Ju 188 WNr.260196 te Genval

Franz Specht werd geboren op 10 januari 1921 in de Württembergse stad Öhringen. Zijn vader stierf toen hij amper zes was aan de gevolgen van een ziekte opgelopen in de loopgraven. Toch kon hij verder studeren, mede omdat zijn moeder de schilderszaak van zijn vader verderzette. Franz ging bij de Jungvolk, en later bij de Hitlerjugend. Op zijn 17de verjaardag meldde hij zich vrijwillig voor een officierencarrière bij de Luftwaffe. Over een beroep in de burgerij had hij nog niet nagedacht: "Am liebsten möchte ich bei der Luftwaffe bleiben", zoals hij het zelf schreef. Na zijn obligate Reichsarbeitsdienst, waarin hij meewerkte aan de uitbouw van de Westwall, kwam hij tot zijn eigen frustratie bij een Luftwaffe-Baukompanie terecht. Terwijl hij zijn broek zat te slijten in een barak in Noorwegen, was Frankrijk al op de knieën gekregen en had hij naar zijn eigen zeggen nog altijd niets bijgedragen aan het winnen van de oorlog.

 Inderdaad, hoewel hij over goede papieren beschikte kwam Specht's militaire carrière maar traag op gang. Pas eind 1941 kwam hij eindelijk terecht bij een Flugzeugführerschule, en werd hij tot Offizier-Anwärter benoemd. Maar ook hier bleef hij veel te lang steken: pas op 1 februari 1943 werd hij als Feldwebel toegelaten tot zijn eerste operationele eenheid, de 12. Staffel van Kampfgeschwader 6. Hij werd piloot van één van de Junkers 88 A's van de Staffel, op dat moment actief op Flugplatz Brétigny, onder Parijs. Hier werd hem in juni 1943 zijn vaste crew toegewezen: Feldwebel Bock als Funker, Uffizier Harzheim als Beobachter, en Uffizier Maass als Bordschütze. Op 20 juli 1943 beleefde Specht er zijn eerste Frontflug als Flugzeugführer, boven Bordeaux.

 Tot echte actie kwam het bij deze Erganzungs-Gruppe echter nog niet. Daarin kwam verandering toen de bemanning begin augustus 1943 werd verplaatst naar de 7. Staffel van hun Kampfgeschwader in Italië. Op 10 augustus 1943 bombardeerden ze de haven van Augusta op Sicilië, net een maand nadat de geallieerden daar waren geland. Die maand volgden nog 4 Feindfluge, waarvan drie boven Sicilië en één naar Bizerta (Tunesië). De meest opmerkelijke was die van 23 augustus boven Palermo. Specht en zijn crew slaagden erin een handelsschip, geschat op 6000 ton, te raken met hun 1000 kg bommen. Ze lieten het brandende schip achter zich, en de volledige bemanning werd bij hun terugkomst meteen onderscheiden met het EK2.

 Enkele dagen later werd hun Italiaanse basis zelf het slachtoffer van een bombardement, en werd de terugtocht naar het noorden ingezet. Kampfgeschwader 6 kwam op de Brusselse luchthaven Melsbroek terecht. Vanuit Melsbroek ondernam Specht nog minstens twee bombardementsmissies: op de vliegvelden van Norwich (28/9/1943) en van Cambridge (03/10/1943). Dit zijn de laatste aantekeningen in zijn Flugbuch; zijn vluchten van oktober tot december 1943 werden niet meer opgetekend. Wellicht zijn het er niet veel meer geweest, want in oktober werd hij ziek en bijna geheel november was hij thuis met Genesungsurlaub. De avond van 26 november moest hij weer vertrekken, het zou de laatste keer zijn dat zijn moeder hem zou zien.

 Twee weken later, op 11 december 1943 omstreeks 10u35 Duitse tijd, vloog de Besatzung Specht vlakbij hun basis, toen zich een groot technisch probleem en een explosie aan boord voordeed. De bemanning trachtte zich nog te redden, maar het toestel stortte neer in het meer van Genval, gelegen tussen Waterloo en Wavre. Geen van de inzittenden overleefde de crash - minstens twee mannen bleven in het wrak, één vliegenier werd aangetroffen op een paar honderd meter van het meer, verstrengeld in zijn parachute in een boom van de villa Béatrix, op de hoek van de avenue des Cormiers en de avenue du Théâtre.

 Omdat het toestel vlak tegen de oever neerkwam, konden de Duitsers vlak na de crash alle inzittenden en een deel van het toestel bergen. Andere wrakresten kwamen nog boven bij het baggeren van het meer in juni 1975. Specht en zijn kameraden werden op 17 december 1943 begraven in Evere, en later naar Lommel overgebracht. Daar rusten ze vandaag: Fahnenjunker-Feldwebel Franz Specht (Block 45, Grab 246), Uffizier Walter Maass (Block 43, Grab 220), Oberfeldwebel Ferdinand Bock (Block 43, Grab 62) en tot slot Feldwebel Wilhelm Kohls (Block 45, Grab 532), die kort voordien de stoel van Harzheim had overgenomen. Uffizier Gregor Garzheim zou trouwens enkele maanden later ook zelf sneuvelen, toen hij als bemanningslid van Uffizier W. Schmidt van de 6. Staffel op 21 maart 1944 in de Noordzee stortte bij Zeebrugge. Hij ligt in Ysselsteyn begraven.

Twee dagen na de begrafenis, op 19 december 1943, kreeg moeder Stefanie het tragische nieuws. Op 15 januari kreeg ze bezoek van Uffizier Haas, die de nalatenschap van haar zoon meebracht. De papieren onderdelen zitten nu in mijn verzameling: zijn Flugbuch, zijn dagboeken, foto's, enzovoort. Ze kreeg ook een blonde haarlok van hem, als laatste aandenken.

Tim De Craene

Datum: 
11/12/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Locatie
avenue des Cormiers
Genval
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
Archief Tim De Craene