B-17 te Tremelo

"Social Archaeology" noemen ze het in de Angelsakische wereld - het zoeken naar resten "boven" de grond ; artefacten die een nieuwe bestemming gevonden hebben. Landbouwers zijn nogal inventief - en wij vonden het ditmaal onder de vorm van een witloofkachel...

Het was 3 oktober 1944. Vliegende Forten keerden terug uit Duitsland. Een van de machines kon de formatie niet meer houden. De mensen in de streek van Tremelo keken naar de lucht en zagen hoe een tiental valschermen naar omlaag daalden. De B-17 was nu stuurloos, en stortte met een wild gehuil naar de aarde. Het gezin Van der Veken zat aan het middageten. Het vredige tafereel werd verstoord door een verschrikkelijk gekraak dat alles door elkaar schudde. Vader spurtte naar buiten en begon te schreeuwen. Rondom het huis lagen brandende brokstukken. Een vleugel van het Fort was tegen de gevel geknald. Een motor tuimelde in de kelder, een jong paard dat op stal stond, was op slag dood.

Grote wrakstukken lagen in de akker die een hoek vormde met de Veldonkstraat en de Hoevestraat. In een appelboom hingen de vruchten zwartgeblakerd. De buren kwamen toegesneld om de vlammen te doven waar mogelijk - water werd uit de regenput gehesen. De koeien werden van stal gehaald en renden weg.

Het duurde niet lang of de Britse troepen waren ter plaatse. Ook zij trachtten de brand te blussen. Munitie explodeerde in het rond; een soldaat raakte hierdoor aan het hoofd gewond.

Die avond van 3 oktober kon de immense ravage opgemeten worden. Vader Van der Veken en moeder beseften dat ze weer helemaal van nul moesten beginnen. Het huis was zo goed als vernield en onbewoonbaar. Om zijn gezin tegen de komende winter te beschutten, kocht hij een barak die oorspronkelijk bij de nabijgelegen Duitse radarstelling hoorde. De kinderen sliepen in een klein huisje even verderop. Deze situatie zou nog enkele jaren duren. Een compensatie voor de geleden schade is er nooit gekomen.

Het wrak werd weggenomen door omwonenden en schroothandelaren. Het enige wat er lange tijd bleef liggen, was het reusachtige staartgedeelte. Er werden foto's gemaakt van kinderen die bij de constructie poseerden. En het waren die opnamen die meteen ook de identificatie opleverden. Een reusachtige driehoek met daarin de letter "P" geschilderd deed er geen twijfel over bestaan : dit was een machine van de 384 Bomb Group - een toestel van de formatie die die 3de oktober 1944 de opdracht had de raffinaderijen van Wesseling te bombarderen.

1st Lt John M. Mock startte die ochtend met de B-17G 43-37990. Het was niet zijn eigen toestel, maar een dat voorheen toebehoorde aan de bemanning van Lt George E. Parker. Deze vloog er een eerste keer mee op 23 juli 1944. De kist was intussen omgedoopt in "Parker's Madhouse" (Parkers Gekkenhuis) - de bemanningsleden hadden hun namen al bij hun posities geschilderd. Nick Stamm, de staartschutter duidde hiermee aan dat de nauwe Cheyenne-staartkoepel zijn plaats was. Van piloot Parker was geweten dat hij een wildeman was. Ooit schoot hij de lichten in zijn barak stuk met zijn .45-revolver.

"Parker's Madhouse werd die 3de oktober "bevolkt" door :

1st Lt John M. Mock, piloot en gezagvoerder

F/O Alexander Milne, Jr., copiloot

2nd Lt Arthur E. Allen, navigator

2nd Lt Walter F. Puchalski, bommenrichter

S/Sgt Robert E. Sweeney, radiotelegrafist

T/Sgt James H. Scott, rugkoepelschutter

S/Sgt Wilfrid N. Price, buikkoepelschutter

S/Sgt Wilmer H. Grubbs, zijluikschutter

S/Sgt Angelo A. Patrizo, zijluikschutter

T/Sgt William T. Poulos, staartschutter

Arthur E. Allen, op het moment van dit schrijven 87 jaar, herinnerde zich dat hun eigen toestel, de "Lady Margaret", de voorbije missies teveel schade geleden had (zie hiervoor verder "Uit het logboek van Bob Sweeney") en kreeg de "Parker's Madhouse" toegewezen. Maar het bleek geen al te goede keuze te zijn. Reeds boven de Noordzee liet een van de motoren het afweten. Hoewel de kist uit de formatie zakte, besliste de crew de missie verder te zetten. Toen Lt Mock met "Parker's Madhouse" het luchtruim van het Reich doorkruiste, werd de machine getroffen door Flak. Een twee motor werd uitgeschakeld.Het doelwit zelf was met een dik wolkentapijt bedekt, het bombardement kon dus niet plaatsgrijpen en werd naar een latere datum verschoven. Gezagvoerder Mock raakte almaar meer achterop en verloor hoogte. Weer thuis geraken was uitgesloten. Een uitwijkhaven was Brussel (Evere of Melsbroek). Maar de radiotelegrafist slaagde er niet in contact te leggen met de basis.Lt Mock gaf zijn bemanning het bevel om te springen, met het bekende gevolg. Enkele ogenblikken later was enkel nog het staartstuk het enige herkenare onderdeel van het eens zo machtige Vliegende Fort.

De tien bemanningsleden kwamen behouden aan de grond. Navigator Allen werd in Tildonk opgepikt door een Britse soldaat en naar de hoofdstad gebracht. Uit zijn escape-kit diepte hij enkele Belgische franken op waarmee hij een overnachting in een hotel betaalde.

Radiotelegrafist Sweeney kruiste het pad van een postbode, die hem de weg wees.

De Amerikanen werden vanuit Brussel terug naar Engeland gevlogen. Ze zouden tijdens de volgende missies nog heel wat hachelijke avonturen beleven. De T/Sgt James Scott sneuvelde tijdens een volgende missie in zijn top turret en Mock landde op Sint-Truiden. Ook de staartschutter William Poulus raakte later gewond (zie verder).

Toen na lange tijd ook de staart "gekleind" werd, besloot vader Van der Veken de zogenaamde tail cone te behouden; een torpedovormig stuk waar Nick Stamm, de staartschutter van Parker, ooit in huisde. Zijn naam stond er nog steeds op. Het was een geschutskoepel van het type "Cheyenne".

De Flying Fortress was immers een machtig wapen. In vergelijking met de machines van de RAF was de bommenlast nogal bescheiden, maar de tien bemanningsleden konden zich tijdens hun missies overdag flink verweren met een dozijn zware .50 machinegeweren tegen de Luftwaffe-jagers. Deze vielen doorgaans langs voor aan en trachtten vooral de cockpit te vernietigen met enkele welgemikte granaattreffers. Tijdens de ontwikkelingsfase van de B-17 werd vooral het voorste gedeelte van het vliegtuig uitgerust met hydraulische koepels. Het hele vliegtuig bleef echter "staartlastig" - wat wil zeggen dat de staart de neiging vertoonde achterover te hellen. Op zich was dat geen probleem, maar het verhinderde de ingenieurs wel om een gesofisticeerde zware koepel in de staart te plaatsen. De schutter van dienst moest zich dan behelpen met twee .50-machinegeweren die in een eenvoudig frame gemonteerd waren, een frame dat op twee assen manueel bewogen en gericht werd.

De hele missie moest de man op zijn knieën zitten in een nauwe ruimte. Onder zijn achterwerk was een verstelbaar stoeltje geplaatst, niet groter dan een fietszadel. Om pijnlijke knieën enigszins te verhinderen steunden deze in kussens. De B-17's die in 1942, 1943 en begin 1944 gebouwd werden, waren voorzien van een staartpositie met zeer beperkte zichtbaarheid. Vanuit kleine raampjes tuurde de man vanonder de staart, hopend dat hij de Duitse jagers als eerste zou zien. De machinegeweren konden slechts 30° van links naar rechts zwenken.

De ingenieurs van de Cheyenne-fabriek in Wyoming, waar ook B-17's in licentie gebouwd werden, bogen zich over hun werktafels en ontwierpen in het voorjaar 1944 een heel nieuw type koepel. De machinegeweren werden in een soort van metalen pompoenvormige bol geplaatst, die veel verder kon gedraaid worden waardoor de startschutter een veel grote schietveld  (80° i.p.v. 30°) verkreeg. Dit, gecombineerd met een nieuwe, grotere beglazing waardoor de vliegenier een veel ruimer uitzicht kreeg, en een moderne N6a reflector-gunsight (voorheen werd met een gewoon metalen kruisvisier gemikt) vormde de fameuze Cheyenne-turret. De luchtmacht was er zo enthousiast over dat alle B-17's voortaan hiermee uitgerust werden.

Toen het onttakelde staartstuk daar in de Veldonkstraat lag en met bruut geweld door ijzerhandelaren uit elkaar gehaald werd, sleurde boer Van der Veken de Cheyenne-toren zijn erf op. Hij zette het ding rechtop en zo begon het een tweede leven als witloofkachel.

De immer vriendelijke gezusters Van der Veken begrepen meteen dat het stuk omgetoverd kon worden tot een museumobject. Op het erf stonden nog meer souvenirs van Parker's Madhouse : een propellorblad en de beide loodzware pantserplaten waarachter de twee zijluikschutters beschutting zochten.BAHAAT stelde de doorslaggevende overeenkomst voor : BAHAAT kreeg de beschikking over de tail cone en de pantserplaten. Ook de propellor zou meegenomen worden, maar enkel om schoongemaakt en geconserveerd te worden. Daarna zou deze terug naar Tremelo keren om er als passende herinnering aan dit voorval voor latere generaties te blijven.

Van Tremelo reden we meteen naar Ruisbroek, waar onze vriend Dany Saey klaarstond met al zijn materiaal om de Cheyenne in zijn oude glorie te herstellen. Dit werk was een kolfje naar zijn hand; Dany heeft immers een roemrijk verleden als koetswerker van oldtimerauto's en -moto's achter de rug en reeds de volgende dag was hij al aan het uitblutsen, polieren, monteren en reconstrueren. Het perspex was allang verdwenen - menig Tremelonaar had er immers een mooie ring of kruisje van gemaakt. Met behulp van polycarbonaat en aluminium herbouwde hij weer de hele ramenpartij. Wekenlang werkte hij volle werkdagen aan dit project, bijgestaan door Ludo Van Hout en Maurits Saey. Intussen wordt verder gezocht naar ontbrekende stukken. Een zuurstoffles en een ontspanner vonden we al respectievelijk bij André Mertens en Marcel Janssens. Nu zijn we nog op zoek naar een gunsight.

Maar  Nick Stamm - zijn naam prijkt na zestig jaar nog steeds op de flank van de koepel - kan nu weer droog zitten.

De staartkoepel staat nu tentoongesteld in het For Freedom-Museum te Knokke-Ramskapelle.

Cynrik De Decker

Uit het logboek van Bob Sweeney

Staff Sergeant Robert E. Sweeney was de radiotelegrafist van de B-17 die bij Tremelo neerstortte. "Parker's Madhouse" was niet het  eigenlijke vliegtuig van hem of zijn bemanning. Deze crew vloog normaal gezien met de "Lady Margaret".

Bob Sweeney overleed in 1998, maar zijn zoon, Robert Jr., stuurde ons een kopie van het Flying Log van zijn vader. In tegenstelling tot hun collega's van de Royal Air Force en de Luftwaffe, hielden vliegeniers van de USAAF geen officieel logboek bij. Bij Amerikaanse veteranen vinden we sporadisch een privélogboek (doorgaans zij die een private licentie hadden vooraleer ze bij de luchtmacht dienst namen). Anderen hielden het gewoon in een of ander notitieboekje bij. Bob Sweeney pende met sobere bewoordingen het een en het ander neer. Tussen de regels door vernemen we dat zijn bemanning heel wat te verduren kreeg. Ze arriveerden in juli 1944 op de basis Grafton Underwood, en begonnen aan een zenuwslopende reeks van vijfendertig missies.  We geven een letterlijke vertaling :

1. 31 juli 1944

Munchen, Duitsland. Vliegtuigfabriek. 8 uur missie - Flak, geen jagers. 3 gaten van Flak

2. 1 augustus 1944

Chartres, Frankrijk. Brug. 5 uur missie. Wat Flak, geen jagers.

3. 3 augustus 1944

Flers, Frankrijk. Raketinstallaties. 4 1/2 uur missie. Flak, geen jagers. 1 gat van Flak

4. 4 augustus 1944

Peenemunde, Duitsland. Brandstoffabriek voor robotbommen. 9 uur missie. Flak, geen jagers. 1 gat van Flak.

5. 5 augustus 1944

Hannover, Duitsland. Vliegveld. 6 uur missie. Intense flak, geen jagers. 5 gaten flak.

6. 11 augustus 1944

Brest, Frankrijk. Radiostation. 5 uur missie. Geen flak, geen jagers. Air Medal Missie.

7. 12 augustus 1944

Parijs, Frankrijk. Vliegveld bij de stad. 8 1/2 uur missie. Geen flak, geen jagers.

8. 16 augustus 1944

Leipzig, Frankrijk. Vliegtuigfabriek. 8 1/2 uur missie. Flak, geen jagers.

9. 18 augustus 1944

Visé, België. Brug. Duitse terugtrekking de pas afsnijden. 5 1/2 uur missie. Lichte flak, geen jagers.

10. 26 augustus 1944

Gelsenkirchen, Duitsland. Synthetische olie fabriek. Roervallei. Intense flak. Keerden terug op drie motoren. Staartschutter gewond. 5 1/2 uur missie. Kist naar de verdoemenis geschoten ("Ship shot to hell") 50-60 gaten van flak.

11. 31 augustus 1944

Cepuiel, Frankrijk. Pas de Calais. Raketinstallaties. 4 1/2 uur missie. Geen jagers, geen flak.

12 2 september 1944

Ludwigshafen, Duitsland. Chemische fabriek. 8 1/2 uur missie. Flak, geen jagers. Keerden terug op drie motoren.

13. 8 september 1944

Ludwigshafen, Duitsland. Chemische fabriek. 8 1/2 missie. Flak, geen jagers. Bommenrichter gewond. Ontelbare gaten in kist. Keerden terug op drie motoren.

14 10 september 1944

Stuttgart, Duitsland. Vliegtuigfabriek. 7 uur missie. Flak, geen jagers. Staartschutter gewond. Flak, jagers. Kist doorzeefd.

16. 19 september 1944

Hamm, Duitsland. Spoorweginstallaties. 6 uur missie. Lichte flak, geen jagers. 1 gat van Flak.

17. 25 september 1944

Frankfurt, Duitsland. Spoorwegstation. 7 uur missie. Flak, geen jagers.

18. 26 september 1944

Osnabruck, Duitsland. Staalfabriek. 7 uur missie. Flak, geen jagers.

19. 27 september 1944

Keulen, Duitsland. Spoorweginstallaties. 7 uur missie. Flak; geen jagers.

20. 2 oktober 1944

Keulen, Duitsland. 7 1/2 uur missie. Flak, geen jagers.

21. 3 oktober 1944

Keulen, Duitsland. Spoorweginstallaties. Drie motoren stukgeschoten. Gesprongen met valscherm boven België. Iedereen kwam behouden aan de grond. 6 uur missie.

22. 17 oktober 1944

Keulen, Duitsland. Spoorweginstallaties. 6 uur missie. Flak, geen jagers.

23. 18 oktober 1944

Keulen, Duitsland. Spoorweginstallaties. 7 1/2 uur missie. Flak, geen jagers.

24. 25 oktober 1944

Gelsenkirchen, Duitsland. Synthetische olieraffinaderij.6 uur missie. Flak, geen jagers.

25. 30 oktober 1944

Hamm, Duitsland. Spoorweginstallaties. 5 1/2 uur missie. Flak, geen jagers.

26. 1 november 1944

Gelsenkirchen, Duitsland. Synthetische olieraffinaderij. 6 1/2 uur missie. Flak, geen jagers.

27. 9 november 1944

Hamm, Duitsland. Spoorweginstallaties. 7 uur missie. Flak, geen jagers.

28. 5 november 1944

Frankfurt, Duitsland. Spoorweginstallaties. 8 uur missie. Flak, geen jagers.

29. 8 november 1944

Metz, Frankrijk. Bunkers. 7 1/2 uur missie. Lichte flak, geen jagers.

30. 10 november 1944

Keulen, Duitsland. Vliegveld. 7 uur missie. Flak, geen jagers. Geland op Sint-Truiden, België. Boordmeccano dood.

31. 16 november 1944

Buurt van Aken. Ondersteuning troepen. Lichte flak, geen jagers. 6 uur missie.

32. 20 november 1944

Munster, Duitsland. Spoorweginstallaties. 6 uur missie. Lichte flak, geen jagers.

33. 23 november 1944

Gelsenkirchen, Duitsland. Cokesfabriek. 6 uur missie. Lichte flak, geen jagers.

34. 25 november 1944

Merseburg, Duitsland. 8 uur missie. Synthetische olieraffinaderij. Intense flak, geen jagers.

35. 29 november 1944

Munster, Duitsland. Spoorweginstallaties. 7 uur missie. Flak, geen jagers.

De staartkoepel van Tremelo (III en slot)

Na maanden zoeken weten we nu wie Nick Stamm is. In 1944 schilderde hij fier zijn naam onder zijn staartkoepelpositie die we op het erf van de familie Van der Veken terugvonden en die sindsdien gerestaureerd is (zie vorige BAHAAT Bulletins) - een vondst die trouwens niet onopgemerkt bleef bij de redactie van het Britse luchtvaartmagazine Flypast.

Ken Decker, de historicus van de 384 Bomb Group vond Craig, de zoon van Nick Stamm. Zijn vader overleed jammer genoeg enkele jaren terug, maar het hoeft geen betoog om te weten hoe fier Nick is dat zijn vaders naam vereeuwigd is. We hopen dat hij ooit eens de overtocht maakt om de staart in het echt te aanschouwen.

Hij vertelde ons al dat zijn vader reeds voor de oorlog een echte snelheidsduivel was, die niets liever deed dan met Harleys allerhande wegraces te

rijden. Reeds in die jaren sloeg hij meermaals overkop. Toen de oorlog uitbrak was de luchtmacht een uitkomst voor zijn "quest for speed", maar hij eindigde in een staartkoepel van een Vliegend Fort. Zoals zovele veteranen vertelde hij vrijwel niets over zijn oorlogservaringen en bouwde hij een nieuw leven op, ondermeer als eigenaar van een benzinestation.

In september kon ook nog een belofte tegenover de familie Van der Veken waargemaakt worden : Ludo en Dany trokken naar Tremelo om daar het volledig gerestaureerd schroefblad terug te brengen. Zo blijft er op het erf een blijvende herinnering aan dit incident.

 

Datum: 
03/10/1944
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Veldonkstraat
Tremelo
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
Interview familie Van der Veken, correspondentie Arthur Allan, familie Stamm en Sweeney.
Met dank aan Steven Volckaerts