Georges Nélis - luchtvaartpionier en oorlogsvlieger

George Nélis werd op 22 mei 1886 in Halle geboren en blonk op de middelbare school al uit in de wetenschappelijke vakken en wiskunde. Na zijn middelbare school koos Nélis voor een opleiding binnen het leger. Hij studeerde af als de beste van zijn promotie aan de Militaire School. Bijna onmiddellijk werd hij in oktober 1909 benoemd tot 1ste luitenant bij de balloneenheid binnen de Genie.

Op 3 oktober 1910 werd luitenant Georges Nélis van de Genie officieel aangeduid als eerste leerling-vliegenier. De Genie was een bewuste keuze : een militaire vliegenier moest niet alleen op de hoogte zijn van het besturen van een vliegtuig, hij moest ook een grondige kennis hebben de werking van de motor. Vrij snel zou echter van die eis worden afgestapt.

Twee dagen later stond hij al in Kiewit voor zijn eerste lessen bij ridder Jules de Laminne.

Op 6, 7 en 8 oktober maakte Nélis zijn eerste vluchten als passagier.

Daarna volgde hij stages in Parijs, in de fabrieken waar de Gnome-motoren werden gemaakt, en bij Farman in Mourmelon.

Op woensdag 21 december 1910 behaalde Nélis zijn brevet N°28.

Nélis werd dus de eerste Belgische militair met een militair vliegbrevet. Daarna bleef Nélis nog lessen volgen bij de Laminne. Die vluchten gingen steeds verder buiten het vliegveld van Kiewit. Jules de Laminne wou zijn leerlingen Nélis en Lebon vooral verkenningsvluchten laten maken. Daarbij was het de bedoeling dat de leerling enkele vooraf gekozen dorpjes moest overvliegen met alleen een kaart en een kompas als hulpmiddel, bekwaamheden die ze als militair zeker nodig zouden krijgen.

En samen met de vorming van de eerste militaire vliegeniers, werden ook de eerste mecaniciens opgeleid. Het waren eveneens geniesoldaten die in Kiewit leerden hoe een vliegtuig moest hersteld en onderhouden worden.

Vanaf 1912 bestelde het leger zijn vliegtuigen bij de firma JERO van de broers Bollekens in Antwerpen. Nélis vloog elk toestel in.

Bij het uitbreken  van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914, stond Nélis aan het hoofd van de militaire vliegschool in Brasschaat. Hij moest ervoor zorgen dat materieel en personeel veilig in het versterkte Antwerpen zouden geraken. Eerst werden de vliegtuigen samengebracht in Wilrijk, maar wat later werden ze overgevlogen naar Beaumarais nabij Calais in Frankrijk. Daar trok ook Nélis naar toe. Om de werklast in Beaumarais wat te verlichten werd er een tweede werkplaats opgezet, eerst in Koksijde aan de hoeve Boogaerde en in 1916 op de Moeren, een veld gelegen tussen de Panne en Bray-Dunes in Frankrijk. Nélis stond in voor het onderhoud van de vliegtuigen. Hij kon daarvoor beroep doen op de broers Bollekens die ook het merendeel van de vliegtuigen leverden aan de strijdkrachten.

Op 27 juli 1915 trouwde George Nélis in Frankrijk met Margueritte Cambier, de dochter van een rechter uit Halle. Ze kregen twee dochters.

Om het tekort aan vliegtuigen op te vangen ging Nélis, met de hulp van luitenant Mathieu Demonty en de broers Bollekens, zijn eigen toestellen bouwen. De GN 1 tot 6 waren gebaseerd op de Farman.

In 1917 zette Nélis de samenwerking met de firma Bollekens stop. Zelf had hij grootse plannen binnen de vliegerij. Nélis vond dat de luchtvaart, die dankzij de oorlog een stormachtige ontwikkeling had gekend, teveel op het militaire was gericht. Hij zag ook heel wat mogelijkheden voor de burgerluchtvaart. Die zette hij op papier in "L’expansion Belge par l’aviation" (De expansie van België door de lucht), wat op 15 januari 1919 werd gepubliceerd. Daarin pleitte Nélis voor de uitbouw van burgerluchtvaart naast een militaire luchtmacht. In tijden van nood zou die burgerluchtvaart dan de militaire kunnen versterken. De uitgave was een succes. De opbrengst werd gebruik om in Brussel een monument op te richten voor de piloten “gevallen voor het vaderland.” Ook Koning Albert I las het boek en was gewonnen voor een degelijke burgerluchtvaart. De vorst droomde al langer van een verbinding met Belgisch Congo. Hij steunde dan ook de initiatieven van Nélis. Die kon met de medewerking van verschillende banken op 11 november 1919 een studiecentrum oprichten: het SNETA - Syndicat National pour l’Étude des Transports Aériens (Nationaal Syndicaat voor de studie van het Luchtvervoer). Later zal SNETA overgaan in SABENA. SNETA kreeg een aantal loodsen ter beschikking op het vliegveld Haren bij Evere. De toestellen waren vaak omgebouwde Duitse oorlogsvliegtuigen, andere kwamen uit Britse oorlogsstocks.

Nélis wilde ook een eigen luchtvaartindustrie uitbouwen om minder afhankelijk te zijn van het buitenland. Daarom nam hij in 1920 ontslag uit het leger en richtte op 16 december van dat jaar SABCA -  Société Anonyme Belge de Constructions Aéronautiques op (de Belgische Naamloze Vennootschap voor Vliegtuigbouw). De vennootschap zou op 1 augustus 1920 volledig operationeel zijn.

De volgende stap was de oprichting op 23 mei 1923 van een luchtvaartmaatschappij: SABENA – Société Aérienne Belge - Belgische Naamloze Vennootschap tot Exploitatie van het Luchtverkeer. Telkens was Nélis nauw betrokken bij de oprichting en het bestuur van beide organisaties.

Op 17 januari 1924 werd SOCTA – Société Colombophile de Transports Aériens, de eerste  een vliegmaatschappij gespecialiseerd in het vervoer van duiven opgericht, met weerom George Nélis als afgevaardigd bestuurder.

Twee dagen later zag de CAB – Compagnie Aérienne Belge - het licht. Deze maatschappij ging zich toeleggen op de luchtfotografie. Hier was Nélis beheerder.

Het praalgraf in Evere

In de herfst van 1928 werd Nélis zwaar ziek. Op 2 maart 1929 bezweek hij in Elsene na een lange en pijnlijke ziekte, nauwelijks 43 jaar oud. Een jaar later kreeg hij een praalgraf op de begraafplaats van Evere.

Dit praalgraf werd tijdens de nacht van 2 op 3 februari 2011  op de begraafplaats van Brussel-Evere gevandaliseerd - de enorme bronzen Icarus werd brutaal weggerukt. Het grafmonument, een ontwerp van Ernest Jaspar, kwam er dankzij een nationale inzameling. Het bronzen beeld is van de hand van Pierre De Soete, die ook tekenden voor de radiatordoppen van de legendarische Minerva auto’s. De mythologische figuur Icarus lag tot dit jaar op de arduinen zerk, met over zich heen een vleugel, waarvan de punt overging in een vliegtuigschroef. Daarmee illustreerde de kunstenaar de overgang van droom naar werkelijkheid. In zijn rechterhand hield Icarus een pen waarin de tekst Belgique – Congo was gegraveerd.

Het blijft een raadsel hoe de criminelen de levensgrote Icarus de begraafplaats van Evere uit wisten te smokkelen, het is namelijk een heel eind. Naar verluidt zouden de daders binnen de muren een bestelwagen hebben gestolen om hun buit nog makkelijker te transporteren. Men wordt er een beetje cynisch bij, zeker als men beseft dat de Brusselse overheid bijzonder moeilijk doet van zodra een geïnteresseerde zich gewapend met een fotocamera op deze begraafplaats vertoont. Nu is het te laat om bewakingscamera’s te installeren.

Of toch niet? BAHA-lid, generaal-vlieger Michel Mandl, tevens gewezen stafchef van de luchtmacht en voorzitter van de Vieilles Tiges van België, bracht ons beter nieuws. Een half jaar na de diefstal werd het Icarusbeeld teruggevonden, op zijn rug langs een wandelpad bij het bos van Soignies, in de buurt van Waterloo. Het was onze eigen luchtmacht die op 30 augustus 2011 de middelen inzette om de sculptuur van de gemeentelijke werkplaats over te brengen naar een restauratieatelier. Het beeld was immers zwaar beschadigd, maar het werd gerestaureerd , zodat Icarus opnieuw kan rusten waar hij hoort.

 

Personalia: 
Nélis Georges
Locatie
Kerkhof van Brussellaan
Evere
be
Type Locatie: 
Patrimonium