Mitchell FL204 bij Maldegem

Het 98 Squadron richtte op 10 juni 1943 zijn pijlen op de centrale van Langerbrugge. Omstreeks 17.55 uur startten zes Mitchells van de basis Foulsham (Norfolk) voor de operatie met de codenaam Ramrod 86.

Boven Vlaanderen ontwaarden de geallieerde vliegeniers een paar dozijn Focke-Wulfs in het luchtruim tussen Eeklo en Zelzate.

Het betrof hier achtentwintig toestellen van de II./JG 1, gestationeerd in Nederland. De Duitse jachtpiloten identificeerden onmiddellijk de vijf bommenwerpers maar verklaarden achteraf twintig à vijfentwintig Mustangs en Spitfires gezien te hebben. De jachtescorte was veel groter, maar er hing slecht weer in de lucht en de zichtbaarheid was beperkt. Hierdoor hadden ze de rondvliegende Squadrons niet ontdekt.

Feldwebel Kurt Niedereichholz van de Stab beschreef het daaropvolgende gevecht in een rapport dat nog steeds in de Duitse archieven van Freiburg rust. Hij vloog die dag met zijn Focke-Wulf A-4 "Weisse 5" :

"Om 18u.30 startte ik als nummer 4 van de Schwarm van de Stab, onder leiding van Hauptmann Olejnik. Alarmstart. Via de radio werden we naar vijfduizend meter hoogte geleid in de richting 240°/280°. Omstreeks 18.45 uur arriveerde onze Schwarm in de aangeduide sector en voltrok zich een gevecht met een gemengde formatie van een twintig à dertig toestellen. Ik ontwaarde vijf toestellen die ik als B-25 C Mitchells identificeerde. Ze vlogen in zuidwestelijke richting. We voerden een bocht uit naar links op de vijandelijke formatie waarna Hauptmann Olejnik het startsein voor de aanval gaf. De formatie bommenwerpers bevond zich links van me, recht onder mijn toestel. Ik voerde mijn aanval met de zon in mijn rug, dook vanuit de hoogte en trok naar rechts. Ik viseerde een B-25 C die achteraan rechts vloog en zag hoe mijn projectielen in de motoren sloegen. De Mitchell spuwde een grote witte rookpluim uit. Doordat ik kort daarop door twee Spitfires onderschept werd, kon ik het lot van de Mitchell niet meer volgen. Ik dook onmiddellijk naar de grond en keerde in scheervlucht terug naar de basis waar ik om 19.34uur landde, zonder geraakt te zijn.".

Het verslag werd bevestigd door Oberfeldwebel Hans Ehlers die gezien had hoe de bommenwerper een lange witte rookpluim achter zich liet en de formatie verliet.

Het slachtoffer van Niedereichholz was de Mitchell II (FL204) van het 98 Squadron die om 18.45 uur te Maldegem tegen de aarde sloeg. Een agent van de inlichtingendienst "Marc" schreef : "Een Engelsch vliegtuig, met 4 man werd getroffen en kwam zich verpletteren nabij het vliegveld van Maldegem, wijk Kampel. Eén der inzittenden had gepoogd zich te redden met den valscherm, doch deze had zich niet geopend en de jongen viel te pletter; de andere drie inzittenden werden gedood bij den val van het vliegtuig. "

De vader van de Mitchell-piloot, de heer G.R. Grindley, schreef ons in 1995 op 93-jarige leeftijd : "Jack deed het erg goed op school. Té goed, vrees ik. Maar hij weigerde verder te studeren en kreeg werk aangeboden bij de Spoorwegen. Hij vervoegde het leger en zes maanden later vertrok hij als Leading Aircraftsman naar Canada om er een pilotenopleiding te volgen. Over zijn missies weet ik haast niets, maar ik kan slechts vertellen dat hij op 20-jarige leeftijd stierf met drie jongens die ongeveer even oud waren." Nog steeds rusten te Maldegem de piloot, Flight Sergeant Jack Grindley (20 jaar); de navigator/ bommenrichter, Sergeant Harold Webb (21 jaar) ; de radiotelegrafist, Sergeant Stanley Coleman (21 jaar) en de boordschutter, Sergeant Edward Sayer (22 jaar).

Hun tegenstander, Kurt Niedereichholz, zou door een vreemde speling van het lot anderhalf jaar later, tijdens Operatie Bodenplatte (Nieuwjaarsdag 1945) bij de luchtaanval op Sint-Denijs-Westrem, eveneens bij Gent de dood vinden.

Datum: 
10/06/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Kampeldreef
Maldegem
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik: Vleugels boven het Meetjesland, De Eecloonaer, Eeklo, 2008
correspondentie G.R. Grindley, 1995
Archief Jean-Louis Roba