaar steeds wachtposten staan. We sliepen die nacht in de velden. Die volgende ochtend klopten we aan bij een boerderij waar de letters 'V' en 'RAF' op de muren gekalkt stond. We kregen voedsel en binnen enkele uren arriveerden twee meisjes met burgerkleding en fietsen. Zij namen ons mee bij vrienden in Hasselt."

Via Brussel zullen de twee vliegeniers in Gibraltar aankomen, langswaar zij op 10 maart 1942 in Engeland terugkeren waarna zij bovenstaand rapport aan de 'Intelligence Officer' van de geheime dienst MI 9 dicteerden.

Bovenstaande gegevens moeten we op één punt tegenspreken. Buiten de twee genoemden was er slechts één overlevende, Sgt Wood. Hij werd onmiddellijk na zijn sprong krijgsgevangen genomen door de Duitsers daar hij niet kon vluchten wegens schotwonden in de benen. Hij verbleef tot het einde van de oorlog in verschillende krijgsgevangenekampen in Duitsland. Volgens zijn dochter Katie is hij overleden in 1969. De overige drie bemanningsleden, P/O John Ashton (22 j.), de waarnemer Sgt Ernest Lane (25 j.) en de Canadese radiotelegrafist/boordschutter Sgt John Redden (20 j.) stierven in de Boxbergheide bij Genk.

Lucien Bogers noteerde : "De Duitse Wehrmacht was snel ter plaatse en hield de wacht. Reeds 's morgens bracht men drie lijkkisten om hen naast het wrak in de heidvlakte te begraven. Van het toestel bleef er na de brand en de ontploffing maar weinig meer over dan verspreide brokstukken. Eerst werden de graven met keien omzoomd en witte keien vormden een kruis. Geregeld werden de graven moedwillig vernield, vooral door de leden van de Hitlerjugend van Winterslag-Cité. Maar telkens werden door andersdenkenden, vooral ook jeugd, de graven weer hersteld."

Later in de oorlog plaatsten twee Polen uit Winterslag er een houten kruis, en in 1943 markeerde een betonnen kruis het graf van de drie gesneuvelden. Na de bevrijding werden zij overgebracht naar het kerkhof van Schaffen.

John Ashtons echtgenote schreef : "Ik was de eerste en enige die van het Air Ministry het bericht ontving dat John en zijn bemanning vermist waren. Ik moest het natuurlijk zijn ouders meedelen. Hij was hun enig kind. De Duitsers lieten ons nog eens zes maanden wachten vooraleer we wisten dat hij dood was.

Sgt Warburton kwam me na zijn ontsnapping bezoeken. Hij vertelde dat hij zijn piloot nog levend gezien had, maar het was valse hoop. Ik zal zijn graf nooit bezoeken, omdat ik bij de categorie mensen behoor die geloven dat het niet daar is dat zijn ziel zich bevindt."

Maar de herinnering bleef wel bewaard in de Boxbergheide, waar een groot monument de toevallige voorbijganger aan dit voorval, en aan alle RAF-gesneuvelden in de provincie Limburg herinnert. Wat eerst een houten kruisje was bij de oorlogsgraven en vanaf 1943 een betonnen kruis is nu uitgegroeid tot een volwaardig monument ontworpen door de Genker beeldhouwer Raf Mailleux. De plechtige inhuldiging had plaats op 27 september 1970. Gelukkig heeft men het betonnen kruisje bewaard, het staat voor het monument.

Datum: 
31/08/1941
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Boxbergstraat 1
Genk
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium
Bronnen: 
De Decker Cynrik en Roba Jean-Louis: "RAF-bommenwerpers boven België 1940-1942", De Krijger, Erembodegem, 1994
Info via Guy Claes, e-mail van 11 maart 2014
Lucien Bogers in Heemkundig Tijdschrift Heidebloemke Genk
correspondentie Wwe Ashton, 1992