Boven de Antwerpse Kempen had de bemanning Petersen/Leidenbach (6.Staffel) een Stirling van hetzelfde 149 Sqdn in het vizier. De Duitse piloot kon zijn slachtoffer niet ontwijken en ramde de bommenwerper. F/Sgt E.W. Whitney wist zijn R9314 'OJ-T' in bedwang te houden en vervolgde zijn koers naar de Noordzee toe. De 'OJ-T' was echter te zwaar beschadigd, de rugkoepelschutter zag tot zijn ontzetting dat na de klap en het daaropvolgende gekraak de staartkoepel, met de schutter Sgt Keith Roderick finaal weggemaaid waren. Whitney zette zijn 'OJ-T' netjes in de golven neer, de bemanning kroop in de dinghy en werd de volgende dag, om 14u08, verkleumd maar levend, een twintigtal kilometers voor de Belgische kust door een Walrus van de Air Sea Rescue vanuit Ramsgate opgepikt.

Het verhaal kreeg nog een triest staartje. Op 15 juni werd door spelende kinderen in een korenveld het in staat van ontbinding zijnde lichaam gevonden van een vliegenier. De persoon lag op zijn rug waarop het ongeopende valscherm hing. Door de val was het lichaam enkele centimeters diep in de aarde gedrongen. In zijn zakken vond men een klein gebedenboekje, met daarin zijn naam, een fluitje en een biljet van 10 shilling. Rond zijn hals droeg hij een rode zijden halsdoek met witte bolletjes. Het slachtoffer, Sgt Keith Roderick, de vermiste staartschutter, werd op het kerkhof van Rijkevorsel begraven - nu rust hij te Langemark.