Air Chief Marshall Arthur T. Harris en het bombardementsoffensief

Eén van de meest controversiële figuren van de Tweede Wereldoorlog langs geallieerde zijde was ongetwijfeld Arthur "Bomber" Harris, de onbetwiste leider van het Bomber Command.

Harris werd geboren in 1892,  een jaar waarin van luchtvaart nauwelijks sprake was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vervoegde hij het Royal Flying Corps, en in 1918 werd hij Squadron Leader in de pas gevormde Royal Air Force. Hij klom gestaag op als één van de hoogste officieren in de Britse luchtmacht. Bij het uitbreken van de oorlog, in september 1939, kreeg hij het bevel over de 5 Group in het Bomber Command, het onderdeel van de RAF dat alle bombardementseenheden verzamelde. Het bevel van Bomber Command geloofde rotsvast in het bombarderen bij nacht van Duitse steden. Op het moment dat dit offensief losliep, was Harris echter gedetacheerd in Washington.

Tijdens zijn afwezigheid stegen de verliezen aan Britse zijde. In augustus 1941 wees het zgn. Butt-rapport aan het ontstelde RAF-opperbevel uit dat slechts een minderheid van de bemanningen hun bommen lieten vallen op minder dan vijf kilometer van het doelwit. Bomber Command was een strijdmacht die vooral heel veel geallieerde mensenlevens en geld kostte. De bevelvoerder, Air Chief Marshal Richard Pierce, werd in februari 1942 ontheven van zijn functies en vervangen door Arthur T. Harris. Harris had de effecten van de Duitse Blitz op Britse steden bestudeerd en kwam meer en meer tot de overtuiging dat brandbommen een meer vernietigend effect op een doelwit hebben dan louter explosieve bommen. De nieuwe bevelvoerder formuleerde zijn nieuwe ideeën bij de Britse publieke opninie als volgt : "De Duitsers maakten de dwaze veronderstelling dat ze door Warschau, Rotterdam, Londen en Coventry in puin te gooien de oorlog zouden winnen. Wel, ze hebben wind gezaaid, en zullen nu de storm oogsten."

Hij bewees dit met de eerste brandbommen-raids op Rostock en Lubeck. In mei 1942 - hij was toen nog maar drie maanden in command - riskeerde hij de hele structuur van Bomber Command door alle bommenwerpers, inclusief deze van de opleidingseenheden, te verzamelen en een nooit gezien ravage aan te richten tijdens de eerste Thousand-Bomber raid, waarbij het doelwit Keulen was. Er gingen slechts veertig toestellen verloren (4 %) en het Britse moraal en respect voor het Bomber Command steeg. Nieuwe navigatie- en bomdardeertechnieken brachten hem nieuwe successen. Eind 1943 week hij echter enigszins af van de strategie die de Britten en Amerikanen in het Point Blank-directief hadden uitgestippeld. Daarin werd immers gesteld dat Bomber Command de Duitse (vliegtuig)industrie moest uitschakelen. Harris besefte echter welke brute vernietigende kracht zijn strijdmacht bezat, en wilde deze koste wat kost verzilveren. Hij trachtte met de vernietiging van Hamburg en Berlijn het Duitse moraal te ondergraven en zo de overgave af te dwingen. Harris weigerde echter te geloven dat het moreel van het Duitse volk, evenmin als van het Britse, te breken was met bommentapijten. Maar nog voor dit bleek, stegen de Britse verliespercentages op de weg naar en van de Rijkshoofdstad op ontrustwekkende wijze. Een verliespercentage van 5 % per raid werd als absoluut maximum beschouwd dat Bomber Command gedurende een beperkte tijd kon dragen. Tussen 1 januari en 1 april 1944 bedroeg het gemiddelde verliespercentage echter 5,6 %. Het zou de moeilijkste periode worden in het bombardementsoffensief.

Gelukkig voor de bemanningen werd vanaf april vooral gevlogen naar spoorwegdoelwitten in bezet gebied. Zoals we zullen zien ging het bij deze kortere raids soms ook wel bijzonder hevig aan toe, maar doorgaans waren het missies waarbij de verliespercentages lager lagen, waardoor de squadrons enkele maanden op adem konden komen.

Na de landing van Normandië zette Harris echter zijn bommenwerpers weer in om aan area bombing te doen. Mede door het feit dat hij geweigerd had de Duitse vliegtuigindustrie in 1943 lam te leggen, werd de Luftwaffe in 1944 een uitermate gevaarlijke tegenstander.

Zijn koppige houding bracht Harris in direct conflict met Portal, zijn enige meerdere in de Royal Air Force, en de Britse premier, Winston Churchill. Niemand geloofde nog in zijn strategie, die ook in Britse politieke kringen meer en meer vragen opwierp. Aan het einde van de oorlog werden hij en zijn manschappen meer dan eens in een slecht daglicht gesteld. Vooral de raid op Dresden - waarin ook de 8ste Amerikaanse Luchtmacht een voorname rol speelde - bracht onder andere vanuit het Britse parlement een stroom van kritiek met zich mee. Harris beschouwde deze raid als niet helemaal succesvol, aangezien er slechts 59 % van de stad vernietigd was. De Luchtmaarschalks quota was immers 60 %…[1]

Het is moeilijk om vast te stellen in hoeverre Bomber Commands offensief een beslissende invloed heeft gespeeld op de Duitse oorlogsproductie. De bijdrage van zijn bombardementsstrijdmacht was zeer zeker belangrijk, niet in het minst omdat op deze manier een tweede front gecreëerd werd dat tienduizenden Duitsers opeiste om de Luftwaffe en de Flak te bemannen.

Naoorlogse studies wijzen echter uit dat de schade aan de Duitse oorlogseconomie nooit zo groot is geweest als men toen hoopte - en geloofde.

Arthur Harris was hoedanook een uitgesproken leider, die het uiterste van zijn manschappen eiste, maar ook erg loyaal bleef tegenover hen.

Men weigerde hem in 1946 op te nemen in de Victory List, de lijst van mensen die wezenlijk bijgedragen hadden tot de overwinning, en zijn verzoek zijn manschappen een speciale Bomber Command-medaille te geven, werd geweigerd. Air Marshall Sir Arthur Harris overleed in 1984. Op 31 mei 1992, op de vijftigste verjaardag van zijn Thousand Bomber Raid, werd met de hulp van de fondsen van Bomber Command-veteranen in Londen een standbeeld voor hem opgericht.

Hoewel de Britse bombardementsvliegeniers ingezet werden in een campagne die vandaag de dag nog heel wat stof voor discussie verschaft, staat het buiten kijf dat deze mensen het beste van zichzelf moesten geven. Bomber Command verenigde in zijn donkere toestellen mijnwerkers en edellieden. In tegenstelling tot de geroemde jachtvliegers van het Fighter Command was er doorgaans nauwelijks van standenverschil te spreken tussen officieren en hun ondergeschikte mede-bemanningsleden. De tol die zij betaalden was enorm hoog : van de 123 000 mannen die in Bomber Command vlogen, keerden er 55 000 nooit terug.




[1] Harris, Arthur T. , Despatch on war operations 23 february 1942 to 8th may 1945 (October 1945)

 

Organisaties: 
Personalia: 
Harris Arthur
Locatie