Op 1 mei 1917 voerde piloot sergeant-vlieger Jean Pauli (°29 januari 1889 - Lille/Frankrijk) samen met zijn waarnemer luitenant-vlieger Jean de Bersaques (°31 augustus 1895 - Gent) aan boord van een Farman F.41 'Horace' van het 3de Smaldeel een verkenningopdracht uit vanaf de basis van Koksijde-Sint-Idesbald. Ze waren volop bezig met de regeling van het inschieten van de artillerie op Duitse posities toen in de omgeving van Diksmuide, een zestal Duitse vliegtuigen opdook. De twee escortejagers gevlogen door onderluitenant-vlieger Jacques Goethals en sergeant-vliegerJules Goossens, die als 'bewaarengel' hoog boven de MF.41 vlogen, waren totaal verrast. Beide jagers konden niet beletten dat de Farman, die erg beperkt was in zijn bewegingen door de tien meter lange radio antenne die hij achter zich aan sleepte, van vier jagers de volle laag kreeg. Toen de eerste Belgische escortejager omstreeks het middaguur terug landde, was het lot van de MF.41 nog onduidelijk. Pas wanneer de tweede jager binnenkwam, begon men te Houtem min of meer te vermoeden wat er gebeurd was. De piloot van dit vliegtuig, sergeant-vlieger Goossens, had de Horace boven Beerst richting Diksmuide zien vallen. Onmiddellijk werd een Farman uitgestuurd om het wrak te lokaliseren. Tussen 11u.25 en 12u.30 speurden waarnemer adjudant-vlieger Ochs en zijn piloot de omgeving af maar vond niets. Pas op 6 mei vernam men via een Duitse boodschap dat de bemanning bij de crash achter de Duitse linies, tussen Esen en Vladslo, om het leven was gekomen. Twee Duitse vliegers eisten de overwinning op. Het waren Karl Schäfer (Jasta 28) en Oberleutnant zur See Gothard Sachsenberg (Marinefeld Jasta I).

De Gentenaar Jean de Bersaques lag oorspronkelijk begraven te Vladslo maar werd in 1919 op de Westerbegraafplaats te Gent bijgezet. Sergeant-vlieger Jean Adolphe Pauli werd eerst begraven te Vladslo maar rust nu te Keiem.