Halifax te Londerzeel

Deze Halifax werd onderschept na het bombardement op Leuven. Ross Doubt herinnerde zich die minuten :

"Bommenrichter Van (n.v.d.s. F/O John W. Van Maarion) lag op zijn buik in de neus van het vliegtuig, en bestudeerde zijn instrumenten. Het zwarte gordijn achter hem was volledig dicht geschoven, zodat geen licht hem kon hinderen van het lampje dat boven mijn tafeltje hing. Net achter me, in de neus, zat onze radiotelegrafist Fitz (n.v.d.s. W/O 1 R.J. Fitzpatrick) , die de voorbije tijd erg druk bezig was met het naar buiten gooien van bundels zilverpapier om de Duitse radar te misleiden. Ik keek voor een laatste maal naar mijn uurwerk. Het was 00.26 en ik rapporteerde Blackie (n.v.d.s. F/O J.H. Black) dat de doelmarkeerders ieder moment naar beneden zouden komen.”

Op dat moment sloop een Messerschmitt Bf 110 onder de buik van de Halifax. Niemand aan boord van de Halifax wist wat er gebeurde toen deze zijn Schräge Musik in werking stelde en de vleugel openreet. Volgens Duitse officiële bronnen werd deze Messerschmitt bestuurd door Oberleutnant Hans-Heinz Augenstein, Staffelkapitän van de 9.Staffel  van het Nachtjagdgeschwader 1, die in Nederland gelegerd was.[1]

Keren we terug naar wat zich aan boord van de Halifax afspeelde :

“Net op dat moment schudde het hele vliegtuig en ik hoorde Pat (n.v.d.s. F/Sgt W. Berry) erg kalm tegen Blackie zeggen : "De hele vleugel staat in brand." Ik realiseerde me dat we in de problemen zaten, maar aangezien ik me in een afgeschermde ruimte bevond kon ik me op geen enkele manier vergewissen hoe erg de toestand wel was. Kort daarna klonk Blackies stem door de intercom met het bevel "Verlaat het toestel". Dit was het signaal waarop we onbewust sinds onze trainingsvluchten op geanticipeerd hadden en nu we er voor stonden, kwam de oefening goed van pas.

Aangezien ons vliegtuig nu in lichterlaaie stond was het niet meer nodig in totale duisternis te zitten, dus schakelde ik het plafondlicht in de neus in zodat we konden zien waarheen we gingen. Daarna bevestigde ik mijn parachute aan mijn harnas en ik trok mijn vlieghelm en zuurstofmasker af. Aangezien onze 12 000 pond bommen gewapend stonden en het vliegtuig zo hevig brandde, vreesde ik dat de bommenwerper in volle vlucht zou exploderen vooraleer wij de kans kregen te springen.

Het ontsnappingsluik bevond zich onder mijn voeten en om erbij te raken moest ik mijn zitting opplooien tegen de ene muur en mijn navigatietafel langs de andere kant.

Ik was de eerste eruit en toen ik de handgreep vasthad - de deur ging langs binnen open - gaf radiotelegrafist Fitz me een hand. Op hetzelfde moment voelde ik dat bommenrichter Van  achter mij stond. Hij opende het luik op zo’n 90°, tot het moment dat het loskwam van de vloer. Het lawaai was enorm door de kracht van de wind die naar binnen huilde. Het enige dat ik buiten zag was een rode vuurgloed, veroorzaakt door de 1000 gallons die nog in onze vleugels zaten. De vlammen bedekten het achterste gedeelte van het vliegtuig. Ik trachtte het luik door de opening te gooien, zoals ons geleerd was, maar dit leek onmogelijk door de luchtstroom. Nadat ik enkele kostbare seconden verloren had plaatste ik de deur naast de navigatietafel. Ik stond recht, mijn hand op mijn rip cord, en sprong door het gat, in die gloeiende afgrond. Ik besefte maar al te goed dat mijn enige kans om te overleven door die sprong geboden werd, en het kostte me geen moeite of dapperheid om het toestel te verlaten, dat toch maar een brandende toorts geworden was. Van het moment dat ik het bevel gekregen had het toestel te verlaten tot het moment dat ik sprong, waren er niet meer dan vijfentwintig seconden verstreken.

Ik trok onmiddellijk aan de rip cord en tuimelde door de lucht. Ik kreeg een geweldige slag toen mijn valscherm zich opende. Van zowat tweehonderd mijl per uur was ik afgeremd naar twaalf mijl per uur. Door die slag was mijn valschermharnas van de linkerzijde van mijn lichaam geschoven, en ik hing ondersteboven. Ik zag hoe de parachute zich ontvouwde tot haar volle 24 voet diameter. Ik greep naar de stuurlijnen en nu hing mijn lichaam in een U-vorm. Ik vreesde dat de rest van mijn harnas niet goed vastzat en dat ik te pletter zou storten. "

De toen 15-jarige Gust De Smedt (+) bewoonde het erf langsheen de Middelweg op het gehucht Bergbos te Londerzeel. Hij vertelde ons over die laatste seconden :

"Vanuit Londerzeel klonk het luchtalarm omstreeks middernacht. We konden niet slapen en keken naar de overvliegende bommenwerpers. Boven Malderen wees mijn vader me naar een lichtpuntje aan de hemel. Het puntje werd een vuurbal. Het brandende vliegtuig maakte een bocht en kwam naar onze boerderij toe. Wij hadden geen tijd meer om naar onze schuilkelder te vluchten, en bleven verdoken in de schuur zitten. Een enorme knal, we waren zelfs enkele minuten doof. Alle deuren stonden open, de ruiten waren gebroken en zelfs heel wat pannen waren van het dak geschoven. Later zou blijken dat zelfs de balk in de nok van het dak gebarsten was. Het erf en de boomgaard lagen bezaaid met kogels en brokstukken.

Men vertelde ons later dat een brandende stoel doorheen het dak van de woning van de familie Claessens geslagen was. Die hebben deze nog net buiten kunnen gooien, en alzo een brand vermeden."

Door het feit dat de bommen reeds gewapend waren - een procedure die tijdens de vlucht uitgevoerd werd net voor het moment de bomb run ingezet werd - explodeerde vrijwel de hele lading langsheen de Middelweg te Londerzeel.  Ross Doubt daalde inmiddels naar de aarde :

"Ik zag niets meer van die bommenwerper, maar nadat ik zowat twee minuten gedaald was, hoorde ik een vreselijke explosie. Ik dacht dat de Duitsers met Flak naar mij aan het schieten waren, maar later vernam ik dat het mijn bommenwerper was die verderop geëxplodeerd was.

Ik voelde hoe de greep in mijn handen verzwakte en moest opgeven. Ik viel weer naar omlaag, met mijn voeten tussen de valschermkoorden. Het was zo stil rondom mij, het enige dat ik hoorde was het geruis van de wind in de zijde. De parachute begon te draaien en werd van de ene naar de andere kant geslingerd. Ik was toch nog blij te leven en dankte het meisje dat mijn valscherm geplooid had. Het leek wel een eeuwigheid vooraleer ik de grond bereikte. Later berekende ik dat het zowat zeven minuten moeten geweest zijn. Mijn enige zorg was of mijn hoofd de slag zou opvangen en waarin ik zou landen. Ik zag vaag het patroon van de velden in het land beneden me. Ik trachtte nogmaals mijn valschermkoorden te grijpen, maar ik had reeds te lang ondersteboven gehangen en herwon de kracht niet meer. Ik zwaaide heen en weer, met mijn armen over mijn borst gekruist en wachtte op wat komen zou. Vlugger dan ik gedacht had sloeg ik tegen de aarde. Het was een zware slag, maar ik raakte niet bewusteloos. Het sloeg zowat de lucht uit mijn longen en ik riep “Mijn god !”.

Mijn eerste gedachte was dat mijn vrouw en familie in Canada mochten weten dat ik nog leefde.”[1]

Vijf van de acht vliegeniers konden de brandende Halifax verlaten, voor één van hen was het echter te laat. Geen van de drie boordschutters evenwel , die allemaal in het achterste gedeelte van de romp zaten, konden de bommenwerper verlaten. Twee ervan waren naamgenoten, Albert en James Jones. De ene was Brit, de andere Canadees. De derde boordschutter, Kenneth Drumm, was een Amerikaan die eind 1942 de Canadese strijdkrachten vervoegd had. Mogelijks waren ze reeds dood of gewond door de aanval van de nachtjager. Gust De Smedt gaat verder :

"Bij het ochtendgloren gingen we kijken. De Duiters waren reeds ter plaatse. Er was een enorme krater in het veld geslagen. Vier motoren lagen in het rond geslingerd, en ook de grootste delen van de romp en de vleugels lagen boven.

Ten alle kanten vonden we brokstukken. Ik verzamelde achteraf heel wat munitie en stukken van de motor, alsook snippers van Franse en Nederlandse bankbriefjes. Er werden ook menselijke resten gevonden : enkele vingers, een voet. Tegen een van de wilgenstammen kleefde een stuk hoofdhuid met zwart haar.

Er kwam massa's volk kijken, dat langs de kapotgereden aardeweg in drommen kwam aanzetten. Naar verluidt zou er zelfs een commercieel ingestelde Londerzelenaar er met zijn ijskar gestaan hebben. Hij deed goede zaken.

Het vliegtuig was met zijn bommen ontploft. Centimeter dikke scherven, zo groot als een hand werden in de verre omtrek gevonden. Op de bodem van de krater lag nog één onontplofte bom. De Duitsers verzochten iedereen de omgeving te verlaten, en hebben dan met een elektrische ontsteking vantussen de huizen van het naburig dorpje Westrode het springtuig tot ontploffing gebracht. Tot voor enkele jaren stak zo'n schrapnel bovenaan in een hoge canadapopulier. Het leek wel alsof iemand ermee vogelpik gespeeld had.

Die dag kwam ook nog de Duitse piloot langs die de bommenwerper neergeschoten had, in het gezelschap van twee officieren. "Alles kaputt", mompelden ze.

De Duitsers hebben nooit die propellorbladen gevonden die in onze boomgaard lagen. Vader heeft deze later verkocht aan een schroothandelaar. Met dat geld heeft hij nog een goede pint gedronken."[2]

Weken later werd in een korenveld aan de Stuiverstraat het levenloze lichaam gevonden van Robert Fitzpatrick, de radiotelegrafist. Het lag ingedrukt in de aarde, wat erop wijst dat hij tevergeefs gepoogd had te springen. De trieste vondst zorgde voor heel wat commotie. Men meende immers een dode Duitser gevonden te hebben. Bij de crash van de E for Easy verloren uiteindelijk vier vliegeniers het leven.

De piloot, Flying Officer J.Howard Black kwam niet ver van de crashplaats neer. Hij zette het op een lopen, maar liep recht in de armen van een Duitse patrouille. In 1996 bezocht zijn kleinzoon Jeff met Ludo Van Hout de crashplaats en kreeg hij van Gust De Smedt het hele verhaal te horen.

Drie bemanningsleden konden ontsnappen. Walter Berry, de  boordmeccano, werd door Louise De Boeck, in de volksmond Wiske Blocks genoemd, naar de boerderij van de gebroeders Meeus in de Meerstraat geleid. Daar verbleef hij de eerste nachten. Vanuit Londerzeel werd de meccano naar een woning aan de Leuvense vaart te Mechelen gebracht. Hij wachtte het einde van de bezetting af in Brussel, onder de hoede van pilotenhelpster Anne Brusselmans, waar hij zijn navigator Ross Doubt zou ontmoeten. Walter Berry overleed nauwelijks twee maanden voor het verschijnen van dit boek, op 10 september 1998 [1]

De bommenrichter, Flying Officer "Bill" Van Maarion, een winkelier uit Alberta, rapporteerde in 1944 :

"Ik begroef mijn valscherm en mae west in een gracht zette het op een lopen. Uiteindelijk bereikte ik het dorp Wolvertem. Daar ontmoette ik een boer en ik legde uit wie ik was."

De landing van Bill was niet vlekkeloos verlopen, naar alle waarschijnlijkheid was hij een eind aan zijn valscherm over de weidegrond gesleurd en doorheen de prikkeldraad getrokken. Hij liep hierdoor verwondingen op.

Het was de vader van Maria Coppens, Emile, die de nachtelijke bezoeker naar het erf in de Driesstraat 48 te Wolvertem bracht. De toen 19-jarige Maria was toen reeds actief in het verzet en was die nacht van huis weg. Toen zij 's ochtends arriveerde, zat daar de gewonde Bill. Maria verzorgde zijn kwetsuren en de familie verstopte hem één nacht. Maria besprak nog heel wat met hem. De 25-jarige vliegenier, een atletische, blonde man, was ontzet van de doorstane emoties. Vertwijfeld keek hij naar zijn handen. "Hoeveel doden heb ik veroorzaakt door deze handen ?" vroeg hij zich steeds af. Had hij als bommenrichter schuldgevoelens ?[1]

Bill werd de volgende dag overgebracht naar de familie Verdict, die op de markt van Londerzeel een hoedenwinkel uitbaatte. Daar verbleef hij twee nachten, waarna Hilda Keymolen hem per tram, "den L", vergezelde naar een schuiladres in Sint-Joost-ten-Node. We wijzen er op dat via dezelfde weg en via de familie Verdict en Hilda Keymolen de voorbije weken nog twee Amerikaanse vliegeniers, Fred Greeley en James Barnes[2] naar de hoofdstad versluisd waren.[3]

"Op 15 mei bracht de dochter van de mensen bij wie ik verbleef me met de trein naar Brussel, waar ze me in contact bracht met helpers. Ik verbleef drie maanden in Brussel op verschillende adressen. Tijdens mijn verblijf doorzocht de Gestapo tweemaal het huis."[4]

In een magazijn in de Hoekstraat wachtte hij de bevrijding af. Al die tijd werd hij bijgestaan door een ongehuwd paar dat de conciërgewoning betrok. Eenmaal de geallieerde troepen de hoofdstad binnengetrokken waren, keerde hij terug naar Londerzeel om Maria Coppens te bedanken. Bill Van Maarion overleed op 13 juni 1986. Zijn laatste dagen zou hij nog heel veel gedacht hebben aan de mensen die hem in Londerzeel hielpen.

F/O J. Howard Black RCAF uit Flin Flon, Manitoba, 29 jaar, piloot, krijgsgevangen

F/Sgt Walter "Pat" Berry DFM, uit Belfast, Ierland, ontsnapt, vloog voorheen in 76 Sqn, DFM gepubliceerd op 16 november 1943

F/O John William "Bill" Van Maarion RCAF, uit Winnifred, Manitoba, 25 jaar, bommenrichter, ontsnapt

F/O Ross H. Doubt RCAF, uit Toronto, Ontario, 30 jaar, navigator, ontsnapt

F/O Robert J. Fitzpatrick RCAF, uit St. Lawrence, Newfoundland, radiotelegrafist, 31 jaar, begraven te Evere (rij 18, graf 28)

Sgt James H. Jones RCAF, uit Ridgetown, Ontario, buikkoepelschutter, 19 jaar, begraven te Evere (rij 19, gemeenschappelijk graf 6-8)

Sgt Kenneth W. Drumm RCAF, uit Galt, Ontario, 22 jaar, rugkoepelschutter, begraven te Evere (rij 19, gemeenschappelijk graf 6-8)

Sgt Albert C. Jones, uit Birmingham, 20 jaar, begraven te Evere (rij 19, gemeenschappelijk graf 6-8)


[1] Interview Maria Coppens, Londerzeel, 27 september 1998

[2] Voor het verhaal van hun ontsnapping verwijzen we naar "'40-'45 boven Schelde, Dender en Durme" (Uitgij. De Krijger, 1996), blz. 172

[3] Gegevens verstrekt door mevrouw Hilda Clauws-Keymolen aan Ludo Van Hout

[4] Report on Evaded capture in Belgium, F/O John William Van Maarion, Public Records Office, Kew




[1] Gegevens verstrekt door Ludo Van Hout




[1] Herinneringen van Ross Doubt, door hem opgetekend in manuscript "Crew of Halifax "E" for EASY"

[2] Interview Gust De Smedt, Londerzeel, 27 september 1998




[1] Deze overwinning zou later eveneens toegekend worden aan Oblt Schnaufer, die hiermee zijn 64ste Abschuss behaalde. De bemanning schoot om 00.36 een Halifax bij Bokrijk neer, en behaalde een derde overwinning die nacht op zes kilometer ten noordwesten van Turnhout. De tijdsspanne (4 minuten) tussen deze overwinningen is echter té kort om de afstand Londerzeel-Turnhout te verklaren.

 

 

Datum: 
13/05/1944
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Middelweg
Londerzeel
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: Doelwit: Leuven, De Krijger, Erpe, 1998