B-17 te Hombeek (Mechelen)

In het jaar 1945 had de maand januari zijn republikeinse naam 'Nivose' ruimschoots verdiend. Een dik pak sneeuw bedekte, weken aan een stuk, heel West-Europa. Na het optrekken van de ochtendmist schitterde een helderblauwe hemel over het landschap. Het anders al zo rustige Hombeek, een kleine landbouwgemeente op 3km van Mechelen, was nog stiller geworden, nu alle geluiden door het sneeuwtapijt gedempt werden. Op die woensdagmiddag 10 januari 1945, werd die stilte wel sterk verstoord door het aanhoudend gebrom van de honderden stermotoren van de Amerikaanse bommenwerpers die, na een raid op Duitsland, op weg waren naar hun basissen. Maar niemand had eigenlijk nog oor of oog voor dit, toen toch, dagelijks gebeuren.

Tot plots een ander geluid, veel luider en veel dichter, de aandacht trok. De heer Lauwers, Ereschoolhoofd van de Stedelijke Basisschool van Hombeek en zijn echtgenote, mevrouw Lauwers-Teugels, beiden geboren in 1920, hebben de gebeurtenissen van die dag nog fris in hun geheugen. Uit het oosten kwam een eenzaam vliegtuig, laag over de akkers gevlogen. Op zeer geringe hoogte scheerde het over de Zemstsesteenweg om uiteindelijk in zijn vaart gestuit te worden door een rij bomen die de vleugels van de romp rukten. Door de gang gedreven schoof het gevaarte over de sneeuw om  ten slotte, dwars over de Kattestraat tot stilstand te komen, met zijn neus op het erf van de familie Boey - Pauwels. Die bewoonde daar het pand n° 32 (nu n° 34). Volgens de mededeling van copiloot Harold N. Morris (0-715790)werden de nadelige gevolgen van de noodlanding aanmerkelijk gereduceerd door de aanwezigheid van een ongemeen dik pak sneeuw.

Aldus werd de slag opgevangen en de bemanning van verder onheil gevrijwaard. Op het ogenblik van de crash  waren alleen grootmoeder Elisabeth Christiaens, weduwe Boey, en vader Frans Boey in huis. Deze getuigen zijn reeds lang overleden, zij in l969, hij in 1984, Maar 53 jaar na het voorval kan Harold Morris zich die vrouw nog duidelijk voor de geest halen. Zo schrijft hij mij in november van verleden jaar: "De vrouw van het huis dat zich naast ons gecrasht vliegtuig bevond, was vriendelijk genoeg om ons toe te laten onze twee zwaar gewonden op de mooie, nette vloer van haar voorplaats te laten brengen." Mooie hulde aan de spreekwoordelijke gastvrijheid en zindelijkheid van onze moeders en grootmoeders.

De B-17 G-80-B0 'Debbie'van de 306 BG/368 BSqn, was die morgen op gestegen vanop de Amerikaanse basis Thurleigh (Bedfordshire, GB) met de opdracht het vliegveld Gymnich, een 20-tal km ten zuidwesten van Keulen, aan te vallen. Deze actie, waar 52 B-17s van de Groep aan deelnamen, was een orderdeel van de 8th Air Force zending n° 789, die tot doel had vliegpleinen, bruggen en spoorwegknooppunten achter de Duitse linies te vernietigen. Er werden meer dan 900 zware bommenwerpers voor die task ingezet.

Op dit tijdstip van de vijandelijkheden was het regelen van het luchtverkeer in de buurt van de doelwitten een steeds frequenter weerkerend probleem. En deze moeilijkheid werd acuter naarmate het aantal ingezette toestellen groter en de voorziene tijdspanne om de bommen te lossen korter werd. Dit was weer het geval op deze 10de januari. Met het gevolg dat het luchtverkeer danig in de knoop geraakte. Zo werden de toestellen van de 306 BG, door de ontijdige aanwezigheid van toestellen van een andere Groep, letterlijk van hun baan gedrongen en kwamen ze, onvrijwillig, in het moordend Flakgebied van Keulen terecht. Aan het hoofd van de bovenste 'box' vloog 'Debbie' met aan het roer de 2de Lt Carl B. Hathaway (O-766885). Tijdens de laatste ogenblikken van de 'bomb run', juist voor het droppen van de bommenlast, werd hun machine, kort opeen, dcor twee 105 mm Flakgranaten getroffen. De eerste inslag trof de binnenste stuurboordmotor die aldus ogenblikkelijk uitgeschakeld werd. Tevens werd de buitenste rechtermotor ook ernstig beschadigd. Een tweede Flakgranaat kwam terecht onder de hut van de radiotelegrafist, T/Sgt Mead C. Seaman (38484747). De bodem van zijn kajuit werd letterlijk onder zijn voeten weggerukt.

Seaman viel uit  het vliegtuig. Aanvankelijk werd hij als vermist geboekt. In feite geraakte hij wel gewond, maar wist tijdig zijn valscherm te openen. Hij werd nabij het spoorwegstation  van Königsforst, nabij Keulen, gevangen genomen. Later werd hij door het Duitsland veroverend Amerikaanse leger bevrijd en in het hospitaal van Keulen-Hohlind opgenomen. Na de oorlog keerde hij naar de Verenigde Staten terug en overleed er te Tampa, Florida, op 9 februari 1973.

Aan boord werd S/Sgt Edward F. Danaher (33831318), buikkoepelschutter, ook gekwest. Bij de ontploffing van het eerste projectiel, werd hij door verscheidene granaatsplinters in een arm en aan beide benen getroffen, wat ernstige bloedingen veroorzaakte. De flankschutter, Eugene J. Feeney (33801272) haalde hem uit zijn netelige positie. Hij slaagde er ook nog in de bloedingen te stelpen door het afbinden van de getroffen ledematen, in deze omstandigheden een levensreddende ingreep.

De twee Flakinslagen zorgden bovendien voor heel wat schade aan het vliegtuig. Zoals reeds gezegd, werden beide stuurboordmotoren uitgeschakeld en de kompassen bleken onbetrouwbaar te zijn geworden. Ook na de bedieningskabels van het richtingsroer beschadigd, was de intercom uitgevallen en de zuurstoftoevoer naar de staartkoepel onderbroken. De piloot had meer dan redenen genoeg om de aftocht te blazen. Zij bevonden zich op dat ogenblik boven Aken. Hij nam het besluit de kortste weg naar de basis te kiezen en zette koers op 290° Eerns Maastricht achter de rug drong het tot hem door dat hij het vliegtuig niet meer naar het Verenigd Koninkrijk zou kunnen brengen. Gestadig immers verloor het toestel hoogte.

Onderwijl vatte de staartschutter, S/Sgt Barry E. Sohn (33622295) maar al te wel de kritieke toestand waarin hij zich bevond. De defecte intercom liet hem niet toe met de andere bemanningsleden in contact te treden. Een dichte rook in de staart van het vliegtuig belemmerde zijn zicht. Op eigen hand besloot hij dan maar het toestel te verlaten. Bij verwijderde het hek van het ontsnappingsluik, stak zijn twee benen door de gapende opening en bleef op de rand zitten, versuft door het zuurstofgebrek. Door de ijzige koude duurde het niet lang vooraleer hij ernstige vriesletsels aan beide benen opliep. Uiteindelijk verloor hij het bewustzijn. Weer was het Feeney die tijdig kwam opdagen om de staartschutter terug aan boord te trekken en hem zuurstof toe te dienen. Voorin het vliegtuig hadden de overige bemanningsleden de toelating gekregen om te springen. Ze verkozen dit niet te wagen. Trouwens was het daar nu eigenlijk te laat voor. De machine vloog reeds veel te laag om nog veilig gebruik te kunnen maken van een valscherm. Op geringe hoogte werden de Centrale Werkplaatsen van de Belgische Spoorwegen te Mechelen overvlogen. Luttele minuten later crashlandde de B-17 te Hombeek.

Dokter Karel J.G. Engelen (1903-l979)van Hombeek was er onmiddellijk bij om aan de twee gekwetsten de eerste zorgen toe te dienen. Maar de letsels waren te ernstig en ze werden naar de dichtbijgelegen kliniek gevoerd. Aan heel deze geschiedenis heeft Danaher een nare herinnering over gehouden. In de Mechelse kliniek kon men of wou men hen niet in behandeling nemen. Zij werden vervolgens naar Brussel gevoerd waar zij in het Britse 109 de General Hospital werden opgenomen. Na een voorlopige behandeling in het Militair Hospitaal werd Danaber voor verdere consolidatie van zijn letsels naar Engeland gestuurd. Het transport geschiedde bij middel van een C-47 die op zijn reis naar Brussel kolen had aangevoerd. Onmiddellijk na het afladen van deze vracht werden de  gekwetsten aan boord van het met kolenstof besmeurde vliegtuig gebracht. Bij hun aankomst in Engeland werden de Amerikanen voor negersoldaten gehouden. (Se non è vero,è bene travato). Verleden jaar nog bracht Danaher een bezoek aan Mechelen.

Na een paar dagen bij de familie Boey te hebben vertoefd werden de zes overige bemanningsleden naar een school in Brussel gebracht, was nog andere Amerikaanse vliegers werden verzameld. Dit in afwachting van hun gezamenlijke overtocht naar Engeland.

Na deze memorabele vlucht heeft Harold Morris nog tien vluchten in zijn logboek en kunnen noteren, waarna zijn operationele toer erop zat.

Van de overige vliegeniers weten we dat 2Lt Carl B. Hathaway en 2Lt James A. Frederick, navigator (O-743949) allebei overleden zijn, de eerste in december 1967, de tweede op 13 augustus 1991 te Chicago, Illinois. Over de verdere lotgevallen van S/SGt Raymond H. Norheim Jr, (l9050566), bommenrichter en schutter, en van S/Sgt Harry E. Sohn hebben we niets kunnen achter halen. De werktuigkundige van de ploeg hebben we alleen maar kunnen identificeren: T/Sgt Marion Popivchak (533670953). Zijn statuut na de crash wordt op het MACR no 11761 omschreven als "Present for duty".

Het probleem van de Bl7 te Hombeek op 10 januari 1945 is daarmee nog niet volledig opgelost. Volgens Roger A. Freeman, The B-17 Flying Fortress story, p. 216/2, zou er op diezelfde dag, ook te Hombeek, een tweede B-17 een noodlanding heb uitgevoerd. Namelijk de B27G-55-BO, 42-102557, WW-Y, 'Ice Cold Katie', ook van de 306 BG, maar van de 369 sqn. Tijdens de raid op Euskirchen zou het gevechtsschade opgelopen hebben, waardoor het te Hombeek noodgedwongen moest landen. Het MACR nummer wordt spijtig genoeg niet vermeld. Tot op heden heb ik te Hombeek nog niemand ontmoet die weet heeft van een tweede B-17 aldaar. Maar volgens een persoonlijke mededeling van Russel A. Strong, was de piloot van 'Ice Cold Katie' 2Lt. Leo Reinhart. En in zijn werk 'First over Germany' schrijft deze auteur (p. 300) dat Reinhart op 10-01-1945 zijn gehavend toestel landde in een veld nabij Quesnoy, in Frankrijk. Ik zou natuurlijk geneigd zijn de versie van Strong te aanvaarden, maar ik ben vooringenomen. Het MACR brengt wellicht de oplossing. Maar ik ken het nummer niet. Kan iemand me dat bezorgen ? Of weet iemand bescheid over dit vraagstuk ?

Rest me nog de aangename taak de personen te danken die me ter wille waren en met oneindig veel geduld mijn vragen hebben willen beantwoorden. Eerst en vooral mevrouw Lauwers -Teugels. Haar echtgenoot, de heer Florent-Louis is inmiddels op 28 september overleden. Ik koester een aangename herinnering aan deze kranige man. En dan ook de heer Karel Boey, zoon van Frans, die ik als een 'hoor'getuige zou willen bestemspellen. Hij was maar één jaar oud wanneer de Amerikanen bij hen binnengevallen zijn. Zijn geheugen had bijgevolg de vaardigheid nog niet verworven om indrukken en ervaringen vast te leggen. Maar van kleins af heeft hij zijn ouders en familieleden dat verhaal over 'de Amerikanen' zo dikwijls horen vertellen, dat hij de indruk heeft het allemaal zelf te hebben beleefd. En hij vertelt daar over met zo'n overtuiging en met zoveel details (zelfs de naam van de vliegenier  die hem ooit chocolade gaf kent hij)dat ik zou gaan twijfelen aan de juistheid van zijn geboortedatum.

Datum: 
10/01/1945
Locatie
Kattestraat
Hombeek
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
Lecomte Roger; Debbie crashte te Hombeek-Mechelen, in: Contact