Hampden bij Boussu lez Walcourt

De piloot van de Hampden AE197 van het 408 Squadron, F/Lt Ralph Van den Bok D.F.C. vloog die nacht zijn 28ste missie. Hij schreef later : "Omstreeks 20u. steeg ik op vanop Balderton in een Hampden om Saarbrucken te bombarderen. We werden omstreeks 22u.30 door een Ju 88 neergehaald." Flight Lieutenant Van den Bok had het enigszins bij het verkeerde eind. De nachtjager die hem neerhaalde was geen Ju 88, doch de Messerschmitt Bf 110, die bestuurd werd door de bevelvoerder van de I./NJG 4, Hauptmann Wilhelm Herget.

"Ik sprong en landde aan mijn parachute in een veld bij Cerfontaine. Ik was ongedeerd, op een paar schrammen op m'n been na. Het vliegtuig stortte zo'n vijf mijl verder neer."

De rest van de bemanning bestond uit Wing Commander John D. Twigg, de bevelvoerder over het squadron. Hij kwam om het leven tijdens zijn veertiende operatie. en rust op het kerkhof van Gosselies. Aan boord bevond zich ook nog F/Lt Ian Maitland DFC, de staartschutter en tevens 'Gunnery Leader' van het squadron. Naar alle waarschijnlijkheid waren Herget's salvo's hem fataal. hij werd te Boussu-lez-Walcourt begraven. De navigator was F/Lt G.C. Fisher - waarover zodadelijk meer.

Ralph Van den Bok gaat verder :

Een Belgische meisje beschreef me later een lichaam dat erg op Twigg leek. Ik bezocht de plaats waar het begraven werd, vlakbij de plaats waar het vliegtuig neerstortte. Het graf lag bedolven onder de bloemen. Ik hoorde later dat de Duitsers het lichaam begroeven in het Britse militaire begraafplaat te Dinant.

Ik was mijn laarzen kwijt, en, nadat ik mijn parachute verborgen had, wandelde ik een tiental minuten tot ik bij een gehucht kwam, Les Violettes. Ik ontmoette er enkele Belgische boeren die me vertelden dat de Duitsers wel drie kilometer verderop waren. Deze mensen leken niet erg behulpzaam, maar later ontdekte ik dat ze erg voorzichtig waren omdat één van hen de echtgenote was van een helper. Ik sliep in de bossen bij Allonet.

Toen het weer dag was begaf ik me naar een boerderij, die ik een tijdje in het oog hield. Uiteindelijk kwam de boer naar buiten met een Elzasser. Ik floot naar de hond, die naar me toe kwam en we waren meteen vrienden. Ik verklaarde wie ik was en kreeg hulp en een schuilplaats waar ik drie dagen verbleef. Mijn gastheer had een vriend die me in contact bracht met een organisatie die me naar het Verenigd Koninkrijk bracht."

Bij de Bombing Leader en navigator, F/Lt G.C. Fisher, een automechanieker uit Regina, Saskatchewan (Canada) verliep de ontsnapping niet zo vlot : "Ik verborg mijn parachute en zwemvest en met mijn kompas trok ik zuidwaarts, zo snel ik kon. Drie nachten ging ik zo verder, ik sliep overdag in de bossen. De derde nacht trok ik door het bos van Chimay, ging langsheen Chimay en bereikte de grens bij Maquenoise. Even ten zuiden van Chimay trof een Belgische boer me aan in zijn veld. Hij gaf me voedsel en burgerkledij en bracht me op de weg naar Frankrijk. Ik vermeed de grensposten te Maquenoise door doorheen de bossen en de velden te gaan. Het was gemakkelijk om de patrouilles per fiets te vermijden.

Ik liep op de hoofdweg naar het Foret de Michel en bereikte Hirson omstreeks 22u.15 op 30 augustus. Het goot, maar aangezien ik geen onderkomen vond moest ik verder trekken. Ik verborg me uiteindelijk in een kelder, maar vlakbij mij liep een Duitse soldaat voortdurend heen en weer. Ik maakte snel dat ik wegkwam en trok een verlicht huis binnen. Het huis was een café waar vier Duitsers zaten. Eén van hen vond dat ik er zo miserabel uitzag dat hij me iets te drinken aanbood. Ik moest me weer uit de voeten maken, trok doorheen de velden tot ik bij een spoorweg kwam. Ik kon niet meer verder, ik was uitgeput. Ik stond zo onder een boom, sidderend in de gietende regen. De volgende dag vond ik een weg, de Route Nationale 7 richting Charleville. Ik verliet de weg te Maubert Fontaine en trok zuidwaarts. Ik kreeg wat te eten in een huis maar de bewoners waren te bang om me binnen te nemen. In het tweede huis waar ik aanklopte was een Duitser ingekwartierd, maar de bewoner, die van Duitse afkomst was en Franse sympathieën had, haalde me over om binnen te komen. Op 1 september zette hij me aan de deur.

Ik trok verder, terug via de R.N.7 te Liart, en volgde tot Novion Porcien. Totaal uitgehongerd klampte ik een Française aan die me te eten en te slapen gaf. Mijn voeten waren in een verschrikkelijke toestand. Ik bleef er vijf dagen. De familie, een vader, moeder, zoon en dochter waren erg aardig voor me. Ze bezorgden me een identiteitskaart en brachten me naar Reims, in een auto van de vrouw van een kasteel. De zoon en de dochter begeleidden me per trein tot in Parijs. Er was geen controle op de trein en we arriveerden daar om 20u. op 5 september. We dineerden bij de Gare du Nord (een armoedige maaltijd) en namen de nachtexpress naar Bordeaux vanuit de Gare d'Austerlitz. We reisden tweede klas (de Duitsers hadden vooraan een vijftal wagons voor henzelf gereserveerd). Enkele geüniformeerde Duitse vrouwen trachtten in ons compartiment te raken, maar de Fransen lieten hen niet binnen en zonden hen naar de Duitse coupés.

Om 7 u. kwamen we in Bordeaux aan, waar we de lokale trein richting Cerons namen. We staken te voet de Garonne over, tot in Cadillac en gingen naar een huis waar mijn gidsen kennissen had. Deze bezorgden ons fietsen en we reden naar Grand Pierre, even ten zuiden van St. Germain de Graye, op de Demarcatielijn. We brachten de nacht in een hotel door, waar mijn gidsen me verlieten, en een vrouw bracht me over de Lijn naar St. Pierre d'Aurillac zonder enig probleem. Ze vroeg me 150 Francs, ik gaf er haar 200. Ik nam de trein richting Marmande. Onderweg werd de trein drie maal gecontroleerd. Er was wat opschudding over enkele Joden en mensen die uit Fort de la Revere uitgebroken waren, maar mijn identiteitskaart leek voldoende voor hen. In Marmande nam ik de de express naar Marseilles. Er was controle in het loket van Marmande, maar ook hier had ik geen problemen. Er was geen controle op de nachttrein naar Marseilles, waar ik om 7 uur aankwam op 8 september. Ik ging recht naar het Amerikaanse consulaat. Van daaruit werd ik bij een organisatie gebracht die voor mijn repatriëring zorgde naar het Verenigd Koninkrijk."

Op 30 september stond F/Lt Fisher aan de rotsen van Gibraltar, en vijf dagen later bevond hij zich op Engelse bodem.

Datum: 
28/08/1942
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Boussu lez Walcourt
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis, RAF-bommenwerpers boven België, 1942, De Krijger, Erpe, 1996