Operatie Türkenkreuz

Generalleutnant Ernst von Hoeppner, bevelhebber van de Duitse luchtstrijdkrachten, tekende begin 1917  Operatie Türkenkreuz (Turkenkruis) uit. Hiervoor werd op 1 februari 1917  een speciale bombardementseenheid opgericht. Haar voornaamse opdracht luidde bij dag Londen en de Oostkust van Groot-Brittannië te bombarderen. Maar het doel was evenzeer het moreel van de Britse bevolking aan te tasten. Deze bijzondere eenheid zou de geschiedenis ingaan als Kagohl 3  (Kampfgeschwader der Obersten Heeresleitung der Luftwaffe 3). Omdat het hele opzet mijlenver verwijderd was van de operaties boven het front in Vlaanderen en Frankrijk, kwam de bevelvoering rechtstreeks vanuit Berlijn.

De man die dit hele plan ten uitvoer zou brengen, was de 33-jarige Hauptmann Ernst Brandenburg. Hij werd geboren te Sophienfeld (Oost-Pruisen, thans Znin, Poznan in Polen), volgde er de Kadettenschool, werd infanterist vooraleer in 1911 ingedeeld te worden bij een bureau die belast was met het bestuderen van het mogelijke gebruik van vliegtuigen bij militaire operaties. Maar Brandenburg bleef infanterist, ook bij het uitbreken van de oorlog.  Gekwetst aan het front met de rang van  Hauptmann, werd hij vereerd met het IJzeren Kruis 2de Klasse en bekwam hij op 1 november 1915 zijn overplaatsing bij de luchtstrijdkrachten. Hierbij dient opgemerkt dat het voor een officier op dat moment veel belangrijker was om waarnemer te zijn in een vliegtuig, dan piloot. Het besturen van een vliegtuig werd beschouwd als een zuiver technische aangelegenheid, en een piloot was ook niet meer dan een “chauffeur”. De gezagvoerder aan boord was een officier die bepaalde waarheen zijn piloot moest vliegen. Ernst Brandenburg was dus een waarnemer, en zou nooit een pilotenbrevet halen. In die functie liep hij snel in de kijker. Deze Pruis was een geboren leider, maar ook een innemende persoonlijkheid die zijn ondergeschikten kon motiveren. Bovendien had hij een grote technische kennis van het luchtoorloggebeuren. Toen men hem voor de bewezen frontdiensten op 20 januari 1917 de hoge onderscheiding het Hohenzollernschen Hausorden mit Schwerte uitreikte, hoorde Brandenburg dat hij de leiding van het Kagohl 3 zou krijgen.

Meteen toog de Hauptmann aan de slag. De man wist nauwelijks waaraan hij begon, want er was niemand die ooit strategische bombardementen georganiseerd had. Hij moest de tactieken, de strategie en operationele procedures uitdokteren. Oriëntatie boven zee was van het hoogste belang, en daarom stuurde hij zijn officieren naar de noordelijke eilanden Sylt en Helgoland waar ze van de marinevliegeniers een training kregen in navigatie boven het water.

De hele voorbereiding van Türkenkreuz gebeurde vanzelfsprekend in het grootste geheim – het hele opzet moest immers een enorme verrassing voor de Britten worden. Daarom werd uitgekeken naar vliegvelden die een eind van het front gelegen waren, zo ver mogelijk van het alziend oog van de geallieerde luchtverkenners. De pistes vanwaar gestart zou worden met de Gotha’s, moesten lang genoeg zijn, en de aanwezigheid van grote hangars was een pluspunt. De keuze was al al gauw gemaakt. Gontrode, met zijn luchtschiphangar, en het ruime Sint-Denijs-Westrem zouden de uitvalsbases van Kagohl 3 worden.

Maar de hele geheimdoenerij werd flink op de helling gezet toen twee vliegeniers van de Flieger Abteilung 19, Offizierstellvertreter Rudolf Klimke en zijn waarnemer, Oberleutnant Walter Leon, geheel op eigen houtje in de nacht van 6 op 7 mei 1917 vanop het vliegveldje Handzame vertrokken. Met hun Albatros C V waagde het duo het Kanaal over te steken, en in het donker naar de Britse hoofdstad te navigeren. Tussen Hackney en Holloway dropten ze vijf bommen van 12,5 kilo elk, waarna ze meteen maakten dat ze wegkwamen. Als bij wonder haalden ze het met hun brandstof tot aan de Belgische kust, en na hun landing rapporteerden ze fier hun exploot. Alleen, het Duitse opperbevel kon hun waagstuk niet waarderen. Opperbevelhebber von Hoeppner vreesde terecht dat zijn hele operatie Türkenkreuz in het water kon vallen nu de Britse luchtverdediging gealarmeerd was – later zou blijken dat de Britten dit als een eenmalig incident beschouwden, en de hoofdstad dommelde terug in.  Klimke en Leon werden uit hun eenheid gegooid, maar kwamen kort daarna terecht in het Kagohl 3, waar ze aan een aantal missies op Groot-Brittannië deelnamen.

Brandenburg bouwde de structuur van “zijn” Kagohl 3 (KG 3) verder uit. Het Geschwader werd opgedeeld in vier Kampfstaffeln, die elk een zestal toestellen telden - later zouden er nog eens twee Staffeln gevormd worden.

Het Duitse opperbevel hoopte reeds in februari 1917 operationeel te zijn, maar dit was voor Brandenburg geen haalbare kaart. Een grote kwaliteit van de leider was immers dat hij alles grondig voorbereidde en geen onnodige risico’s wilde lopen. De levering van de nieuwe Gotha’s liep immers wat vertraging op.

De bemanningen  namen in mei 1917 hun intrek op de twee vliegvelden in het Gentse. De officieren van Kagohl 3 verbleven in kasteel Le Grand Noble te De Pinte. Dit was immers het ideale kader voor het officierenkorps van de eenheid, die een groot aantal edellieden telde – vooral graven en baronnen.

Brandenburg vestigde zijn hoofdkwartier in Gontrode, en dirigeerde er mee de activiteiten van de 15.Staffel (onder het bevel van Oberleutnant Walter) en de 16.Staffel (geleid door Oberleutnant Seydlitz). In tegenstelling tot het vliegveld van Sint-Denijs-Westrem, was dit terrein heel wat geschikter voor het starten en landen van grote vliegtuigen dank zij de weidse, vlakke akkers die zich ten westen ervan uitstrekten.

De zeppelinhangars bleken met hun afmetingen ideaal voor het herbergen van de grote Gotha’s. Op luchtfoto’s was aan de Lembergse kant van het vliegveld een nieuwe concentratie van onderkomens en nieuwe loodsen te zien. Schijnwerpers werden opgesteld om het begin van de startbaan te verlichten. Langs de hele lengte van de startbaan waren lampen geïnstalleerd. Als schuilplaats voor het personeel en als verdediging van de basis werden drie bunkers opgebouwd in de “Rechte Ree”, een verbinding van de Kapellendries en de Scheldeweg - hiervan resteren er in 2008 nog twee en overblijfselen van de derde over. Luchtafweer bestond uit mobiele machinegeweren en licht veldgeschut op wielen diende als luchtdoelartillerie.

In Sint-Denijs-Westrem waren de 13.Staffel met als bevelhebber Oberleutnant Viebeg en  de 14.Staffel onder Oberleutnant Weese gestationeerd.

Vrijdag 25 mei 1917 : Aanval op Engeland

Kagohl 3-Meteoroloog Cloessner voorspelde voor 25 mei prachtig vliegweer. Maar de eersten die hiervan profiteerden, waren de Britten. Hadden zij iets in de gaten ? Rond half zes ’s ochtends verschenen enkele de Havilland 4’s die te Duinkerke gestationeerd waren. Hun bominslagen werden gehoord, en die voormiddag deed bij de bevolking het gerucht de ronde dat er hangars op Sint-Denijs-Westrem vernield waren. Omdat de Duitsers beletten het veld te naderen, kon dit niet bevestigd worden. Wel kreeg een klein huisje een voltreffer, terwijl de omliggende huizen ontruimd werden.

Ondanks dat – volgens de geruchten - “verschillende bommen dicht bij acht grote vliegtuigen ontploften” was er nauwelijks een onderbreking bij de werkzaamheden van het Gotha-grondpersoneel bij het laden van bommen, munitie en zuurstof. En de  raid ging ’s namiddags gewoon door. De geplande tussenlanding in Nieuwmunster was er omdat de Gotha’s nog problemen hadden met de brandstoftoevoer. Daarom werd er aan de kust steeds bijgetankt. Vrijdag 25 mei 1917 was de grote dag. Vanuit Sint-Denijs-Westrem en Gontrode vertrokken 23 Gotha’s westwaarts. Een voor een streken ze op Nieuwmunster neer.  Een landing op het uitgestrekte vliegveld hield echter ook risico’s in, want de wind aan de kust ging hier harder tekeer dan in het binnenland. Eén Gotha ging zo al in de vernieling, maar de bemanning overleefde de kraaklanding. Er werd brandstof getankt, en rond half vier steeg de formatie weer op.

Meteorologie stond toen nog in de kinderschoenen, en Leutnant Cloessner durfde al te voorspellen wat voor weer er boven het Kanaal hing, maar hoe het er boven Engeland aan toe ging, kon hij niet weten.

De heenreis ging voor het grootste deel over de Noordzee. Brandenburg loodste vervolgens de formatie ten noorden van de Thamesmonding het Britse grondgebied binnen, met de bedoeling van dan af de rivier te volgen richting hoofdstad. Maar er kwam een dik wolkendek opzetten en vanuit zijn neusgondel  op zo’n vijf kilometer hoogte overschouwde de Hauptmann de situatie. Londen aanvallen bleek geen optie – men zou niet weten waar de bommen neerkwamen, en men zou wel eens verloren kunnen vliegen. Maar in het zuiden leek de situatie veel beter. Via een vuurpijl gaf hij te kennen dat de formatie koers zou zetten naar het graafschap Kent.

De falanx van vier Staffeln volgde zijn leider richting kust. Haast een uur lang zeilden de Gotha’s over de heuvels van Kent, zonder dat er één schot gelost werd, of een Brits vliegtuig in de buurt kwam. De Britten waren totaal verrast. Nu de zeppelinraids voorbij waren kregen de luchtafweerbatterijen verbod om te schieten, uit vrees eigen toestellen neer te halen. En ondanks het feit dat er druk over en weer getelefoneerd werd, wisten de Britse luchtstrijdkrachten niet tijdig hun toestellen in de lucht te sturen – op vijf kilometer hoogte leken de Gotha’s onaantastbaar.

Met de Britse zuidkust in zicht werden de bommen afgesteld. De eerste tuimelden naar omlaag in de buurt van Ashford – zonder al te veel schade te berokkenen. En dan volgden de Gotha’s nog een eindje de kliffenkust. Folkestone leek een legitiem doelwit – het was de havenstad van waaruit dagelijks troepen naar het front verscheept werden. Die vrijdagavond was het er in de winkelstraten een gezellige drukte. De inwoners deden hun inkopen voor het weekend. Kinderen speelden op straat, want het was stralend weer. Het geluid van de bominslagen in de verte verbaasde niemand, want iedereen meende dat het kanonvuur was van een oefenterrein in de buurt. Enkel het diepe geronk van de Gotha’s deed de hoofden in de lucht turen.

En dan dropten de bommenwerpers hun dodelijke lading. Eén projectiel explodeerde middenin Tontine Street, waar men op dat moment op de koppen kon lopen. De gevolgen waren verschrikkelijk : meer dan zestig mensen waren op slag dood, velen zouden de dagen nadien bezwijken, wat de balans op 71 doden zou brengen – waarvan 28 vrouwen en 27 kinderen. In Shorncliffe ontplofte een bom middenin een kazerne – hier stierven achttien soldaten, waaronder zestien Canadezen. In totaal telde men 95 doden en 192 gekwetsten.

Pas boven de Noordzee waren enkele Sopwith Pups van 4 (Naval) Squadron er in geslaagd om de formatie in te halen. Om half zeven ’s avonds zagen vier piloten (Flight Sub-Lieutenant A. J. Chadwick in Pup N6176, Flight Sub-Lieutenant L. F. W. Smith in Pup N6168, Flight Lieutenant G. M. T. Rouse in Pup N6198 en Flight Sub-Lieutenant E. W. Busby in Pup N5196) hoe een Gotha van de 13.Staffel in het water sloeg : Oberleutnant Manfred Messerschmidt en de Leutnants Willy Neuman en Werner Scholz zouden nooit meer levend in Sint-Denijs-Westrem geraken.

En ook een bemanning van Gontrode moest het ontgelden. Bij Beernem stortte een toestel van de 15.Staffel neer, met aan boord Oberleutnant Kurt Kleemann, Leutnant Hans Parschau en Unteroffizier Alfred Dickhaut. De Gotha explodeerde in de lucht en kwam op een huis terecht, waar nog eens drie slachtoffers vielen – twee vrouwen en een man. De lichamen van beide officieren werden vier dagen later op de Gentse Westerbegraafplaats ter aarde besteld. Parschaus broer Otto was drager van het Pour le Mérite en had acht overwinningen op zijn conto staan, vooraleer zelf neergehaald te worden boven Frankrijk.

Datum: 
25/05/1917
Toestel: 
Organisaties: 
Locatie
Tontine Street
Folkestone
gb
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
Dhanens Piet en De Decker Cynrik, Een eeuw luchtvaart boven Gent deel I, Flying Pencil, Erembodegem, 2008