Stirling EH907 te Moorsel

Zaterdagmiddag 3 juli 1943 op Wratting Common, de basis van het 90 Squadron. De telefoon rinkelt op alle bases van de 3 Group. De telefonist ontcijfert het doel voor de volgende nacht. De route, de bommen die zullen afgeworpen worden, de benodigde hoeveelheid brandstof enz. worden opgegeven.

Tien bemanningen van het 90 Squadron krijgen hun maaltijd bacon and eggs. Voor twee bemanningen zal het hun laatste maaltijd zijn.

Van het ontbijt gaan de zeventig vliegeniers naar de "briefing room". bioj het begin van de ceremonie maakt de adkudant de aanwezigen attent op het binnenkomen van de squadron- en basiscommandant. De aangewezen officier betreedt het platform en rolt het gordijn omhoog. Voor de ogen van de vliegenier ontrolt zich de kaart van Europa. Met speldjes en rode draad is een route aangeduid. De officier begint zijn betoog. Wat hij de bemanningen juist verteld heeft is niet meer te achterhalen, maar we maken een reconstructie van zo'n betoog. En iedere "briefing" begon met een geijkte zin...

"Gentlemen, het doel voor vannacht is Keulen... We stijgen op om 23u.15. We verzamelen boven Orfordness, vervolgens vliegen e op zo'n 14 000 voet over de vijandelijke kuststrook ter hoogte van Zeeland. Ten noorden van Maastreicht zetten we dan koers naar Keulen. We keren terug via Hasselt, het noorden van Brussel en Gent, om boven Knokke het vijandelijke gebied te verlaten. Vanaf Orfordness zoeken we onze basis op. Het zal een donkere nacht zijn, met hier en daar een wolkenflard. Ideaal vliegweer, maar let op de acties van vijandelijke jagers vanaf Gilze Rijen, boven het Ruhrgeibed, Sint-Truiden en Florennes, evenals de Flak langsheen de kust, over het doel, langs Brussel enz.

Vannacht zenden we 653 vliegtuigen uit. Ons eigenlijke doelwit ligt op de oostelijke oever van de Rijn, waar het zwaartepunt van de Keulse industrie ligt. Vanacht bombarderen we de Kalk- en Deutzfabrieken waar de dieselmotoren voor Duitse duikboten worden geproduceerd. We hopen op zo lange termijn onze eigen aanvoerroutes op zee veilig te stellen tegen de gevreesde U-boten. Oboe-Mosquito's zullen het doel aanduiden met markeringsfakkels die op de grond blijven branden, waarna de Lancastermarkeerders komen die rode en groene fakkels aan parachutes zullen droppen. Ons squadron zat tien van haar Stirlings in, in totaal zullen 76 Stirlings aanvallen. We mogen jullie allemaal morgenvroeg verwachten. Good Luck !"

De RAF-vliegeniers staan terug in de houding wanneer de officeren buitengaan. Vandaat gaat het naar het gebouw waar de piloten hun vlieguitrusting aantrekken. Sergeant Charles Fenton, de 23-jarige staartschutter vindt niet al zijn spullen terug. In de buurt gangen enkele uitrustingsstukken van een collega, Sgt Forbes, die vannacht niet meevliegt. Fenton trekt Forbes' met bont gevoerde broek en jas aan. Daarna schuift hij zijn vliegerslaarzen over twee paar wollen sokken. Hij snoert zijn zwemvest aan, test het zuurstofmasker, grijpt zijn parachute en vliegkap, om tenslotte enkele proeven te doen om de lichamelijke en psychische conditie na te gaan. Persoonlijke zaken verdwijnen in een canvastas - als de eigenaar ervan niet van een missie terugkeert, gaat de inhoud naar zijn familie... De piloot neemt wat koffie en thee in thermosflessen, verzamelt biscuits en chocolade.

Buiten wachten enkele trucks waar zeventig jonge mannen naar hun bommenwerper gebracht worden. Langs de startbaan rusten tien Stirlings, hoog op hun landingsposten. Het grondpersoneel legt de laatste hand aan de haar toevertrouwde bommenwerpers. Aan de WP-O stappen de zeven Britten uit. De crew-chief overhandigt aan de piloot een document waarin alle onderhoudswerkzaamheden de aan de Stirling WP-O, serienummer EH907 uitgevoerd zijn, genoteerd staan. Flight Sergeant Malcolm Morrison zet zijn handtekening onder het document. Een splinternieuwe machine met slechts vier uren in de vleugels. Malcolms eigen toestel is nog steeds niet hersteld van de schade die het enkele nachten terug heeft opgelopen. Het zal de WP-O's eerste operationele missie worden. Terwijl de zes andere bemanningsleden zich reeds in hun positie aanb boord wringen, gaat Malcolm Morrison een laatste keer rond het vliegtuig op inspectie. Hij staat zo nietig onder één van de Bristol Hercules motoren, die enkele meters boven zijn hoofd in de vleugels geplant zijn. Malcolm voert een laatste controle uit aan het landingsgestel, wandelt langs de romp, bukt zich onder de staartvleugel, om aan de staartkoepel te komen. De staartschutter, Sgt Charles Fenton, controleert zijn vier Browning .303 machinegeweren.

Malcolm Morrison klimt als laatste langs de ladder in de rompdeur aan de staart. Met zijn twintig jaar is hij de jongste van de bemanning. Max Scheddle zit reeds aan zijn paneel. William McGuire test ondertussen de radio.

Arthur Leonard wringt zich in de rugkoepel. Met zijn beide handen omklemt hij twee .303 machingeweren. In zijn hydraulisch aangedreven koepel draait hij 360° in het rond.

Alexander McGinley bestudeert zijn kaarten en brengt met potlood aanwijzingen aan.

Wanneer Malcolm Morrison dan eindelijk in de cockpit komt, wordt hij begroet door Cyril Reddell, de bommenrichter die hem vanuit de co-pilootstoel zal bijstaan tijdens het opstijgen. De intercom wordt voor een laatste keer getest. Iedereen is aan boord, de laatste controles worden uitgevoerd. Het wachten begint. Waaraan denken deze zeven jonge mensen ?

Ze hebben reeds vier missies achter de rug. De vijfde missie, nog steeds onder de gemiddelde zes vluchten. De gemiddelde "levensduur" van een Stirling-bemanning was zes missies ! De bemanning is slechts twaalf dagen in het squadron. En toch zijn zij reeds getekend door de voorbije emoties. Zij kennen reeds de risico's bij het opstijgen, de schrik van de flak, hoorden de verhalen van collega's die met verbeten gezicht vertelden hoe zij op het nippertje een Luftwaffe-nachtjager afgeslagen hadden. Of denken zij aan thuis ? Denkt Max Scheddle aan zijn vrouw Joan, Charles Fenton aan zijn jongere broer Ray en zijn zus, vader en moeder ? Niemand zal het ooit weten. De bemanning van Malcolm Morrison beleeft haar laatste levensuren.

De ogen van de piloten zijn gericht op het donkere silhouet van de controlewagen. Een man staat op, steekt een arm in de lucht en haalt de trekker van een seinpistool over. Een pijl sist omhoog, maakt een boog in de nachtelijke hemel, en daalt vervolgens als een groene ster naar de aarde. Het schaarse fosfor verlicht even de gezichten in de cockpits.

De stilte op de startbaan wordt verbroken door het secondenlange gezoem van de starters, gevolgd door het losbarsten van de eerste vier Bristol-Hercules IX-motoren. De vlampijpen braken even geel-oranje vlammen. Elke motor telt veertien cylinders en 1.460 paardenkracht. Brandstof wordt vanuit de tanks in de carburatoren gepompt, gras en takken worden door de enorme propellors uit de graskant gewaaid. De tweede Stirling start, piloot Malcolm Morisson duwt met zijn rechterhand de gashandels naar voor. Het vliegtuig vooraan de formatie zet zich in beweging, draait langzaam om zijn as en rolt de WP-O voorbij. De WP-O volgt nu traag zijn voorganger en draait eveneens. De betonnen strook van Wratting Common ligt voor de neus. De remmen worden even ingedrukt en houden de neus een moment in bedwang. De gashandels worden nu naar full power getrokken. Cyril Reddell vergrendelt deze positie. Aan het einde van de startbaan zien Morrison en Reddell de voorganger in de lucht opgaan. Het gebrul zwelt terug aan. Morrison laat de remmer weer los. De Stirling zet zich in beweging, het hele gebinte trilt, de bommenwerper stormt over het beton, totdat er genoeg lucht onder de vleugels glijdt, en de aarde de WP-O majestueus loslaat. De officier in de controlewagen noteert : WP-O, 23u.8. Het toestel raast over zijn hoofd.

Het schokken is voorbij. Nog even draaien de wielen in de lucht, maar het landingsgestel wordt al gauw in de vleugels getrokken. De wieldeuren sluiten, het vliegtuig heeft nu een minimale luchtwaarstand. De bemanning komt weer op adem. De piloot trekt de stuurknuppel naar zich toe en stijft naar 4 500 meter. De oren suizen, de ingewanden zwellen. Eens op operationele hoogte, wordt de formatie van zo'n 650 RAF-bommenwerpers vervoegd. Nu volgt een vlucht van twee uur en dertig minuten, richting "Vesting Europa". De golven van de Noordzee glinsteren zachtjes in het sterrenlicht.

Onder de formatie schuiven nu de vaalbleke stranden van de kust van Zeeland. Bomber Command vliegt nu over vijandelijk gebied. De Duitse kustradars hebben reeds lang de formatie gedetecteerd, in de radarbunkers wordt nu aan de hand van de binnenkomende gegevens koortsachtig overlegd waar deze enorme formaties heen zouden vliegen.

Wat er verder gebeurde, kunnen we nauwelijks reconstrueren. Op één of andere manier is de Stirling beginnen branden. Mogelijks scoorde de Duitse Flak een zoveelste overwinning. Misschien plaatsten de Flakbatterijen die rond Antwerpen genesteld waren, enkele voltreffers. Andere getuigen beweren dat de Stirling getroffen werd boven Buggenhout.

Of werd de WP-O opgemerkt door een nachtjager ? We kunnen met zekerheid zeggen dat de bommenwerper getroffen werd door een salvo uit een machinegeweer - daarover later meer.

Maar blijkbaar moest de nachtjager afhaken, want de WP-O staat die nacht niet als een nachtjachtoverwinning in de archieven van de Luftwaffe geboekt. De Stirling brandde als een fakkel. Het vuur vond een gretige prooi in de liters brandstof die de bommenwerper nog naar Keulen en Wratting Common moesten brengen.

De WP-O vliegt verder richting Aalst.

Jozef De Schrijver, toen twaalf jaar en woonachtig in de Klaarhaag te Moorsel, herinnert zich : "De bommenwerper kwam uit de richting van Baardegem, al brandend, overal vlogen stukken uit het vliegtuig..." De WP-O zeilde verder over het gehucht "Waver", richting Aalst.

Het ging gepaard met een duivels lawaai, een gesis en gekraak, het vuur van de uitslaande vlammen verlichtte even de gevels van de straat. De hitte was even voelbaar.

houdt Malcolm Morrison op dat moment zijn Stirling nog onder controle ? Diezelfde getuige merkt op dat het gevaarte op zijn rug vloog, en dat het landingsgestel hulpeloos in de lucht stak. Heeft Morrison nog getracht een noodlanding uit te voeren ?

We kunnen ons moeilijk de laatste momenten aan boord van de WP-O voorstellen. Normaal gezien proberen Max Scheddle, de boordmeccano, en William McGuire, de boordmarconist, de brand aan boord te blussen. Dit gebeurt door de propellorbladen in vaanstand te zetten, en vervolgens het vuur in de motoren te blussen met automatische brandblussers. Slechts de gezagvoerder van het vliegtuig, mag het bevel geven het vliegtuig te verlaten. Dit gebeurt met een belsignaal.

De brandende Stirling zweeft verder, neemt een bocht noordwaarts en hangt wat later boven de dorpskom van het landelijke dorpje Moorsel.

Die zaterdag was het kermis en velen zijn die avond wat later gaan slapen. De Moorselaars kunnen door het voortdurend geronk van de overvliegende formaties de slaap niet vatten en de spookachtig verlichte verschijning aan de nachtelijke hemel doet hen naar het raam snellen. Iedereen kijkt verschrikt naar het macabere schouwspel.

Allen vrezen het ergste. De bommenwerper vliegt nog wat verder... en explodeert zo'n honderd meter boven het gehucht "Rijger". De gloed hult de dorpskerk in een oranje schijnsel, uit de vuurbal vallen brokstukken als weggegooide fakkels naar beneden, de afgebroken staart ploft aan de Kaalbergstraat naar beneden, de rest van de romp en de vleugels vliegen nog wat verder. In die paar seconden zien de bewoners van de Beugemstraat hoe het dreigend gevaarte brullend naar hun huizen zeilt. Ze grijpen met de handen naar het hoofd, hun kinderen huilen. Eénmaal steigert de Stirling, de neus omhoog gericht, de brandende vleugels hulpeloos uitgestrekt. Dan zijgt de onttakelde romp in elkaar. Met een woest gehuil slaat het monster in het veld.

De WP-O is verslagen.

Het is twee uur in de ochtend van 4 juli 1943.

"Le Hibou" verlaat zijn nest

Het hele gebeuren wordt ook aandachtig gevolgd door de Moorselse leden van de Aalsterse weerstandsgroep "Le Hibou", een afdeling van het geheim leger. Deze begeven zich onmiddellijk naar de crashplaats. Rond de plaats waar de romp gevallen is, kan men door de rondspattende kogels geen hulp bieden aan de ongelukkigen. Maar de afgebroken staart trekt de aandacht. Hierin zit de schutter, Sgt Charles Fenton. De weerstanders klimmen in de koepel en bekijken het lichaam van de jonge Engelsman. Een van hen ritst de lederen jas open en haalt enkele papieren tevoorschijn. Ook het identificatieplaatje wordt van rond de vliegenier zijn hals gehaald en verdwijnt in een jaszak. In de gauwte trekt ook een van hen de lederen vliegerskap van Fentons hoofd. Deze Moorselaars hebben de bedoeling al deze gegevens via een geheime zender naar Groot-Brittannië te zenden. blijkbaar is dit nooit gebeurd. Deze actie van het Geheim Leger zou ook nog andere gevolgen hebben.

De eerste nieuwsgierigen

"Ons moeder zei : "Zie dat ge niet buiten gaan". Maar ge kunt niet wachten om buiten te gaan. We woonden toen in de Avouéstraat. We zagen zo die klaarte tussen de huizen. Dat staartstuk lag meer dan tweehonderd meter verder naar het dorp toe. De rest lag dus vlakbij ons, naast de route (vroegere spoorweg Aalst-Opwijk). Meer naar Aalst toe, over de "Hoge Meersen" lag een enorm wiel met een stuk van de vleugel. We stonden aan de huizen. De brandende kogels spatten in het rond, het ging voortdurend "sst-sst-sst". We durfden niet omtrent komen, en we zijn verder langs het baantje meer naar het dorp te gegaan. Daar zijn we dan op het staartstuk uitgekomen. De staartkoepel was nog heel, de mitrailleurs staken er nog in. We schenen met ons "nijplicht", en zagen een vliegenier, weggezakt. Volgens mij was hij dood. Een van ons nam zijn arm, maar deze viel, blijkbaar levenloos, terug."'

Bommen te Nieuwerkerken

Het geronk van overtrekkende bommenwerpers houdt aan. De sirenes loeien onophoudend. Rond 2u.30 vallen enkele bommen op een woonwijk te Nieuwerkerken waarbij drie burgers worden gedood. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze springtuigen afkomstig van een geallieerde bommenwerper die het doel niet gevonden heeft en in het wilde weg zijn bommen losliet om gewicht te besparen. In de lucht ziet men de lichtstrepen van spoortrekkers uit de flakbatterijen van Buggenhout, Appels...

Rond drie uur sterft het geronk weg.

De volgende ochtend gaan vele nieuwsgierigen naar het wrak kijken. Een van hen was Albert Bauwens :

"Ze zeggen dat daar een vlieger neergeschoten was, en ik was nogal nieuwsgierig. Mijn vrouw zei : "Ga eens zien". Toen ik aankwam zag ik hoe die lijken er werden uitgehaald, verderop stond een auto. Ik stond op de eerste rij om goed te kunnen kijken. Er was veel verdriet bij de omstaanders. "t Zijn toch iemands kinderen..." mompelde iemand. "Ze volbrachten zijn ook maar hun plicht", fluisterde een ander.

Er stonden daar minstens twee Duitse soldaten. Een van hen zei me dat ik moest helpen. Maar ik wilde niet. Hij greep me bij de mouw, en trok me naar de brokstukken. Die lijken waren verschrikkelijk verbrand. Ze namen een parachute en legden die er over. Eén ervan lag al op een draagberrie. Met drie anderen gebood men ons deze naar die Duitse wagen te brengen. Het rook verschrikkelijk. Ik was er teveel van aangedaan, eerlijk waar."

Het staat vast dat ook vele kinderen niet van dit gruwelijke schouwspel gespaard bleven. Jozef De Schrijver vervolgt zijn relaas : "Ik zag Duitse auto's en ambulances waarin de verminkte lijken geborgen werden. Dat heeft hard op me gewerkt, ik was toen twaalf jaar. Het was een vreselijke zondagochtend.

In zijn "Oorlogskroniek der Stad Aalst" schrijft A. Van der Heyden : "Niet ver van het toestel lag nog een lid van de bemanning, die nog leefde". Ook andere getuigen beweren dat de vliegenier die in de staart zat, Sgt Charles Fenton, nog teken van leven gaf. De dorpspastoor, Victor Blondeel, kwam terplekke en zou deze de laatste sacramenten toegebracht hebben. Hoewel diegenen die diezelfde nacht als eerste aankwamen bij de staart, beweren dat Fenton reeds dood was, is het best mogelijk dat deze, zwaargewond, in een comateuze toestand was, en bij het ochtendgloren overleed.

Tot vandaag gaan heel wat verhalen de rond over het gedrag van enkele Duitsgezinde omwonenden. A. Van der Heyden schrijft verder : "Men kijkt meestal zwijgend toe maar enkele Duitsgezinden, er ook tegenwoordig, hebben enkele spottende opmerkingen over de Amerikanen (sic) wat niet in de smaak valt van de Engelsgezinden. Er worden op een bepaald moment zelfs scheldwoorden gewisseld tussen de omstaanders tot op het ogenblik dat de wachten iedereen ver van de plaats verwijderen."

De loop der jaren heeft deze verhalen nog aangedikt, verhalen waarin soms wanstaltige vormen van mensonterend gedrag voorkomen. Maar verschillende interviews met mensen die direct betrokken waren bij het gebeuren, wijzen toch op dat die ochtend hoogstwaarschijnlijk niet meer gebeurd is dan het honend spotten van enkelingen die de geallieerde zaak niet genegen waren.

Rond tien uur verlaten velen de plaats en wandelen ontdaan naar de parochiekerk voor de wekelijkse mis. Onderweg en in het portaal wordt nog verder gepraat over de voorbije gebeurtenis.

Pastoor Victor Blondeel beklimt zijn preekstoel : "Laten we een weesgegroet bidden voor de ongelukkige slachtoffers van deze nacht." Achteraan, uit een groepje van een viertal donker geüniformeerde mannen, volgt er wat gemompel. De overige parochianen kijken ontsteld om. Als de gemoederen weer bedaard zij, volgt een ingetogen moment voor de zeven onbekende slachtoffers van de WP-O.

Het thuisfront

Royal Air Force Station

WEST WICKHAM

West Wratting

Cambridge

4 juli 1943

 

Geachte heer Fenton,

 

Het is mijn droeve plicht u het telegram dat u vandaag mocht ontvangen, waarin U meegedeeld wordt dat uw zoon, Sergeant Charles Henry Fenton, vermist is na een operatie boven vijandelijk gebied, te bevestigen.

Met zijn bemanning was hij uitgezonden voor een raid op West-Duitsland in de nacht van 3/4 juli 1943, en na het vliegveld verlaten te hebben, vernamen we niets meer van het vliegtuig noch de bemanning. Hoewel al de vliegtuigen radiozenders aan boord hebben, is het de bemanningen niet toegestaan deze te gebruiken, behalve wanneer zij in moeilijkheden zijn. In kan bevestigen dat geen bericht van hen ontvangen is. We doen al het mogelijke om de veiligheid van onze vliegeniers te waarborgen, en omdat deze bemanning erg ervaren was, heb ik goede hoop dat zij een veilige landing gemaakt hebben op aarde, ofwel met hun valscherm, of bij een noodlanding. U begrijpt dat deze landing dan plaatsvond op vijandelijk, of door de vijand gecontroleerd gebied. Het is dus goed mogelijk dat wij geen nieuws van hen zullen ontvangen de komende weken. Het Rode Kruis is op de hoogte van het verlies, en zij zullen alles in het werk stellen om een spoor van de bemanning terug te vinden. We hebben reeds ervaren dat de familieleden rechtstreeks nieuws ontvangen, zelfs voor wij op de hoogte gesteld waren, en ik zou erg blij zijn indien u ons iedere informatie die u bereikt, wil doorgeven. Deze details zijn natuurlijk strikt vertrouwelijk, en mogen niet verder verspreid worden.

Charles Fenton heeft vier missies uitgevoerd tegen de vijand, en hij bewees een boordschutter te zijn met uitstekende mogelijkheden, en waarop men mocht vertrouwen. De rest van zijn bemanning wist dat als hij achter zijn machinegeweren zat, zij beschermd waren, en hij heeft veel gedaan om de ploeggeest te bevorderen, waarvan zijn bemanning een voorbeeld was. Hij was erg populair bij ons, en het hele squadron zal hem missen.

Ik weet dat mijn woorden uw droefheid nauwelijks kunnen verlichten, maar ik wil u mijn diepste sympatieën betuigen vanwege mijn collega-officieren, mezelf en al de vliegeniers hier aanwezig. Hierbij sluit ik een lijst van de overige bemanningsleden en hun adressen. Ik zou u voorstellen hun families te schrijven, en ik ben zeker dat zij dit ten zeerste op prijs zullen stellen.

 

Hoogachtend,

get.

(J.H. GILES)

Wing Commander, Bevelhebber N° 90 Squadron

Verkeerde identificatie

Terwijl de wing Commander deze brief tekent, beginnen enkele bevoegde Duitse manschappen te Gent, met de identificatie van de zeven lichamen van de WP-O.

De lichamen van Max Scheddle (boordmeccano), William McGuire (marconist), Arthur Leonard (rugkoepelschutter) en Alexander McGinley (navigator) zijn onherkenbaar verminkt, en uzllen dus als "Unbekannter Eng. Flieger" als grafschrift krijgen op de Westerbegraafplaats te Gent. De immatriculatieplaatjes van de piloot, Malcolm Morrison, en de bommenrichter Cyril Reddel, zijn nog leesbaar en zij worden dan ook onder hun naam begraven.

De staartschutter, Charles Fenton, blikt geen immatriculatieplaatje om de hals te dragen. Vreemd, want Charles' lichaam was het enige intacte. Ook zijn papieren zijn verdwenen. De Duitser onderzoekt vervolgens de vliegkleding. In de vacht van de vliegersvest ontdekt hij de naam "FORBES". Charles Fenton wordt begraven onder de naam van diegene die hem in de kleedkamer van de basis zijn vlieguitrusting leende. Sgt Forbes volgde zeven weken later het lot van zijn strijdmakker. Hij rust sinds 24 augustus 1943 op de begraafplaats van Ruhlsdorf nabij Berlijn.

Pas na een uitvoerig onderzoek van het Duitse Rode Kruis en Britse ministerie kon de ware identiteit van Charles Fentons lichaam vastgesteld worden. Op 18 april 1944, tien maanden na het overlijden van hun zoon, werd aan de familie zijn droeve lot bevestigd.

Na 47 jaar konden wij iemand van deze familie opsporen. De heer Raymond Fenton vernam ook nu pas waar zijn broer sneuvelde. Hij vertelt : "Hoewel ik slechts elf jaar oud was, herinner ik me erg goed het telegram dat bij ons kwam en waarmee mijn ouders ingelicht werden dat Charles niet van een missie weerkeerde en nog "vermist" was. Charles was geboren in een arbeidersfamilie als oudste van vier kinderen, een broer, een zuster en mezelf. Zijn vader was een mijnwerker en zijn moeder werkte in de pottenbakkerij.

Hij genoot onderwijs in een rijksschool en verliet deze toen hij 14 jaar was, om vader te helpen in de koolmijnen. Hij deed dit om zich van een redelijk betaalde job te verzekeren, hoewel onze ouders een andere toekomst voor hem in gedachten hadden. Het erg vuil en hard werk, en op twintigjarige leeftijd vervoegde hij, samen met zijn broer Harry, vrijwillig de RAF. Ik weet hoe gelukkig hij was de mijnen achter zich te laten. Hij was een erg sportieve jongen, speelde voetbal in de lokale club, en sport was zijn grootste vrijetijdsbesteding. Beide broers werden naar verschillende squadrons gestuurd en aanvankelijk werden zij opgeleid als grondpersoneel.

Harry werd een motortechnicus en verbleef in Egypte in een squadron Wellington-bommenwerpers.

Charles ging vrijwillig een opleiding volgen tot boordschutters, en werd vervolgens aan een Stirling-sqaudron toegewezen.

Wanneer enkel Harry terugkeerde na de oorlogsjaren was er een grote leegte in de familie.

Het wrak van de WP-O werd die eerste julidagen op vrachtwagens geladen en weggevoerd. Het aluminium werd waarschijnlijk gesmolten. Hiermee zou de Duitse oorlogsindustrie nieuwe vliegtuigen vervaardigen.

Albert Aelbrecht wist, ondanks de strenge bewaking, met zijn "Agfa Box" enkele foto-opnames te maken van de bergingswerken. Het waren zijn foto's die ons na zovele decennia in staat stelden na te gaan welk type en bemanning het hier betrof.

De Baardegemnaar Theo Ponnet wist ook één van de wachten bij het staartstuk te verschalken en wrong een aluminium plaat onder zijn trui. Thuisgekomen constateerde hij dat hierin enkele kogelgaten waren. Was de WP-O door een nachtjager getroffen ?

A. Van der Heyden schrijft in zijn "Oorlogskroniek..." :

"Juli 5. Ik ga op de Kommandantur vragen om een brokstuk te krijgen van het gevallen vliegtuig om in het museum te plaatsen als herinnering voor de latere generaties. Ik word beleefd, doch beslist afgewezen. Een Duits officier zegt me dat het best is dat men van die tijden geen herinneringen meer overhoudt.

Omstreeks Allerheiligen 1943 bemerkten toevallige voorbijgangers op de Kaalberg een tuil bloemen. De ruiker ligt in een schrale plek, waar sinds de voorbije zomer niets groeit. Op deze akker stierf vijf maanden geleden een Britse bommenwerpersbemanning. enkele Moorselaars willen op deze manier hulde brengen aan zeven jonge mensen. De bezetter duldt deze acties niet en laat de bloemen wegnemen.

Vandaag is er niets meer dat ons aan het drama herinnert. De Kaalberg ligt er weer rustig bij, zoals dat al eeuwen is.

De bemanning van de Stirling WP-O rust vandaag op de Westerbegraafplaats te Gent, ver van huis, maar in het hart van de families van diegenen die deze zomernacht nooit zullen vergeten.

In 1991 werd dooor Heemkring De Faluintjes een gedenkplaat aan de ingang van de dorpskerk ingehuldigd, in het bijzijn van Raymond Fenton.

Datum: 
04/07/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Beugemstraat
Moorsel
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996
correspondentie fam. Fenton