Het geluk stond aan de zijde van de zes van de zeven bemanningsleden van de Halifax II «NP-L» LW298 van 158 Squadron, die vijfhonderd meter ten westen van het Limburgse Vlijtingen tegen de aarde smakte. De oorzaak van de crash blijft een mysterie. Frank Hill, de navigator, liet later weten « Zo’n vijftien kilometer ten zuiden van Antwerpen werkten de bestuursorganen van het toestel niet meer. Het vliegtuig geraakte in een tolvlucht en de piloot gebood ons te springen.»

Die piloot, Sgt V.E. Horn, kon samen met de twintigjarige Frank Hill ontsnappen. Deze laatste landde even te zuiden van Lummen en kwam zo in de fruitstreek op de grens van de provincies Brabant en Limburg terecht. «Ik trok door Spalbeek en vervolgde mijn weg naar Kozen. Terwijl ik fruit trachtte te plukken in een boomgaard - het was omstreeks 3 uur ‘s nachts - wekte ik de bewoners van een huis. Eerst leken ze erg vijandig, ze dachten immers dat ik een dief was. Maar van zodra ik hen vertelde wie ik was werd ik binnengelaten en kreeg ik te eten.» Frank Hill werd naar het hol van de leeuw gebracht. In Sint-Truiden werd hij immers op een ontsnappingslijn gezet en, op 6 februari 1944, was hij in Groot-Brittannië. De Sergeanten F.H. Andrews, L. Bennett, B.Y. Samuels RAAF en Sgt R.J. Gould, werden gevangen genomen. De bommenrichter, Sgt Robert C. Graham, was het enige slachtoffer. Hij werd te Brustem begraven, na de oorlog werden zijn stoffelijke resten naar Heverlee gebracht.