De Duitse luchtstrijdkrachten in 1914

In 1884 vormde de legerleiding een “Luftschiffer Detachment” in het Pruisische leger. Deze aanvankelijk zoals overal ter wereld erg stiefmoederlijk behandelde legerafdeling was zelfs na 1900 nog steeds uitgerust met een beperkt aantal vrije ballonnen, zweefdraken (waarmee een waarnemer in de lucht werd geheven) en enkele onstabiele kabelballons.

Op 26 mei 1909 kocht het Duitse leger haar eerste Zeppelin, de LZ 5, die onmiddellijk tot “Z II militär” werd omgedoopt. Amper drie dagen later vloog dit luchtschip, bestuurd door Ir. Ludwig Dürr, over een afstand van 930 km en bewees daarmee overduidelijk de grote tactische waarde van de bestuurbare ballons. Het zou nog vele jaren duren vooraleer het leger nog Zeppelins zou aankopen. De hoge kostprijs en de dure onderhoudskosten zullen daar wel niet vreemd aan zijn geweest. Toen de Eerste Wereldoorlog op 3 augustus 1914 losbarstte, bezat het leger toch al 12 Zeppelins (sommige daarvan waren uit de burgerluchtvaart opgevorderd) waarvan ongeveer de helft werkelijk operationeel was.

Zoals in de meeste landen stond ook de Duitse legerleiding aanvankelijk erg negatief tegenover de militaire mogelijkheden van het vliegtuig. Deze visie veranderde enigszins nadat Orville Wright met de Duitse kroonprins boven Berlijn had gevlogen en nadat men te Johannisthal het eerste vliegveld had aangelegd. Op 4 juli 1910 begon de opleiding tot piloot van de eerste officieren vrijwilligers en in oktober 1910 kocht men als proef een zevental vliegtuigen allerhande (één Etrich Taube, twee Frey dubbeldekkers, één originele Farman, twee onder licentie gebouwde Farmans – één door Aviatik en één door Albatros – en één door Albatros gebouwde Sommer).

Tijdens de militaire manoeuvres van 1911 bleek spoedig dat het logge luchtschip weinig geschikt was voor snelle verkenningsopdrachten. Vliegtuigen echter voerden dit klusje uit in een mum van tijd en met een nog nooit voordien bereikte nauwkeurigheid.

Zoals in België ontstond ook in Duitsland pas in 1913 een werkelijk militaire luchtvaartdienst uitgerust met vliegtuigen. In augustus 1914 bezat Duitsland in totaal 246 allerhande soorten toestellen (waarvan de helft Tauben), verdeeld over 41 luchtvaartgroepen (elk met zes toestellen). Andere bronnen vermelden tot 500 vliegtuigen, maar ook H. Schliephake spreekt in zijn boek “Flugzeug Bewaffnung” over 228 'kriegsverwendungsfähige' (voor oorlogvoering bruikbare) vliegtuigen.

Hierbij was de luchtmacht van de Kaiserliche Kriegsmarine niet inbegrepen. Deze werd in 1913 in drie afzonderlijke eenheden opgesplitst:

a) De “Marine – Luftschiff – Abteilung: deze bezat slechts één luchtschip, de L.Z. 3 en enkele 'Fesselbalonen' (kabelballons).

b) De “Marine – Wasserflug – Abteilung: deze beschikte over 12 amfibievliegtuigen, verdeeld over Heligoland, Wilhelmshafen, Putzig en Kiel. (Uiteindelijk bleven slechts beide laatste in gebruik).

c) De “Freiwilliges – Marine – Fliegerabteilung: deze bezat slechts één Albatros dubbeldekker in Johannisthal (Berlijn) en stond onder bevel van Lt. Cdt. Goltz. Later zou deze groep de Marine – Landflieger – Abteilung genoemd worden en vanaf 30 oktober 1915 de Marine – Feldflieger – Abteiling. Het I.ste Marinelandflugstation te Mariakerke was het eerste buitenlandse vliegveld van deze dienst.

De samenvattende nota van 17 december 1914 somt alle luchtvaarteenheden op die voor observatieopdrachten ter beschikking stonden van de bevelhebbers in het kustgebied. Hieruit blijkt dat de volgende eenheden gelegerd zouden worden in het deel van het Etappe-gebied dat door de Marine werd beheerd:

1) De “Festungs – Luftschiffer – Abteilung 29”: een kabelballongroep onder de leiding van kapitein Möschke, gevestigd in Leffinge. Deze legergroep stond ter beschikking van de Marine.

2) De “Marine – Fesselballon – Abteilung: kwam eind december 1914 uit Berlijn naar Bredene over. Leiding: Lt. Mallmann.

3) De “Marine – Landflieger – Abteilung”:aanvankelijk gepland om in Snaaskerke te worden opgericht, verkoos de legerleiding om praktische redenen deze eenheid in Mariakerke bij Oostende te legeren. Op 21 december 1914 nam die eerste marine-luchtvaartafdeling haar intrek in het Palace Hotel nadat een voorbereidingscommando de precieze locatie voor het vliegveld had gevonden. Leiding: Oberleutnant zur See von Skrbensky. Deze gloednieuwe luchtvaarteenheid van 113 man was uitgerust met 6 Albatros DD (dubbeldekkers).

4) De “Marine – Wasserflug – Abteilung”: 4 officieren en 55 man kwamen op 4 december toe in Zeebrugge met 2 amfibievliegtuigen dubbeldekkers Friedrichshafen FF 29 (nrs. 203 en 204). Leiding: Oberleutnant zur See Friedrich von Arnault de la Perière. Al op 17 december vloog deze eenheid haar eerste verkenningsvlucht.

5) De “Marine – Luftschiffer – Kompagnie”: ten westen van Torhout (Wijnendale) Leiding: kapitein Stein.

6) De “Militär – Brieftauben – Abteilung – Ostende”: Deze bommenwerpersgroep, geleid door majoor Siegert, had eigenlijk Engeland van uit Calais moeten bombarderen. Daar deze stad nooit door de Duitsers werd veroverd, gebruikte men deze bommenwerpers om legerkampen en spoorwegknooppunten in het geallieerde hinterland aan te vallen. De eenheid was gelegerd bij het station in Gistel en moest voor de geheimhouding in telefoongesprekken met de naam “Postduiven Afdeling Oostende” aangeduid worden.

Datum: 
02/04/2013
Locatie