Halifax te Rance

In de Halifax MkII JD262 ‘MH-E’ van 51 Squadron zat de bommenrichter, F/O Harry Nock. Hij was oorspronkelijk de bommenrichter van de bemanning van Sgt Frederick Heathfield. Nock viel in juni van zijn fiets en raakte hierbij licht gewond. Hierdoor nam hij niet deel aan de raid op Krefeld in de nacht van 21/22 juni. Tijdens deze raid echter ging de Halifax van zijn bemanning verloren bij Balen-Neet.

“Nick” Nock werd vervolgens aan een andere bemanning toegewezen en het toeval zou uitwijzen dat zijn JD262 eveneens boven België zou verloren gaan, ditmaal in Wallonië.

Om 02.40u. werd de Bf 110, bestuurd door Oblt Ludwig Meister, Adjudant van de Stab I./NJG 4, door zijn radiotelegrafist Uffz Hannes Forke naar een viermotor geleid die hij te Rance, ten zuiden van Beaumont, zou neerhalen. Meister behaalde zo zijn elfde overwinning. In een rapport, opgesteld door de rijkswacht van Thuin, lezen we: “In de nacht van 3 op 4 juli hoorde ik een vliegtuig neerstorten. We gingen op onderzoek uit en vonden het omstreeks 03.45u. ten westen van de gemeente Rance, in de omgeving van de gebouwen van de intercommunale van de elektriciteit, in een veld langsheen de weg. Een Duitse patrouille, gekazerneerd te Chimay, was reeds ter plaatse bij het grootste gedeelte van het wrak. Tijdens ons verder onderzoek ontdekten wij nog een vleugel en meerdere brokstukken van het vliegtuig. Vervolgens vonden we drie lichamen van vliegeniers. Geen enkel bemanningslid, gewond of ongedeerd, werd bij mijn weten teruggevonden. Ik informeerde telefonisch de Kreiskommandantur van Charleroi over het voorval.”

Uiteindelijk bleken vijf jonge sergeant-vliegers omgekomen te zijn: John Garnham, de piloot (20 jaar); Ronald Knight, de meccano (22 jaar); Alfred Bishop, de radiotelegrafist (22 jaar) die met zijn beschadigde parachute in een veld te pletter sloeg; en de boordschutters Joseph Costello (22 jaar) en Roy Debben (19 jaar). Zij werden te Gosselies begraven.

De bezetter maakte één krijgsgevangene, de navigator W/O J.N. Gibson. Hij verklaarde bij zijn ondervraging dat hij de enige overlevende was. Vervolgens werd hij naar Stalag 357 Kopernikus gestuurd. Hiermee wilde hij waarschijnlijk zijn kameraad, de bommenrichter F/O Harry Nock, het wat makkelijker maken. Deze was zonder kleerscheuren aan de grond gekomen en verbleef de eerste nacht in de bossen. Hij had het geluk opgenomen te worden door weerstanders en vertrok in het maquis in de venen. De Komeet-ontsnappingslijn was in de regio als gevolg van arrestaties gedesorganiseerd geraakt. De vliegenier zou verscheidene maanden in Henegouwen verblijven, waar hij de bevrijding in september 1944 meemaakte. Harry Nocks verdwijning zorgde voor heel wat onrust op het thuisfront. Zijn ouders kregen het bericht dat hij waarschijnlijk overleden was, en het Britse vorstenhuis schreef zelf een brief waarin ze hun medeleven betuigden bij het verlies van hun zoon! Harry Nock zou nog twee keer naar Rance terugkeren om zijn vrienden te bedanken.

Datum: 
04/07/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Rance
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Naar de vallei van de Dood, De Krijger, Erpe, 1998