De bewogen vijftiendaagse van Stokkel (23 juli tot 4 augustus 1910)

door Cynrik De Decker

 

Wie vandaag een vliegmeeting wil bezoeken, hoeft daarvoor niet meer dan twee dagen vrij te nemen. De eerste jaren van de luchtvaart duurden dergelijke manifestaties echter een tot twee weken. Met hun frêle toestellen waagden de eerste piloten zich immers enkel in het luchtruim op voorwaarde dat dit luchtruim voldoende stabiel was. Regende of waaide het te hard, bleef trouwens ook het publiek doorgaans thuis. Maar van zodra de luchtgesteldheid rustig was, trokken de mensen in dichte drommen te voet, met tram, trein of auto naar de plaats van het gebeuren.

Het was op de paardenrenbaan van Stokkel dat de Aéro-club de Belgique in de zomer van 1910 een twee weken durende vliegmeeting organiseerde. De hippodroom, gelegen aan de westelijke kant van de Brusselse agglomeratie, was met een lengte van haast een kilometer uitermate geschikt voor dit soort manifestaties. Na het Gentse Vliegfeest, dat met de vlucht van Henri Farman de luchtvaart in België inluidde (25 mei tot 2 juni 1908), de Vliegweek van Doornik (5 tot 14 september 1909), de Vijftiendaagse van Spa (20 september tot 5 oktober 1909) en de Antwerpse Vliegweek (23 oktober tot 2 november 1909) zou de Vijftiendaagse van Stokkel (23 juli tot 4 augustus 1910) een bewogen meeting worden.

Aangezien de piste was gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de hoofdstad, kon op koninklijke belangstelling worden gerekend. De prijzenpot was alvast bijzonder omvangrijk, zodat grote namen uit de Belgische vliegerij present tekenden. De opbrengst van de Vliegweek van Stokkel werd door de organisatoren geschonken aan het Werk ter Bescherming van de Kantwerksters zowel als aan de „armen der stad Brussel”.

Competitiegeest

Het publiek daagde massaal op. Het was immers al haast negen maanden geleden dat er in België nog zo’n grootse manifestatie plaatsgreep. En zij die op sensatie belust waren, zouden waar voor hun geld krijgen. Een meeting was in die prille dagen immers allereerst een attractie die met de egards van het circus werd behandeld. Langs de renbaan werden loodsen opgetrokken, bovenaan dewelke in fraaie letters de namen van de deelnemers werden gepenseeld. Om de spektakelwaarde te vergroten, loofden de organisatoren prijzen uit voor de piloten die het hoogst, het verst en het langst vlogen.

De meeting ving aan op zaterdag 23 juli. ’s Ochtends regende het, maar ’s namiddags daagden de kersverse koning Albert I en zijn eega Elisabeth in de tribunes op. De eerste vliegenier die het waagde, was Charles Van den Born. Deze man had zijn eer hoog te houden. In enkele maanden tijd had hij het geschopt tot vlieginstructeur in de school van Henri Farman in Mourmelon-le-Grand. Met zijn Farman steeg hij tot een vijftiental meter hoogte, maakte een bocht en landde netjes voor het koningspaar.

Prompt wilde Alfred Lanser hem naar de kroon steken. De piepjonge vliegenier uit Kiewit cirkelde tweemaal rond op een hoogte van 250 meter. Hij schakelde de motor uit en gleed in zweefvlucht naar de piste. Jan Olieslagers, de Antwerpse stuntpiloot, klom tot 375 meter, maar Alfred Lanser stak hem uiteindelijk de loef af door 425 meter hoogte te bereiken.

Deze onderlinge competitiegeest typeerde de vliegmeetings van die jaren. Op woensdag 27 juli was er even paniek toen Alfred Lanser achter de dorpskom van Stokkel verdween. Een automobiel scheurde in de richting van de plaats van het onheil, maar daar werd vastgesteld dat Alfred veilig en wel een noodlanding had uitgevoerd. De reden lag voor de hand. Lanser ging graag de uitdaging aan om zoveel mogelijk gewicht mee te nemen: passagiers of brandstof. Ditmaal had hij honderd liter benzine aan boord, waarmee hij hoopte het duurrecord te verbreken. Zijn mecanicien kreeg de motor opnieuw aan de praat en nam plaats achter zijn piloot. Even later landde het duo veilig en wel op de hippodroom. „Ik wilde niet dat mijn helper de hele afstand te voet zou afleggen”, vertrouwde Lanser het enthousiaste publiek toe.

Joseph D’Hespel, nog zo een jeugdige kerel, nam deel aan de meeting zonder dat hij zijn brevet op zak had. Die dag oordeelde de Aeroclub dat Joseph de vliegkunst voldoende beheerste en kreeg hij zijn brevet uitgereikt. Daags nadien vloog hij zijn toestel in de vernieling, maar de piloot kroop ongedeerd uit het wrak.

Op 30 juli vloog Olieslagers zich opnieuw in de kijker, door tijdens een twee uur durende vlucht te klimmen naar 1.524 meter, zowaar een wereldrecord.

Naamgenoot

Woensdag 3 augustus was de dag met het meeste drama. Olieslagers moest driemaal starten, ging bij het opstijgen haast over de kop, herwon weliswaar de controle, maar stortte van honderd meter te pletter in het gras. De Antwerpse Duivel krabbelde overeind en begaf zich naar zijn tweede Blériot.

Nicolas Kinet zou het slechter vergaan. Zijn familienaamgenoot Daniël Kinet was twee weken voordien in Gent verongelukt en was aldus de eerste luchtvaartdode in de Belgische geschiedenis geworden. Nicolas Kinet kon niet bevroeden dat hij nu de tweede in de rij zou zijn.

Een hevige windstoot greep Kinets frêle Farman beet. De kranten berichtten: „Men zag heel duidelijk dat Kinet poogde evenwicht te krijgen. Doch eensklaps kantelde het toestel om, maakte een verschrikkelijke zwenking en verdween. Een angstkreet steeg op uit de menigte. ‘Hij is gevallen’, riep men langs alle kanten. Men zag de luchtvlieger vervolgens in de lucht blijven, een kromming maken en neerdalen.”

„Het ambulantierijtuig, bespannen met twee paarden, reed in volle draf met een dokter naar de plaats van het ongeluk. Eilaas, bij de eerste oogopslag oordeelde de geneesheer dat de toestand van het slachtoffer wanhopig was.”

„De rampzalige vlieger moet met het hoofd eerst de grond geraakt hebben. Het gelaat is vreselijk gezwollen. Het moet een breuk betreffen, ener aan de schedel, het bloed vloeit langzaam uit de oren. De benen zijn gebroken door de motor welke er op terecht is gekomen. Het kunstmatig gebit, welke het slachtoffer droeg, werd door een gendarme verscheidene meters van het lijk opgeraapt.”

In de krant van 6 augustus luidde het: „In het gemeentehuis van Wezembeek hebben twee gendarmen de wacht gehouden bij het stoffelijk overschot van de ongelukkige Kinet. Woensdagavond bracht een medelijdend en godvruchtig persoon een klein zilveren kruisje om het aan de hals van het slachtoffer te hangen. Het lijk is neergelegd in de raadskamer en ligt op twee stoelen. Naast het lijk, op de schouw, branden kaarsen. Er staan verder een glas wijwater en een kruisbeeld.”

„Donderdagmorgen, om 10 uur, ontving Ridder de Burbure, burgemeester van Wezembeek, bericht van het parket, dat het ter plaatse niet zou afstappen. Het verzocht de burgemeester de overlijdensakte op te maken en toelating tot begraving te verlenen.”

Hoefgetrappel

De dood van Nicolas Kinet vond plaats op de voorlaatste dag van de Vijftiendaagse. Ondanks de bedrukte stemming werd daags na de dodelijke crash nog gevlogen. Vervolgens verdween in Stokkel het vliegtuiggeronk vergoed en maakte het weer plaats voor het hoefgetrappel. Tot vóór kort kenden we de locatie als de paardenrenbaan van Sterrebeek.

Ook dat geluid verstomde echter in deze eenentwintigste eeuw, maar vandaag is de ovalen piste nog steeds te zien op Google Earth. Op het gazon heerst er nog steeds een exclusieve sfeer: golfers trekken er hun trolleys voort. Sommigen staan even stil bij de gedenkplaat die er aan de ingang van het sportcentrum Sportcity werd onthuld ter gelegenheid van 75 jaar Koninklijke Aero Club van België, een herinnering aan de „dappere pioniers die van dit plein vertrokken om de lucht te veroveren”.

Datum: 
23/07/1910
Locatie
Du Roy de Blicquylaan
Sterrebeek
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium