Halifax bij Tombeek

Bomber Command zette tijdens de nacht van 28/29 augustus 1942 twee raids op het getouw : een naar Nuremberg en een naar Saarbrucken, met de inzet van respectievelijk 159 en 113 bommenwerpers.  De formatie zou onderschept worden door de nachtjagers van de II./NJG 1. Een van de piloten was de toen nog jonge Heinz Wolfgang Schnaufer, die Sint-Truiden verliet aan boord van zijn Messerschmitt Bf 110. Zijn Bordfunker was ook dan Fritz Rumpelhardt. Hij noteerde in zijn dagboek :

We waren weer in de tweede Welle ingedeeld; de eerste bleef voor de “oude hazen” voorbehouden. Reeds op een ongewoon vroeg uur was de oorlog begonnen en wij konden van op de grond de eerste luchtgevechten, het uitwisselen van lichtsporen, volgen. De jager die in ons Raum patrouilleerde voerde drie onderscheppingen, maar allemaal zonder resultaat, zo dat hij zeer vroeg al zijn munitie verschoten had en moest terugkeren.

Nu waren wij aan de beurt. Aanvankelijk was er voor ons geen geluk. Twee aanvallen moesten we afbreken omdat de bommenwerper telkens onze sector buiten vloog. Ook de derde ging de mist in. De schuld lag bij de anders zo fantastische Jägerleitoffizier, die ons verkeerdelijk boven de Tommy gevoerd had. Maar deze had ons ontdekt en begon wild te draaien. We gingen erachter, maar verloren hem uit het oog. Dit soort operaties was vergelijkbaar met jachthonden die achter een haas aanzitten, waarbij het beest steeds van links naar rechts springt.

Ten langen leste waren we dan buiten het bereik van het grondstation en moesten we onverrichter zake terugkeren.

Maar het zou toch nog lukken die nacht. Onze vierde aanval was van zeer korte duur, en Schnaufer had de bommenwerper geïdentificeerd.

We hingen er zo’n kilometer achter. Om bij dit helder maanlicht niet het risico te nemen gezien te worden daalden we. We keken naar omhoog : een viermotorige Halifax – een type waarvoor we veel respect hadden. We hadden nog maar een beetje munitie in de magazijnen. Maar Heinz slaagde er in met een korte vuurstoot de romp te treffen,  vooraleer de bommenwerper in lichterlaaie naar de aarde dook.

Het ging allemaal zo snel. Was de piloot bij dit salvo gedood ?

Maar vele tijd om hier bij stil te staan was er niet. Ook wij waren in moeilijkheden geraakt. Brokstukken van de Halifax  tuimelden in het donker naar ons toe. Schroeven op volle kracht ! Maar onze Messerschmitt begon te tuimelen. 

Ik sloeg met mijn kop tegen het cabinedak en verloor daarbij mijn gehoor en gezichtsvermogen. Al mijn werkinstrumenten vlogen door elkaar. Maar ondanks deze turbulentie hield mijn piloot het hoofd koel. Door te trekken aan de stuurknuppel bracht hij de machine weer in een normale vliegkoers en wij konden, weliswaar door elkaar geschud, maar toch gelukkig, de terugreis aanvatten.

De Halifax II W7809 van het 78 Squadron stortte neer ten zuidoosten van Brussel, te Overijse-Tombeek. De zeven gesneuvelden rusten nog steeds op het kerkhof aldaar, het waren Sgt John A.B. Marshall RAAF (piloot, 24 j.), Sgt George E. Dunn (boordmeccano, 37 j.), W/O Terence M. Manning (waarnemer, 22 j.), Sgt Joseph P. Martin (waarnemer, 34 j.) , Sgt Terris H. Miller RCAF (radiotelegrafist, 23 j.), Sgt John G. Mellor (boordschutter, 20 j.) en Sgt Samual Ross RCAF (staartschutter, 26 j.). Voor zover ons bekend gingen de overwinnaars voor de eerste maal hun slachtoffer bekijken. Het zou een grimmige ervaring worden :

Kort  na onze landing gingen we met de auto op weg naar de inslagplaats van de Halifax bij het dorp Tombeek, tussen Waver en Brussel. Na ongeveer twee uur gezocht te hebben kwamen we eindelijk op de plaats aan, midden in een bosgebied gelegen. Het was  een gruwelijk zicht. De stukken van de machine lagen in een straal van ongeveer 800 tot 1000 meter verspreid. Alles was volledig vernield. Van de doden was nauwelijks iets te herkennen. We waren zo diep geschokt, wanneer we foto’s van hun familie en ook een gebedsboek vonden.

Voor de eerste keer werden we met de brutaliteit van deze oorlog geconfronteerd. Tot nu toe vochten we tegen een anonieme tegenstander, tegen de techniek, tegen het materiaal. Nu moesten we erkennen, dat zich hierachter ook mensen en verhalen verborgen, die met de onze vergelijkbaar waren. We namen ons voor om in de toekomst nooit meer een crashplaats te bezoeken. Ook was Heinz Schnaufer vast van plan om voortaan meer naar de brandstoftanks in de vleugels te mikken. Dit niet alleen om zo de bommenwerper sneller te doen branden, maar ook omdat daardoor de romp minder kans liep getroffen te worden. Hierdoor kregen de bemanningsleden meer kans om het er levend vanaf te brengen.

Begin 2003 werd BAHAAT gecontacteerd door Patrick Bauwens met de vraag of de site niet eens aan een grondig onderzoek kon onderworpen worden. Onze contactpersoon had immers in 2002, in het bijzijn van enkele familieleden van de bemanning, een gedenksteen geplaatst in de omgeving van het gebeuren.

Op 6 april togen we naar Tombeek. Kort daarna zwaaide Dany Saey met zijn detectiemateriaal tussen de boomstammen. Van een diepe crash was geen sprake, de stukken laten ver uit elkaar verspreid. Toch werden nog diverse stukken teruggevonden, zoals een Britse munt, een zakmes en tal van andere onderdelen. Deze zijn intussen opgenomen in de expositie van de nabijgelegen Ferme de la Bilande.

 

Datum: 
29/08/1942
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Abtstraat
Overijse
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis, RAF-bommenwerpers boven België, 1942, De Krijger, Erpe, 1996
De Decker Cynrik & Govaerts Wim: Prospectie naar de Halifax W7809 28/29 augustus 1942 - 6 april 2003 in: Contact
Met dank aan Patrick Bauwens en Jean-Pierre Vanneste