Halifax HR734 te Loncin

Om 01.28u. behaalde Ofw Reinhard Kollak zijn tweede overwinning die nacht - de zesentwintigste op zijn palmares. Het was de Halifax HR734 ‘NP-P’ van 158 Squadron, het enige verlies van de eenheid bij deze raid. Deze viel voor het Fort van Loncin, langsheen de route Luik-Sint-Truiden. Een ooggetuige uit de streek schreef kort na de oorlog :

"Gedreven door nieuwsgierigheid, ging ik omstreeks 5 uur naar de plaats van het onheil. Ik kwam voorbij een klein bos en ontwaarde een groot gedeelte van een valscherm dat in een boom hing. Ik nam het mee naar huis. Dit voorwerp droeg de naam HANSON. Ik dacht dat het ontbrekende stuk als verband zou gediend hebben voor de gewonde vliegenier, aangezien ik verderop bloedsporen vond.

Bij een tweede bezoek nam ik een volledige motorbeplating mee van het vliegtuig met daarop het serienummer H.R 734. Het was 1,77 m lang en 1,40 m breed en diende de hele bezetting als afdak voor mijn schuilkelder.

Toen ik een derde keer op de plaats kwam, zag ik nog eens twee parachutes, die verdeeld werden onder verschillende personen. Men vertelde me dat één van de bemanningsleden van het vliegtuig, M. Carey uit Oxford (n.v.d.s. : Cecil E. Carey, de navigator), zich in een bijgebouw van het station van Ans bevond waar hij de eerste zorgen toegediend kreeg vooraleer naar een hospitaal gebracht te worden. Ik vernam tevens dat er in de omgeving van het fort van Loncin drie lichamen gevonden waren.

Op 15 juli onderzocht ik de landerijen waarover het getroffen vliegtuig in zijn laatste momenten gevlogen had en zo vond ik in een veld haver, op zijn rug liggend, een vierde lijk in hevige staat van ontbinding, opgeblazen en zonder ogen.

Er was geen valscherm. Een vriend raadde me aan om de vicaris van de parochie St Barthélémy van Luik, de heer Carlos Delamme, te verwittigen. Deze was echter niet thuis.

Ik keerde terug naar het lijk, dat intussen bewaakt werd door Duitsers. Ik kon niet dichterbij komen want de Duitsers schoten naar me. Enige tijd later kon ik het terug benaderen en nam zijn helm, hoofdtelefoon, microfoon, pilotenbadge, rubberen envelop, en een zakje in kunststof met daarin reeds gesmolten chocolade. Ik nam tevens de handschoenen, een ring, drie geldstukken, drie foto's, de landkaarten, de laarzen en een identiteitsplaatje mee.

Ik bracht alles naar huis, behalve het geld en de kaarten welke ik aan de vicaris gaf. Deze raadde me aan de overige voorwerpen bij me thuis te verbergen."

De vier slachtoffers, allemaal sergeanten, werden door de bezetter geborgen. De piloot was Charles Preston, een 19-jarige Canadees. Ook zijn broer sneuvelde tijdens de oorlog. Charles Preston werd begraven te Brustem, samen met Edward McKintosh, meccano (21 jaar) ; Frederick Walton, rugkoepelschutter (25 jaar); en David Lock, staartschutter (19 jaar).

Twee overlevenden, W/O Cecil Carey, navigator en W/O Victor Moss, radiotelegrafist werden gevangen genomen. Carey verbleef in Stalag Luft 6 (Heydekrug), terwijl Moss dankzij de hulp van het Rode Kruis een eerste gedeelte van zijn rechtenstudies in Stalag 357 (Kopernikus) kon afwerken. Ondanks zijn zwakke gezondheid door zijn verblijf in het kamp kon hij na de oorlog zijn studies voltooien en werd hij advocaat.

De bommenrichter tenslotte, John Redman, landde in de omgeving van Herstal. Lokale weerstanders stopten hem enkele dagen in een schuur. In Brussel werd hij opgenomen in de lijn van The Captain, een man die uiteindelijk de reeds genoemde collaborateur Prosper De Zitter bleek te zijn. In Parijs werd Redman gevangen genomen. Na verblijven in de gevangenissen van Fresnes, Oberursel en Magdeburg wist hij kort voor de bevrijding van de kampen te ontsnappen en de Amerikaanse troepen te vervoegen.

In 1949 werd bij het fort een herdenkingssteen ingehuldigd als herinnering aan deze bemanning. Redman keerde samen met de families van de gesneuvelden op 15 augustus 1994 naar de plaats van het drama.

Datum: 
04/07/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Rue Edouard Colson
Loncin
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Naar de vallei van de Dood, De Krijger, Erpe, 1998