Belgische vliegdemonstraties te Leeuwarden

Van 12 tot 16 juli had in Leeuwarden op de Wilhelminabaan een vliegmeeting plaats waaraan deelnamen: Max Olieslagers met zijn monoplan Blériot, René Cozic met zijn Voisin biplan, Jan van Bussel met zijn groot model eendekker en Sieb Koning met zijn biplan Goupy. Net zoals in Gent in 1908 greep ook deze vliegweek plaats samen met allerhande volklokkende sportactiviteiten en een paardenkeuring. Daarnaast zorgden talrijke stalletjes en tentjes op het veld voor een leuke kermisstemming. De eerste dagen werd de manifestatie ook hier gehinderd door de sterke wind, maar uiteindelijk konden alle piloten er toch hun ding doen.

In de Leeuwarder Courant van 12 juli 1911 schreef men hierover:

Breed en zonnig lag het grasveld in de blakerende lichtgloed te blakeren: een wijde vlakte met de blauwe, witbewolkte lucht erboven. 'n Pracht van een vliegveld, roemden de aviateurs want alle eigenschappen, welke aan een aerodroom gesteld kunnen worden, zijn hier op de Wilhelminabaan aanwezig: een uitstekend terrein om op te stijgen en te dalen en voor de toeschouwers een ruim uitzicht, zodat de aviateurs tot heel, heel ver te volgen zullen zijn.

Ter zijde van het terrein heerste 'n prettige bedrijvigheid; aan het complex hangars werd nog hard gewerkt; de timmerbazen legden de laatste hand aan den hangar, waarin Koning's toestel ondertussen al gemonteerd werd en boven op de bedekkingen waren werklieden bezig met het leggen van asfalt; schilders weerden zich om de open muurvlakte met reclames te beschilderen en tussen al deze bedrijvigheid door werkten de monteurs kalm en gedecideerd voort aan het monteren der toestellen; richtte deze of gene een vraag tot hen dan werd met welwillendheid geantwoord, maar overigens lieten zij zich bij hun nauwkeurige, uiterst zorgvuldige arbeid door niets afleiden.

Van de toestellen der aviateurs zijn er reeds een drietal aangekomen; alleen de hangar van Cozic staat nog leeg. In de – van den ingang af gerekend – eerste hangar staat de machine van den Groningse vlieger Sieb Koning; een oranjevlag wappert van de nok; daarnaast, in een veel grotere ruimte, de reuzenmachine van den Rotterdammer van Bussel: het rood-wit-blauwe dundoek wijst zijn nationaliteit aan; in de derde hangar -vanmiddag gesloten – staat de Blériot machine van Max Olieslagers en de bekende Belgische vlag wappert lustig erboven; in de laatste geheel verlaten ruimte, zal het toestel van den Belg Cozic komen en in afwachting daarvan is reeds de Franse tricolore op het dak ontplooid.

Te zien waren hedenmiddag dus alleen de toestellen van de heren Konig en van Bussel: de dwerg naast den reus – d.w.z. wat de toestellen aangaat.

Koning's biplan “Goupy” is een leuk, klein, elegant toestel: een zeldzaam gelukkige combinatie van biplan en monoplan; volgens de aviateur een samenstel van alleen de voordelen der beide systemen; zo heeft de 'Goupy' als tweedekker de Gnôme motor voor, - waar bij andere tweedekkers de motor achter zit. De bewegingsapparaten komen allen in één centrum tezamen en worden alleen met de hand en instinctief bewogen; het hele toestel is slechts zeven meter breed en zes meter lang en niettegenstaande deze kleine afmetingen kan Koning – en hij hoopt zéér dat er zich veel liefhebbers zullen voordoen – met een passagier vliegen en heeft zelfs met twee passagiers in dit toestel gevlogen: één op het passagiersbankje voor hem en de andere ... ja raad eens? ... op zijn schoot, de benen gekruist om hem heen!

...

De grote Blériot aeroplaan van van Bussel staat in de tweede hangar kant en klaar; een reuzentoestel, maar elegant van vorm als alle Blériot's; het heeft bij een eerste oogopslag veel van het toestel, waarmede Jan Olieslagers vorig jaar heeft gevlogen, maar behalve de grotere afmetingen onderscheidt het zich ook door enkele wijzigingen in de constructie; zo zijn bijv. bij deze “Blériot-militaire” de stabiliteitsvlakken en het diepte roer anders dan bij de “Kanaal-Blériot”. Het is echter een eendekker en ook van Bussel neemt passagiers mede; zoals wij indertijd reeds medegedeeld hebben vloog de heer van Bussel in Alkmaar met passagiers, waaronder een tweetal officieren en zal hij met deze machine ook aan de a.s. militaire manoeuvres in ons land deelnemen. Bij van Bussel zit de passagier naast den aviateur.

...

Zoo juist bereikt ons het bericht dat ook de aviateur Cozic met zijn toestel op het terrein is aangekomen, zodat hedenavond alle vier de aeroplans zullen gemonteerd zijn.

Op 13 juli 1911 verscheen in diezelfde krant:

Eenmaal de controle gepasseerd komt er ruimte. Om het grote reclamebord heen ziet men ineens het vliegterrein voor zich; 's wijdheid van horizont, waar men eerst even aan wennen moet. En al dadelijk wordt de ligging der terreinen en gebouwen duidelijk: midden in het vliegterrein tevens feestplaats voor de sportdemonstraties, links de tribunes, directietent en verversingslokalen en aan den ingang de vier, aan elkaar gebouwde hangars, schuin van dak; de vlaggen der drie vertegenwoordigde naties in top. En de opschriften duiden voldoende aan wie de vier vliegers zijn: Sieb Koning (oranjevlag), Jan van Bussel (Nederl. driekleur) John M. Olieslagers (Belg. vlag) en René Cozic (Franse vlag). Waarom deze laatste – naar wij menen een Belg – de Franse vlag voert, weten wij niet; misschien is hij, van origine Fransman. De rechterzijde van het vliegterrein wordt geheel vrijgehouden; alleen vooraan, op het afgerasterde tennisveld, is een kleine verhoging opgeslagen.

Op 14 juli kon men lezen dat Max Olieslagers de woensdagavond als eerste vier minuten had gevlogen, maar deze korte vlucht was voldoende geweest om de naam van de Belg weer op ieders lippen te laten weerklinken. Rene Cozic was de tweede.

Naast de slanke Blériot maakte de Voisin tweedekker van Cozic een enorme indruk. “Wat 'n gevaarte”, hoorden we naast ons zeggen en inderdaad geeft deze uitdrukking het beste de indruk weer, dat dit toestel in vergelijking met het andere, maakt. Breed staan de beide reuzenvlakken ter weerszijden uit een; een eigenaardig effect maakt het den aviateur geheel voor zijn toestel te zien zitten, als het ware door twee armen naar voren geheven. Motor, hoogtestuur, zijvlakken, alles is achter den aviateur; als een koetsier op den bok van een rijtuig zit de vlieger voorop, het stuurrad alleen in de hand.

Na een mislukte opstijging ging René Cozic om 8 uur 32 minuten omhoog. Dit toestel in de lucht te zien, was weer wat anders; dit hadden we hier het vorig jaar nog niet gezien en dus volgde ieder met belangstelling deze schone vlucht die drie minuten duurde, en besloten werd met een zeer fraaie landing, onder het gejuich der menigte.

Op donderdag 13 juli had Max Olieslagers minder geluk, want hij reed met zijn toestel bij het opstijgen recht op het publiek in. Een dame werd ernstig gekwetst, een 'mejuffrouw' verloor hierbij haar rechterarm tot beneden de elleboog terwijl een derde dame zware kneuzingen aan de enkel opliep. Eindelijk op zondag 18 juli rapporteerde men in de Leeuwarder Courant:

Cozic vliegt

Als er gevlogen wordt, zou het betrekkelijk spoedig moeten plaats hebben. De ‘aviateurs’ waren bij hun hangars. Van Bussel stond in zijn hangar, hing over het onderschot en bezag met aandacht de lucht. Het weer vertrouwde hij niet te best en 't woei hem nog te hard. Koning lag met zijn monteurs achter de greppel, tegenover de hangars en scheen wel krijgsraad te houden. Als 't enigszins kon, had hij gezegd, wilde hij wel vliegen. Cozic zat op een bank voor de hangar, bekeek de lucht en had ogenschijnlijk ook geen vliegplannen meer. Eensklaps, omstreeks half negen stond hij op en zei dat hij wilde vliegen. Bijna ter zelfde tijd deed dat ook Koning. Precies om half negen werd de hangar van Cozic geopend en werd de grote Voisin tweedekker op het veld gereden. De muziek, die den gehele dag weer als vorige dagen zich onvermoeibaar had getoond, plaatste zich voor de hangar en zette de “Marseillaise” in. Nadat de aviateur zijn volkslied had aanhoord, stapte hij voorop zijn groot luchtschip en deed de schroef in beweging stellen. Zij, die voor de hangars stonden, konden het achter het vliegtoestel niet uithouden van den ontzettende wind, die dit wentelen der schroef maakte.

Koning, zoo was inmiddels bepaald, moest wachten met opstijgen totdat Cozic teruggekeerd zou zijn.

Om 6 minuten over halfnegen ging Cozic sierlijk omhoog in de richting Noordwest ten Westen. Majestatelijk dreef het grote gevaarte op betrekkelijk geringe hoogte voorwaarts, ging dan als steigerend omhoog, klom tot 50, dan 70, eindelijk 100 meter. Ter hoogte van Marssum misschien – het is natuurlijk moeilijk te schatten – keerde de vlieger naar links beschreef een grote boog en verdween achter de fabriek “Fortuna”. Het brommen van de motor bleef men horen. Terwijl een ieder de machine links van Fortuna verwachtte, kwam zij weer rechts er van te voorschijn. Cozic was dus andermaal tegen den wind ingedraaid, omcirkelde het vliegterrein en scheen uit den verste rechterhoek te willen landen. Maar ziet, daar wendde het vliegtuig nogmaals tegen den wind in en verwijderde zich weer. Hij daalt, hij daalt – klonk eensklaps over het terrein. En waarlijk zag men de machine dalen. Hij is geland werd er weer van hogere post gemeld en dat bleek juist.

Cozic landt in een weiland

tussen de Marsummerweg en de Harlinger vaart halfweg Marssum. Het was kwart voor negen. 't Was toen een geren op 't veld van je welste. Men kon nooit weten wat er gebeurd was. Comitéleden, een geneesheer, politiemannen en enkele verslaggevers renden naar het eind van het terrein en toen ging het verder over weilanden, sloten, spoorweg en landweg naar de plek waar de machine stond. Zij stond vlak bij een slootje, met den kop naar het vliegterrein gekeerd. Onderweg was de tijding al gekomen dat de ‘aviateur’ gezond en wel naast zijn machine stond. In een ommezien waren de naburige weilanden zwart van mensen, die 't Cozic en zijn monteurs – in zijn volgauto gekomen – maar lastig maakten. De politie begon dan ook dadelijk ruim baan te maken wat niet gemakkelijk ging. Toen er wat ruimte was, werd de machine verrold, zodat zij op een meer gunstige plaats stond en daar zou zij voorlopig blijven.

Cozic's machine gedemonteerd

Dat alles gebeurde, terwijl men bij Cozic's machine aan het beraadslagen was hoe ze te vervoeren. Aanvankelijk scheen er nog een kansje, dat de machine in zijn geheel naar het vliegterrein zou worden gebracht. Maar dat was volgens den aviateur en de monteurs onmogelijk; het gevaarte was te groot. Er zat dus niets anders op dan het te demonteren. Onmiddellijk liet men nu de benzine uit het reservoir weglopen. Cozic ging naar het vliegterrein terug om gereedschappen en hulp te halen. Toen wij later met de heren Cozic en Olieslagers naar de plaats der daling reden, vertelde de eerste dat er veel wind was en slechte wind. De daling in het weiland was gedaan omdat een landing op het terrein voor het publiek gevaarlijk had kunnen worden met zulk een wind in den rug. De landing was kort gezegd, geschied “pour ne pas faire des accidents”. Dit tekent de ernstige ‘aviateur’.

Even over den lokaalspoorweg op den Marsseummerstraatweg zagen wij het toestel aan den linkerkant liggen, belicht door een der grote autolantaarns.

De vleugels van het toestel deden als grote lichte vlekken in den donkeren achtergrond, waarin zich hier en daar menselijke figuren aftekenden. Er was toen nog wat publiek, maar na tienen begon het hard te verminderen.

Er is toen een paar uren hard gewerkt door de beide genoemde aviateurs en hun monteurs. In het fantastisch schelle licht, dat door zijn schelheid scherpe schaduwen wierp, zag men de mannen werken met een vaardigheid, die de bewondering verdient. Frans en Vlaams werd er door een gesproken; korte aanwijzingen werden gegeven wat nu en wat vervolgens moest plaats hebben en het werk vlotte uitstekend. En van het veld uit gezien, schoten kleine lichtjes langs den donkeren straatweg, even verdwenen zij achter de bomen om dan weer zichtbaar te worden en een lange glinsterende slang kroop voorbij. Het waren de lichtjes van voorbijrijdende fietsers die huiswaarts gingen; het was den stoomtram met zijn verlichte raampjes.

Om tien minuten voor half elf werd de grote motor, waaraan ook de zitplaats is verbonden, er uit gelicht, om kwart voor twaalven lag het gehele toestel gedemonteerd onder een groot zeil opgeborgen. Het is daar tot vanochtend 6 uur onder bewaking der politie achtergebleven, toen is het naar het vliegterrein vervoerd en daar verder ingepakt

Was Cozic, na het ongeval van Olieslagers, bang dat hij bij het landen ook op het publiek in zou vliegen? Misschien wel, want ondertussen was er al een hele betwisting ontstaan over wie nu voor dit vliegongeval moest betalen. Het vliegcomité had zijn wettelijke aansprakelijkheid laten verzekeren bij de Zwitserse maatschappij Winterthur, maar die wilde niet betalen omdat zij ervan uitgingen dat het comité aan dit ongeluk niet schuldig was. Gelukkig, voor de onfortuinlijke slachtoffers en de aviateur was de verzekeringsmaatschappij van Olieslagers wel bereid om alle ongelukken op het terrein te vergoeden.

Datum: 
12/07/1911
Personalia: 
Olieslagers Max
Cozic René
Locatie
Harlinglertrekweg
Leeuwarden
nl
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
Major Walter, Vleugels boven Oostende, Flying Pencil, Erembodegem, 2010