Algemeen wordt aangenomen dat in het jaar 1782 Joseph-Marie Mongolfier, een Franse papierfabrikant, het pas ontdekte waterstof gebruikte om kleinere luchtballons op te laten. De Fransman zocht naar een oplossing opdat het vluchtige gas niet door de ballonwand zou ontsnappen. Het was zijn broer Jacques die hem inspireerde om in plaats van waterstof warme lucht te gebruiken, en zo slaagde het duo er in op 19 september 1783 een schaap, een haan en een eend op te laten, en vier weken later waagden de edellieden Pilâtre de Rosier en de markies d’Arlandes om als eerste mensen te vliegen.

Joseph Montgolfier bouwde eind 1783 de gigantische ballon Flesselles, die maar liefst 42 meter hoog was, en die op 19 januari 1784 te Lyon opsteeg. Pilâtre de Rosier nam tijdens die proefvlucht ook nog eens vijf passagiers mee. Eén van hen was de op dat moment 49-jarige Charles-Joseph de Ligne (Brussel, 1735 - Wenen, 1814), een diplomaat in dienst van de Oostenrijkste keizer Jozef II. De familie betrok het kasteel van Belloeil.

Een zesde passagier, de fysicus Fontaine de Myon, dook net voor het opstijgen bij het zestal, waardoor de ballon overbelast werd, met als gevolg dat de vlucht slechts een kwartier duurde.

Het huidige België was op dat moment deel van de Oostenrijkse Nederlanden. De Brusselaar Charles-Joseph de Ligne, een telg uit wat vandaag een Belgische adellijk geslacht is, was de eerste niet-Fransman die vloog.