Luchtaanval op Mortsel

Tijdens de bezetting van België was de Wehrmacht genoodzaakt beslag te leggen op diverse fabrieken waarin het oorlogsmaterieel kon onderhouden en gerepareerd worden. Het duurde niet lang of de Luftwaffe liet haar oog vallen op de gebouwen van wat eens de Minervafabriek was. Te Mortsel werden tot het bankroet in 1934 de bekende auto's en motoren geproduceerd. De ligging van de fabriekshallen was ideaal voor het vestigen van een "Frontreparaturbetrieb", een plaats waar vliegtuigen en motoren konden gereviseerd en hersteld worden. Mortsel lag op vrij korte, maar toch respectabele afstand van het Kanaalfront, de streek waar de Luftwaffe een groot aantal van haar toestellen verloor. Het zou bovendien geen probleem worden om geschoolde werkkrachten in de Antwerpse agglomeratie te vinden. En tenslotte was er de nabije ligging van het vliegveld Deurne.

De vliegtuigfirma Erla (genoemd naar het stadje waar in 1932 een automobielfabriekje gevestigd werd) werd vanaf 1935 ingeschakeld om het revolutionaire jachtvliegtuig van professor Willy Messerschmitt te produceren, de Bayerische Flugwerke model 109, kortweg Bf 109.

De fabriekshallen waren de geschikte plaats om beschadigde Bf 109 en Bf 110's te repareren. Daarnaast stond nog een verlaten fabriekje waar voor de oorlog parket geproduceerd werd. Daar zouden de Daimler-Benz-moteren gereviseerd worden. Reeds tijdens de Slag om Engeland draaide Frontreparaturbetrieb GL Erlawerk VII, kortweg 'Erla', op volle toeren. De Messerschmitts arriveerden van fronteenheden in België, Nederland, Noord-Frankrijk, tot bij Parijs. Na reparatie en revisie werden de toestellen vanop Deurne terug naar hun eenheid gevlogen. De geschiedenis van Erla in Mortsel werd reeds door Jean Dillen in zijn boek "Erlawerk VII Antwerpen-Mortsel 1940-1944" uitvoerig behandeld.

Het komen en gaan van Messerschmitts was niet aan het oog van de geallieerden voorbijgegaan. Doordat Mortsel heel wat dichterbij lag dan de overige Duitse vliegtuigfabrieken, toonde de USAAF een meer dan gemiddelde belangstelling voor Erla VII. De fabriekshallen te Mortsel vernietigen was dan ook een hoge prioriteit op de lijst van de USAAF...

Op 5 april startten niet minder dan negen Spitfire-Squadrons voor operatie 'Ramrod 52'. De Spits zouden voor de escorte instaan voor een Amerikaanse bombardementsstrijdmacht van negenenzeventig B-17's en vijfentwintig B-24 'Liberators'. De USAAF had op dat moment een vrij beperkte frontervaring. Op de vooravond van 5 april had zij welgeteld negenveertig oorlogsmissies op haar actief staan. De meeste doelwitten waren in Frankrijk gesitueerd; totnogtoe hadden de Amerikaanse bommenwerpers het slechts zeven maal gewaagd een doelwit in het Reich te bombarderen. Op dat moment was er binnen de hele Amerikaanse Achtste Luchtmacht welgeteld één vliegenier die reeds vierentwintig missies gevlogen had. Technical Sergeant Roscovitch van de 306 Bomb Group zou op 5 april aan de vereiste vijfentwintig missies deelgenomen hebben om met verlof te gaan.

De aanval van 5 april 1943, bij de Amerikanen geregistreerd als "Mission N° 50", zou tot één van de grootste oorlogsdrama's in de Belgische geschiedenis leiden. Tot vandaag is het een drukbesproken feit, dat verscheidene malen in de media uit de doeken gedaan werd. De trieste repercussies werden reeds door Achille Rely beschreven in zijn boeken "Bommen op Mortsel" en "Geen oorlogskruis voor Mortsel".

Binnen deze studie zullen we ons beperken tot het militaire aspect van de hele operatie, opdat de lezer zou begrijpen hoe het tot zo'n drama zou komen.

Voor "Mission N°50" werden in totaal 104 bommenwerpers ingezet. Volgens plan zouden de zware viermotorige bommenwerpers eerst een schijnmaneuver richting bezette kust uitvoeren. De B-17's zouden dit doen door een driehoekig traject boven de Noordzee af te leggen. De B-24 'Liberators' legden meer naar het zuiden een lusvormig traject af. Nadat beide formaties dit eerste gedeelte volbracht hadden, zouden ze elkaar boven North Foreland ontmoeten om vervolgens in rechte lijn Gent aan te vliegen. Ten zuiden van de Arteveldestad zou de formatie een bocht maken naar het noorden. Boven Lokeren lag het 'Intitial Point', de plaats waar de formatie om 15u.28 de koers voor de laatste keer zou wijzigen om in rechte lijn naar het doel te vliegen, dat om 15u.32 zou gebombardeerd worden. 

Vooraan de formatie B-17's zou de 306 Bomb Group vliegen, die dan respectievelijk gevolgd zou worden door de 91, 303 en 305 Bomb Groups, en de Liberators van de 44 en 93 Bomb Groups. Het hele opzet lijkt voor de buitenstaander vrij ingewikkeld, en blijkbaar was het dit ook voor de Amerikaanse vliegeniers. Van bij het verlaten van de Britse kust zouden de problemen zich opstapelen.

Afspraak gemist 

De vier Bomb Groups, met elk plusminus twintig Vliegende Forten, verlieten netjes op tijd de Engelse kust en volbrachten het afleidingsmaneuver boven de Noordzee.

De Liberators van de twee overige Bomb Groups (44 en 93 BG) zaten na afloop van het afleidingsmaneuver enkele minuten achter op schema. De Vliegende Forten bleven niet boven de plaats van afspraak wachten en waren reeds richting bezette kust vertrokken. Hierdoor zouden de Liberators een heel eind achter de Forten hinken. De Amerikaanse formatie was nu in twee stukken gebroken. Bovendien waren twee kleinere formaties moeilijker te verdedigen, zowel door de Britse Spitfires als door de Amerikaanse boordschutters. Door het uitvoeren van de schijnmaneuvers was de Luftwaffe wel verwittigd dat er een grootscheepse aanval op komst was. Reeds om 14u.44 uur startten de Focke-Wulfs van de II. Gruppe vanop Vitry. Het duurde niet lang of ze werden bijgestaan door de Wevelgemse III.Gruppe.  

Spitfire-escorte

De Luftwaffe wist blijkbaar erg snel waar de raid heen ging en richtte al haar beschikbare krachten op het Vlaamse luchtruim. Even werd gewacht, de Luftwaffepiloten wisten immers dat de Spitfire-escorte haar opdracht binnenkort zou moeten afbreken. Vanaf dat moment zou men de Amerikaanse bommenwerpers rechtstreeks aanvallen.

De schermutselingen tussen de Spitfires en de Focke-Wulfs bleven dan ook beperkt. Enkel de Kenley Wing (403 en 416 Squadron), geleid door Wing Commander 'Johnnie' Johnson, bracht het tot een treffen, waarbij zij claimden een vijftal toestellen beschadigd te hebben.

Ons is slechts bekend dat een FW 190 A-4 (Werknummer 5679) van het 2./JG 2 een kraaklanding uitvoerde bij Oostende. Het toestel raakte voor 90 % beschadigd en de piloot, Lt Johann Wiethof, was gewond. Mogelijks was Wiethof niet betrokken bij de verdediging van de Amerikaanse formatie, doch tijdens een onderschepping tijdens één van de afleidingsraids boven de Franse kust.

Bij het Sas van Gent braken de Spitfires, zoals op hun vluchtplan voorzien was, de escorte van de Amerikaanse formatie af. De geallieerde jachtpiloten hadden immers nog net genoeg brandstof in de tanks om hun thuisbasis te bereiken. En hierop hadden de Focke-Wulf-piloten gewacht. Van zodra de Spitfires slechts silhouetten waren, veranderden de Duitsers de propellorstand van hun jagers en ontgrendelden ze hun bewapening. Het was 15u.35.

'Schlageter' valt aan

De eenheid die de Vliegende Forten zou aanvallen was het gevreesde Jagdgeschwader 26, een Luftwaffe-onderdeel dat tot dan toe veel ervaring had met het bestoken van B-17's. Reeds in de buurt van Gent voerden de Schlageterjagers de eerste preciese en bliksemsnelle aanvallen uit. Ze zouden langsheen het hele traject naar Antwerpen de Amerikanen op de hielen zitten, waardoor de formatie uit elkaar viel.

We kunnen dan ook stellen dat het ondermeer de verbeten Duitse aanvallen waren die tot de tragedie bij Mortsel zouden leiden.

De Group die vooraan vloog, de 306 BG, werd geleid door Lt Col James W. Wilson. In het vliegtuig zat eveneens Brigadier Generaal Frank A. Armstrong, de bevelvoerder van de 1st Bombardement Wing. Hij had een jaar ervoor, op 17 augustus 1942, de allereerste B-17-aanval op bezet gebied geleid, en werd beschouwd als de meest ervaren tacticus van de Achtste Luchtmacht. Mensen van zijn kaliber werden van hogerhand niet aangemoedigd aan operaties deel te nemen. Hogere officieren als hij waren te kostbaar om te verliezen. Bovendien was er het gevaar dat een man als hij in krijgsgevangenschap teveel details zou kunnen geven.

Brig. General Frank A. Armstrong wou zich die 5de april rekenschap geven van de moeilijkheden waarin zijn mannen moesten vechten in het luchtruim van het bezette Europa. In zijn gevechtsrapport, dat hij na de missie schreef, lezen we : "Met gebarentaal maakte ik de piloot duidelijk dat hij alert moest zijn voor vroegtijdige aanvallers... Wees naar twee condesatiestrepen die uit het Franse luchtruim opdoken, hoog aan de hemel, rechts... Observeerde de formatie vanuit het zijraampje. Keek naar België bij het overvliegen van de kust, en vroeg me af hoe de mensen het er stelden..."

L'il Abner

Seconden later barstten de gevechten pas goed los. Blijkbaar verliep de coördinatie tussen de Duitse jagers erg goed, want ze concentreerden hun aanvallen haast uitsluitend op de vooraan vliegende 306 Bomb Group. Hierdoor zouden ze de hele formatie ontredderen. Iemand van de achter vliegende 303 Bomb Group bevestigde : "De Duitse jagers bewerkten vooral de jongens die vooraan vlogen, ik zag er enkele naar beneden storten."  In totaal zouden er vier 306 BG machines niet naar hun basis terugkeren. Een eerste machine van deze Group, met het serienummer 42-25431 en de naam "L'il Abner", raakte zwaar beschadigd door de granaten van een Focke-Wulf. De viermotor moest de formatie verlaten en werd kort daarop terug aangevallen. De machine explodeerde bij Wilrijk.

De dood van Geisshardt

Haalde de Kommandeur van de II.Gruppe, Hptm Wutz Galland een eerste B-17 naar omlaag, de Wevelgemse III.Gruppe zou er haar Kommandeur bij verliezen. Hauptmann Friedrich "Fritz" Geisshardt, sinds januari '43 Kommandeur, was die namiddag opgestegen vanop Wevelgem. Fritz Geisshardt had op dat moment maar liefst 102 overwinningen op zijn naam staan, en was daardoor één van de topschutters van de Luftwaffe.

Geisshardt had tijdens de vier maanden dat hij op Wevelgem Kommandeur was, geen enkele overwinning behaald. Mogelijks was hij die 5de april vastbesloten om zijn eerste 'Viermot' neer te halen. Hij leidde zijn formatie in het gevecht en dook meermaals tussen de B-17's door. Misschien onderschatte hij de vuurkracht van het Amerikaanse .50 machinegeweer. Het duurde niet lang of de Kommandeur kreeg er de volle lading. De Duitse piloot raakte zwaar gekwetst en moest een noodlanding uitvoeren op Gontrode, een voormalig vliegveld uit de Eerste Wereldoorlog bij Gent (andere bronnen vermelden het vliegveld Sint-Denijs-Westrem).

De Schlageter-jagers het ook op Generaal Armstrongs machine gemunt. Zonder twijfel beseften zij dat door deze machine uit te schakelen, of dan toch te hinderen, de hele raid een mislukking zou worden. Armstrong's B-17 werd in de buurt van Gent en Antwerpen maar liefst vijfentwintig maal aangevallen... Na zijn terugkeer schreef hij : "Vervloekte een FW 190 die rechts op ons afkwam. Keek naar de eerste vijandelijke aanval, vooraan de formatie. Ik toonde de piloot de aanvallers, die gevaarlijker werden. Duwde de stuurknuppel naar voor op het moment een FW 190 onze neus aanviel. Ik had weer eens het stuur vanop de achterbank overgenomen, en het speet me...

Dook weg toen een granaat de zuurstof en hydraulische installatie aan stukken reet. Keek naar de piloot en co-piloot om te zien of ze gewond waren. Voelde me misselijk worden... controleerde de zuurstofvoorraad - druk was nu onder 100... Piloot vertelde me dat Capt. Robert J. Salitrnik, navigator, geraakt was en hulp nodig had. Snoof nog eens van de zuurstof en ging naar het neusgedeelte. Kroop doorheen hydraulische vloeistof op handen en knieën naar navigator. De navigator had een grote granaatsplinter in z'n been en bloedde hevig. Ik gebruikte de darm van het zuurstofmasker om af te binden. Hielp de navigator zijn parachute af te leggen en hem neer te leggen. Spande de darm weer aan en vroeg de bommenrichter deze vast te houden. Nam gegevens uit de zak van de navigator en trachtte onze positie op de kaart te bepalen. Kon de map niet openplooien. Kroop terug naar piloot om hem onze kompaskoers op een stukje papier te geven... verloor informatie op de vloer en kroop terug..."

Dit verslag toont duidelijk hoe verward de situatie aan boord van het leidinggevende vliegtuig in de buurt van Antwerpen moet geweest zijn.

Arstrongs Fort keerde terug naar Groot-Brittannië maar de Group Navigator, Captain Robert J. Salitrnik, moest naar een hospitaal in Diddington gebracht worden. In zijn wonden, veroorzaakt door de Schlageter-aanvallen, ontstond gangreen en op 16 april overleed de navigator. Thans ligt hij begraven in Californië.

Verwarring boven het doelgebied

Intussen naderden de vier Bomb Groups Antwerpen. Vooraan vloog nog steeds de 306 BG, maar doordat deze piloten tussen Gent en Antwerpen voortdurend moesten maneuvreren om de Schlageter-aanvallen te mijden, was deze "Lead Group" uit koers geraakt en had ze snelheid verloren. Het hele bombardement dreigde toen reeds een mislukking te worden. Boven Lokeren werd de "Bomb Run" ingezet, de aanloop naar het doelwit. Luttele seconden voor de aanval werd - totaal onverwacht - nog een laatste koerscorrectie ingevoerd. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat het JG 26 nog steeds op de formaties dook, en bovendien strooide nu ook de Flak die rond Antwerpen opgesteld stond, granaten in de lucht. Omstreeks halfvier openden de bommenrichters van de 306 BG vanop een hoogte van 24 000 voet (plusminus zes kilometer) de bommenluiken. Dat ze het doelwit, de Erla-fabrieken te Mortsel, zouden raken, was op dat moment haast uitgesloten. In dergelijke gevallen zou de raid afgelast moeten worden, maar mogelijks lagen de Amerikanen zo zwaar onder vuur dat ze liever de bommen dropten om hun eigen hachje te redden.

Door het bijsturen van deze Group geraakten de "Bomb Runs" van de daarachter vliegende drie Groups reddeloos in de knoei.

De 91 Bomb Group volgde, maar op het ogenblik dat de bommenrichter vooraan deze Group de ERLA-fabrieken in zijn bomvizier had, hingen onder zijn formatie de laatste toestellen van de 306 BG ! Om de eronder vliegende toestellen te mijden, werden het lossen van de bommen met drie tot vijf seconden uitgesteld.

De 303 BG daarentegen kampte met een ander soort problemen. Tijdens de luttele seconden boven het doelwit werkte het bommenvizier niet van de B-17 die vooraan de Group vloog. Ook hier werd het lossen van de bommen met 4 à 6 seconden uitgesteld, een eeuwigheid voor de betrokken bemanningen en een heel eind voor een vliegtuig dat enkele honderden kilometers per uur vloog. Hierdoor dropten de zeventien bommenwerpers van de 303 BG hun lading lukraak op de stadskern.

Even later arriveerden de Liberators, die de bommenluiken openschoven.

Beneden hen was de hel reeds losgebarsten.

Het bombardement was een totale mislukking. Er vielen inderdaad enkele bommen binnen het terrein van het doelwit, Erla VII. Hierbij gingen enkele Messerschmitt-rompen verloren alsook één volledig toestel, de Bf 109 G-4 met het Werknummer 14992. Het behoorde aan de 12./JG 2 en werd op dat ogenblik gereviseerd.

Vele huizenblokken te Mortsel waren beschadigd of lagen in puin. 936 burgers vonden de dood, waaronder 209 kinderen van drie scholen. 220 huizen waren vernield, nog eens 609 zwaar beschadigd en 3136 beschadigd.

Joe Consolmagno, de navigator van de L'il Abner die bij Wilrijk neerstortte, werd na zijn landing in een wagen gestopt, die in de richting van de getroffen stad reed. De Luitenant schreef later : "We arriveerden in een wijk waar brandslangen over de straat lagen. Overal lagen brokstukken en puin. Een man kwam uit een smeulend gebouw, blijkbaar een school. In zijn armen hield hij het slappe lichaam van een kind. "Wat zeg je daarop ?", vroeg mijn bewaker. "Dit zijn je vrienden, je bondgenoten". Er was geen antwoord op zijn vraag. Zelfs de dodelijke stilte leek ongepast."

Doorheen België laaide een golf van solidariteit met de slachtoffers. Dokters onderzochten de verstikte slachtoffers om voorzorgsmaatregelen bij de burgerbescherming te verbeteren.

Het bombardement van 5 april zou een verschrikkelijke en bloedige waarschuwing zijn voor de Belgische bevolking, die zich nu realiseerde dat de luchtoorlog zich niet enkel boven Duitsland afspeelde, en dat de "bevrijding" ook de dood met zich kon meebrengen. De Belgische ambassadeur in de Verenigde Staten zond een officiële protestbrief, en van haar kant sprak de Duitse propaganda over de "Luftgangsters" en wijdde zij grote reportages aan de begrafenisplechtigheden van de slachtoffers. Velen onder hen zouden nooit geïdentificeerd worden en hun lichamen werden op een speciaal ereperk ter aarde besteld.

Volgens Achille Rely zijn de catastrofale gevolgen vooral te wijten aan

a) de slordige voorbereiding van de missie

b) het slecht functioneren van enkele Norden-bomviziers en

c) een tijdverlies van een viertal seconden bij het droppen van de bomlading om geen bommenwerpers van de 306 BG te raken die zich op het kritieke ogenblik onder de 91 BG bevonden.

We kunnen daarbij stellen dat het vooral de aanvallen op de formatie door het Jagdgeschwader 26 waren die de Amerikaanse formatie danig ontredderde.

Het blijft tenslotte een open vraag of het al dan niet verantwoord was om vanop 24 000 voet en hoger (meer dan zes kilometer hoogte), een delikaat gesitueerd doelwit als Erla te willen treffen zonder een bloedbad in de omgeving te veroorzaken.

De aanval op Mortsel zou een smet betekenen op het blazoen van de USAAF. Daarenboven bleek nog dat de luchtverkenningen die de volgende dagen uitgevoerd werden de geallieerden duidelijk maakten dat Erla VII nauwelijks geraakt was en dat de heropbouw reeds volop aan gang was.

Door deze verschrikkelijke resultaten zou Erla niet meer in haar werk gestoord worden. De Messerschmitts rolden uit de werkhallen, tot aan het einde van de Duitse bezetting...

Datum: 
05/04/1943
Locatie
Gemeenteplein
Mortsel
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: Duel boven België, De Krijger, Erpe, 1999