Fw 190 Wnr 210102 in Waasmunster

Het was een bergingsoperatie die tien jaar voorbereiding vergde. In de archieven van het Public Records Office te Kew (Londen) berust een lijst waarin de Luftwaffe-verliezen van de  illustere Operatie Bodenplatte door de geallieerde troepen genoteerd werden - de missie van 1 januari 1945 waarbij de Luftwaffe met een grootscheepse grondaanvalsoperatie hoopte de geallieerde vliegvelden te bestoken bij verrassing. Het werd een ramp voor de Jagdwaffe. Geallieerde inlichtingsofficieren gingen de dagen daarna naar alle crashplaatsen om zoveel mogelijk gegevens omtrent de motor, bepantsering en bewapening te noteren.  Alvast één gegeven uit de lijst trok onze aandacht - in Waasmunster was een Focke Wulf D-9 "Dora" verdwenen in "marshy ground", drassig gebied. Op 29 augustus 2004 werd het wrak van de machine door BAHAAT geborgen. De piloot, Paul Drutschmann, kon er niet meer bij zijn - hij overleed in 2000. Maar zijn kleinzoon stond erbij. Hier volgt het verhaal van een berging die niet alleen uniek materiaal opleverde, maar ook een schat aan historische gegevens. Een reconstructie van een Dora en één van de grootste luchtgevechten ooit boven Vlaanderen. Een gigantische puzzel.

Paul Drutschmann werd geboren in 1920 in een kroostrijk gezin. De depressie van na de Eerste Wereldoorlog legde vooral een zware last op de schouders van de talloze minder bedeelden, waartoe ook de familie Drutschmann behoorde. Paul werd mechanieker en vond werk in een fabriek. We moeten in het vage blijven omtrent zijn oorlogsjaren, maar we veronderstellen dat hij ook werkzaam was in de Focke Wulf-fabrieken vooraleer een opleiding als jachtpiloot te krijgen.

Het moet in de herfst van 1944 geweest zijn dat hij ingedeeld werd in het Jagdgeschwader 54 "Grunherz", een van de meest succesvolle jachteenheden van deLuftwaffe. Vooral aan het Oostfront scoorden de Groene Harten nooit geziene successen. Hierin diende ondermeer de grootste aas aller tijden, Erich Hartmann, die maar liefst 352 overwinningen behaalde.

Paul werd opgenomen in de III.Gruppe van het JG 54, en het was deze eenheid die in augustus 1944 van het Invasionsfront - het luchtruim van Normandië - werd teruggetrokken om te worden uitgerust met het nieuwste raspaard van de Luftwaffe : de Focke Wulf 190 D-9, ook wel "Langneus" of "Dora" genoemd.

De Fw 190 A, uitgerust met een stermotor, was gedurende jaren luchtoorlog een fantastisch jachttoestel gebleken : wendbaar, snel en zwaar bewapend. Maar met de toenemende aanvallen van de Amerikaanse bommenwerpers op het Duitse Rijk was er een tekort aan jagers die op grote hoogte deze Vliegende Forten konden onderscheppen. Ingenieur Kurt Tank, de man die de Focke Wulf ontwierp, werkte aan een compromis. Hij hield niet zoveel van de vloeistofgekoelde Jumo 213 lijnmotor, maar had hij had geen keuze. Hierdoor kreeg de Focke Wulf een lange neus, en om het zwaartepunt te corrigeren moest hij de staart verlengen. Deze nieuwe combinatie was minder wendbaar dan de A-versie met stermotor, maar was wel sneller - op 6 kilometer hoogte haalde de D-9 een snelheid van 680 km/u.

Dora's konden bovendien uitgerust worden met een methanoltank, die gebruikt werd in uiterste nood tijdens een luchtgevecht. Een injectie met deze vloeistof gaf de motor tijdelijk nog meer kracht. Het resultaat van dit alles was een machine die ook vandaag nog door talloze luchtvaartenthousiasten als één van de mooiste vliegtuigen ooit beschouwd wordt.

Voor Paul Drutschmann en zijn kompanen nam de omschakeling naar de D-9 enkele maanden in beslag. Boven Normandië had de III.Gruppe zware verliezen geleden en tijdens deze conversie achter de frontlinie kon ze aangevuld worden met Nachwuchs - jonge piloten, "vers" van de opleiding. We veronderstellen dat Paul één van hen was. De basis waar dit allemaal gebeurde, was Hesepe.

De piloten vierden nog Kerstavond samen, maar de volgende dag werden ze naar het front gestuurd. Paul vloog samen met 67 andere Dora's naar hun nieuwe basis Varrelbusch, zo'n 50 kilometer ten noordoosten van Furstenau. De uitgeruste III.Gruppe van het JG 54 was nu op volle getalsterkte, en stond onder het bevel van Hauptmann Robert Weiss. De eenheid was verdeeld in drie Staffeln : Oblt Willi Heilmann leidde de 9.Staffel, Lt Peter Crump de 10. en Lt Hans Dortenmann de 12.Staffel. De leiders waren allemaal ervaren jachtvliegers, maar de rest van de eenheid was doorgaans nog groen, en zou de komende dagen op een verschrikkelijke manier haar vuurdoop krijgen. Paul Drutschmann maakte deel uit van de 9.Staffel. Na de landing op Varrelbusch werden ze verwelkomd door de Geschwaderkommodore van het

Jagdgeschwader 26, Oberstleutnant "Pips" Priller. Deze veteraan met honderd overwinningen op zijn actief schudde elk van hen persoonlijk de hand en deelde hen mee dat hun hele Gruppe voortaan onder zijn bevel stond, en dus samen met de JG 26-piloten het front zou trachten te keren. Het waren evenwel enkel de naïeve idealisten die meenden dat de geallieerde opmars een halt toe te roepen was, maar hun bevelvoerders wisten wel beter.

De Slag om de Ardennen woedde in alle hevigheid en de Amerikanen en Britten wisten met een overmacht aan toestellen en piloten het luchtruim te overmeesteren. De strijd zou nog bitterder worden.

De Duitse officieren hadden de grootste twijfels omtrent de inzetbaarheid van hun jonge piloten, en hun vrees zou zeer snel bewaarheid worden. De volgende dag al, het was 26 december, leidde Hptm Weiss zijn piloten naar Münster voor een familiarisatievlucht, zeg maar een oefenvlucht om het operatielandschap beter te leren kennen. De 10.Staffel moest helemaal achteraan-boven vliegen. Duitse grondradars was het evenwel niet ontgaan dat er nog hoger acht "Indianer" vlogen, het waren Tempests van een Nieuw-Zeelands squadron. De hele Gruppe maakte een ontwijkingsmaneuver, maar helemaal achteraan konden twee jonge piloten niet volgen en ze werden seconden later afgemaakt. Er werd over de radio geschreeuwd en alles verliep chaotisch. In het daarop volgende luchtgevecht werden er nog eens drie neergehaald, wat een verlies van vijf betekende, of haast 10 % van de totale Gruppe.

Maar het kon nog erger. Drie dagen later, 29 december 1944, vloog Paul samen met zijn kameraden tegen Britse jachtbommenwerpers in de regio Osnabrück, Münster en Rheine.  Zijn Staffel werd net zoals de dagen voordien geleid door Oberleutnant Willi Heilmann - ze startten om 9 uur. In de buurt van Rheine werd de eenheid aangevallen door Spitfires van 411 Squadron. Ook deze aanval gebeurde langs boven en greep de Duitsers bij verrassing. Zes werden er meteen gedood, anderen moesten springen met hun valscherm. De overlevenden, en we veronderstellen dat Paul daartoe behoorde, landden één voor één op Varrelbusch. Ze waren in shock. De Staffelkapitän zelf was er niet bij, en geen van de overblijvers kon vertellen wat er precies gebeurd was.

Even later vertrok de Gruppenkommandeur samen met de 11.Staffel. Paul en de anderen bleven afwachten wat er zou gebeuren, maar weer landden er slechts enkele piloten weer op de basis. En ditmaal was de Gruppenkommandeur, Hauptmann Weiss vermist.

In de namiddag vertrok nog de enige overgebleven 12.Staffel, en de leider hiervan, Oberleutnant Dortenmann, zag tot zijn ontzetting dat de hele regio waarin zijn Gruppe vandaag actief geweest was, tot op een hoogte van 5000 meter volledig in handen was van de geallieerde luchtmacht. Dortenmann zag in dat tegen deze overmacht niets opgewassen was.  Maar via de grondradio kreeg hij instructies om te dalen naar 4000 meter, om daar een geallieerde formatie te onderscheppen. Dortenmann was verstandiger en gehoorzaamde niet. Hij bleef met zijn piloten waar hij was - hij wist maar al te goed dat door lager te vliegen, ze het lot zouden ondergaan van de andere Staffeln van de Gruppe. Even verder onderschepte hij toch een formatie Spitfires. Er werden er twee neergehaald maar daarna maakten de Duitse Dora-piloten dat ze wegkwamen. Ze verloren zelf weer een jonge piloot, maar voor de rest maakte de Staffel een veilige landing.

Dortenmann kreeg van Geschwaderkommodore Priller te horen dat hij wegens het niet opvolgen van een bevel vanop de grond, voor de Krijgsraad zou moeten verschijnen. Maar Priller begreep de Staffelkapitän zijn uitleg maar al te goed, en gaf hem een administratieve taak. Van een krijgsgerecht kwam niets in huis.

Deze regels beschrijven enkel in wat voor benarde toestand Paul Drutschmann en zijn strijdmakkers moesten vechten. Nauwelijks drie dagen na hun aankomst aan het front was al één derde van de hele Gruppe uitgeschakeld, waaronder hun Staffelkapitän én hun Gruppenkommandeur die met zijn 121 overwinningen hun grote voorbeeld was de voorbije periode van training en gevecht.  Ze konden slechts gissen wanneer het hun beurt zou zijn.

Op 31 december vlogen de overblijvers nog een missie om jachtbommenwerpers te onderscheppen. De eenheid stond nu onder bevel van Hauptmann Karl Borris, een veteraan van het Jagdgeschwader 26, waarvan de III./JG 54 nu deel uit-maakte.

Borris werd die namiddag door Priller uitgenodigd voor een uiterst geheime vergadering.

De vooravond van de laatste dag van het jaar 1944 had de Luftwaffe immers grootse plannen.

Op Nieuwjaarsdag zou de Duitse luchtmacht één van haar laatste grote luchtslagen uitvechten. Het Ardennenoffensief was vastgelopen, en de Amerikaanse en Britse luchtstrijdkrachten waren heer en meester. Ze opereerden nu immers

vanop vooruitgeschoven bases in Frankrijk, Nederland en België. Het Duitse opperbevel achtte de tijd rijp om de geallieerde luchtmacht-eenheden op hunvliegvelden uit te schakelen, dan wel ernstige schade toe te brengen. Deze actie zou de geschiedenis ingaan onder de geheimzinnige, weinig zeggende naam “Unternehmen Bodenplatte” ("Operatie Bodemplaat").

Die 31ste december startte Paul Drutschmann met zijn Dora "Witte 3", samen met een twintigtal andere piloten van zijn Gruppe - meer bleef er niet over van de meer dan zestig piloten die vijf dagen voorheen van de opleiding naar het front overgeheveld waren. Het was een korte vlucht, van Varrelbusch naar de piste van Fürstenau. Daar stond de JG 26-Gruppe van Karl Borris gestationeerd - deze officier zou voortaan beide eenheden besturen. Het was rond 16 uur dat Paul en de zijnen het landingsgestel uitklapten boven de kleine piste.

Ze stapten uit, en werden geleid naar het Kloster Handrupp, een nabijgelegen katholiek klooster en meisjesschool. De Grünherz-piloten wachtten er op Karl Borris, die hen het hele plan van de volgende dag uitlegde. Hun doelwit zou het vliegveld Grimbergen zijn, waar ze de aldaar gestationeerde vliegtuigen met hun boordkanonnen moesten in brand schieten. Borris was een man van weinig woorden, die zeker geen bombastische verklaringen uitte. De volgende ochtend zouden ze hun vliegkaarten krijgen. Van Oudejaar vieren was geen sprake meer - meer nog : het was strikt verboden om alcohol te gebruiken. De piloten moesten om 22 uur in bed liggen.

We kunnen slechts gissen wat in de geesten van Paul Drutschmann en zijn vrienden omging die avond. Een week terug waren ze aan het front gearriveerd, zeker zijnde dat ze de oorlog zouden doen keren. Op enkele dagen tijd hadden ze gezien hoe de vijand complete suprematie in de lucht had en vrijwel de hele Gruppe uitgeschakelde. Zelfs de allerbeste piloten naar wie ze opgekeken hadden, waren niet veilig. 

Op de diverse Duitse jachtvliegvelden werkte het grondpersoneel de hele nacht door om de Messerschmitts en Focke Wulfs gevechtsklaar te maken.

Aan de andere kant van de frontlinie ging het er helemaal anders aan toe. Hoewel in het zuiden van het land het Ardennenoffensief woedde, vierden heel wat Belgische steden voor de eerste maal na vier jaar bezetting weer Oudejaar in alle vrijheid. Ook in Gent, waar het ondermeer het personeel van de Poolse 131 Wing de bloemetjes buiten zette - ze stonden al enkele maanden op het nabijgelegen Sint-Denijs-Westrem met hun Spitfires gestationeerd.

Zestig jaar later zijn zij die de jachtvliegtuigen bemanden, dun gezaaid. Maar in New York vonden we één van hen : Jerzy Glowczewski. Hij vloog sinds eind augustus 1944 in het 308 Squadron. De hele Poolse Wing opereerde toen op Lille-Vendeville, werd getransfereerd naar Deurne, om op 11 oktober van dat jaar te landen op Sint-Denijs-Westrem. De Polen maakten er zich vertrouwd met het silhouet van de torens van Gent, of Gandawa, zoals zij het noemden. Het grondpersoneel logeerde in het Don Bosco instituut, de piloten in de daarrond liggende villa's.

Samen met twee andere kompanen, Andrzej Dromlewicz en Sgt Staszek, vormde hij de "Drie Musketiers", die steeds samen vlogen en uitgingen. Zo ook de avond van 31 december 1944 - zoals Jerzy Glowczewski in zijn memoires schreef :

"We mogen de meisjes niet laten wachten !" riep Andrzej me toe. We hadden ons vele uren opgemaakt, om er zo knap mogelijk uit te zien in onze vers geperste uniformen : blinkende zilveren knopen met de Poolse adelaar ingeslagen, gesteven blauw hemd, zwarte das, en natuurlijk onze gewassen sokken. We gingen Oudejaar vieren in "Les Ambassadeurs" - onze meisjes zouden daar al zijn. Nog even keek ik in de spiegel om zeker te zijn dat ik het gewenste effect bereikt had : nauw sluitende tuniek, maar met de bovenste knoop los - het privilege van de jachtpiloot. Op mijn linkerborst prijkte mijn Gapa, het Poolse piloteninsigne, met andere decoraties en mijn squadronbadge, de vleugels van de Royal Air Force net boven de borstzak op de rechterzijde.

Zagen we er niet goed uit ? Met Andrzej en Staszek, alle drie glijdend over een spekgladde straat, lachend, zingend en schreeuwend naar elkaar. Zo schoven we naar de gele tram. We trokken elkaar in het rijtuig en zo kwamen we in het stadscentrum terecht. Het was het eerste Oudejaar sinds de Bevrijding, het eerste jaar vrijheid.

De champagnekurken knalden en er werd getoast op "nos liberateurs Polonais". Op een bepaald moment twee ontblote armen rond mijn nek en de mijne die een feestelijk gekleed lichaam omsloten - voor geen geld zou ik zo'n nacht willen missen. Omstreeks half vijf 's ochtends verlieten we de feesttent hoewel de meisjes zich aan ons vastklampten alsof hun leven ervan af hing. Zo'n verscheurende beslissing ! De druk van vrouwelijke heupen drong ons de ene richting, onze plicht de andere. Het werd de laatste optie. Zingend namen we de tram die ons naar onze barakken bracht. Het squadron was immers nog steeds alert. Aan de terminus bij ons vliegveld stond een leegstaande tram. Een Canadese soldaat, stomdronken, stond op het platform en beukte op de bediening. "Stop met kloppen en rij ermee naar huis !" schreeuwde we hem toe.

"Ik wou dat ik kon," antwoordde hij met dubbele tong, "maar er is geen fucking stuurwiel !"...

Omstreeks het moment dat de Polen in gezegende toestand "Les ambassadeurs" verlieten, werd Paul Drutschmann gewekt van zijn bed in het klooster. Een half uur later, het was dan 5 uur 's ochtends, kregen ze een ontbijt voorgeschoteld in de schoolrefter, en om half zes kregen de piloten hun laatste briefing. De weersvoorspelling leek goed : geen wolken, lichte zuidwestelijke wind, en een temperatuur van zowat - 5 °C. Elk van hen kreeg een rantsoenpakket. De piloten van JG 26 kregen nog een zwemvest, voor Drutschmanns Gruppe waren er geen meer over...

Ze stapten in het donker in een bus die hen naar de Dora's bracht. Paul klom in zijn Witte 3. Langsheen de startbaan stonden lampen opgesteld om het opstijgen makkelijker te maken. Van zodra de zon opklom aan de horizon, werden de motoren gestart. 

Op Sint-Denijs voltrok zich eenzelfde scenario, maar met heel wat meer hoofdpijn. Jerzy Glowczewski herinnerde zich :

We hadden nauwelijks twee uur geslapen toen iemand de kamer binnenstormde en schreeuwde : Het 308ste en 317de moeten binnen de vijftien minuten vertrekkensklaar zijn !"

Jezus ! De kamer tolde om me heen, ik grabbelde mijn bomber jacket, sprong in mijn laarzen en rende naar de dispersal hut. Ik slurpte wat hete thee, verbrandde mijn lippen, terwijl onze squadron leader Karol Pniak instructies gaf. Zijn pyama stak nog vanonder zijn jas. We rilden als een meute natte honden, en we moesten nu een ferry op de Maas bombarderen. Wat een manier om een kater te verhelpen !

"Het 308ste vertrekt eerst. Hoe eerder je terug bent, hoe sneller je weer onder de wol kunt kruipen."

Tadek Szlenkier en ik renden samen over het vliegveld. Ik beefde van kop tot teen, toen de meccano, die mijn gordels hielp vastmaken, zich met een lelijk gezicht omdraaide. "Jij stinkt als een distillerij." Hij sprong van het vliegtuig, greep naar een zuurstoffles, klom terug op de vleugel, duwde het rubberen mondstuk onder mijn neus en siste "Adem diep in", en hij opende het ventiel.

De rillingen waren meteen weg, alles werd weer scherp voor mijn ogen. Enkele minuten later hingen we in de lucht. Het weer was prachtig, de hemel licht blauw, de zon schitterde over het besneeuwde landschap. De wereld leek leeg en sereen, behalve dan het sonore geluid van onze Spitfires.

Een van ons schakelde zijn microfoon in en geeuwde eens heel luid, wat een golf aan imitaties teweegbracht. "Hou jullie snavel", snauwde Igo, onze bevelvoerder. "De barken liggen net voor ons - naar omlaag, kerels !"

Ons squadron, gevolgd door het 317de, dook naar 300 meter en we dropten onze bommen. Elk van ons zoomde weer omhoog, behalve Jozek Stanowski. Zijn bommechanisme werkte niet en hij besliste meteen weer naar Gent te vliegen.  De rest van ons cirkelde nog boven het doelgebied om de schade op te meten. Vreemd genoeg kregen we geen luchtafweer te verwerken.  We doken weer omlaag, deze keer uit alle kanonnen vurend, kogels spatten op in het water. Alles verliep rustig en we vlogen weer richting Gent op een koers die ons over Antwerpen bracht. De radiostilte was voorbeeldig, iedereen droomde van zijn bed.

Omstreeks hetzelfde tijdstip waren de piloten van het Jagdgeschwader 54 gestart.

Van Pauls Gruppe zouden er zeventien deelnemen aan de operatie.  Ze verlieten kort voor half negen de piste. Eenmaal op kruissnelheid daalde de hele formatie naar 30 meter hoogte en er werd koers gezet naar de Zuiderzee. Deze lag een kwartier later onder hen. Toen de formatie een bocht maakte naar Rotterdam, werden ze beschoten door eigen Flak. Ze overvlogen immers de zone waar de SS enkele V-2 installaties had staan. De eerste Dora's werden zo neergehaald. 

De Spits naderden Antwerpen. Jerzy Glowczewski :

De radiokanalen bleven stil voor het grootste deel van de trip, tot de rustige maar duidelijke stem van de grondcontrole de vrede verstoorde. De controleur riep onze twee squadrons op in code : "Einsworth, Peacock !" Kon dat voor ons zijn ? Maar hij herhaalde "Einsworth, Peacock ! Einsworth. Peacock. Zowat zestig vijandelijke jagers, Focke Wulfs, vliegen laag, zijn de frontlijn gepasseerd, richting Brussel. Jullie koers 220 °, in tien minuten zien jullie ze, Over."

Ter hoogte van Waasmunster vloog de Duitse formatie op enkele tientallen meters hoogte het land binnen. Helemaal vooraan vloog de leider, Karl Borris.

De Duitse piloten beseften niet dat ze recht in de armen van de Poolse Wing vlogen. Karl Borris zag de Spitfires boven hen vliegen - hij meende dat de Spitpiloten zijn formatie niet gezien hadden en vloog onverstoord verder.

De Spits doken om 9u25 naar het oppervlak, en een aantal piloten viseerde hierbij meteen een Duitse jager.

Andrzej Dromlewicz, Jerzy Glowczewski's kompaan, hing zo in de staart van een Duitse jager. Deze Pool was zijn land in 1939 ontvlucht en te voet door de bergen op de grens via Slovakije getrokken. Hij geraakte in Frankrijk waar hij in de veldtocht van 1940 vocht. In Groot-Brittannië volgde Dromlewicz een pilotenopleiding en zo geraakte hij in de Poolse 131ste Wing. Voor Andrzej Dromlewicz was het na vijf jaar strijd de uitgelezen kans om de vijand te treffen. De Duitser werd langs rechts aangevallen, de kogels sloegen in de staart en rechtervleugel.

Een andere Pool, Flight Lieutenant Bronislaw Mach, rapporteerde later over zijn confrontatie:

"Ik zag de eerste vijandelijke toestellen in de regio Lokeren, ze vlogen naar het oosten. Ik hing op 4000 voet, ik dook en viel een FW 190 aan die op ongeveer 1500 voet hoogte vloog, vanop zowat 30°. Het vijandelijke toestel maakte een draai naar stuurboord, ik volgde, enopende het vuur vanop 200 meter, en naderde zo tot 100 meter. Ik zag inslagen over het hele toestel. Het vliegtuig kantelde op de rug, de piloot sprong en kwam in een rivier bij Dendermonde terecht."

Paul Drutschmann was een van de slachtoffers van de Polen. Na enkele voltreffers sputterde de lijnmotor van zijn Witte 3 zijn laatste adem uit. De toen 19-jarige Jozef De Munck was oorlogsvrijwilliger en net thuis met verlof in Waasmunster. Hij herinnerde zich in 1996:

“Tijdens het geronk en gekletter snelde ik naar buiten. Ik had nog maar één schoen en één “get” aangetrokken. Vanonder een appelaar zag ik wat er gaande was : de Spitfire had zijn brandstoftank afgeworpen en bestookte die Duitse jager. Deze kwam van over het vliegplein, scheerde over het dak van het kasteel Blauwendaal, maar kon de salvo’s van de Spitfire niet ontwijken. Van zodra hij geraakt was, trok de Duitse piloot zijn machine met een scherpe boog de lucht in. Op het hoogste punt gekomen, opende hij de cockpitkap en sprong hij er uit. Seconden later daalde hij aan zijn valscherm naar omlaag, zijn machine sloeg in een drassige weide in het Sint-Anna-broek. De piloot plonsde in de Durme. Hij mocht zich gelukkig prijzen : het was laag water, anders was hij zeker verdronken.

Voor de zoveelste maal deze week had Paul Drutschmann geluk. De hoogte vanwaar hij gesprongen was, was net voldoende om zijn valscherm even te openen zodat zijn val gebroken was. En hij landde haast aan de oever van de Durme - op de basis had hij geen zwemvest gekregen. Met zo'n zwart lederen vliegpak had hij geen schijn van kans.

Jozef De Munck :

De piloot waadde moeizaam doorheen het slib naar de oever, zwaaiend met zijn revolver naar de omstanders. Intussen was de gemeentelijke politie aangekomen. Maar hij weigerde zich over te geven. Zelf had ik intussen mijn uniform aangetrokken. De piloot keek naar me. Ik kwam behoedzaam naderbij. Hij liet zijn pistool zakken. Hij had een mooi uniform aan. “Met jou wil ik meegaan, maar niet met die”, en hij wees naar de politieagenten. Ik salueerde hem, en hij groette weer. Zwijgend gaf hij me zijn dienstwapen.  Fonsken D’Hoe heeft hem dan op de buis van zijn fiets naar de brug gebracht. Vandaar trokken we samen naar het gemeentehuis. De piloot was doornat. Iemand reikte hem droog ondergoed aan, maar dit weigerde hij aan te trekken. Ik gaf hem een sigaret. “English ?”,vroeg hij, en hij weigerde nogmaals. Uiteindelijk wilde hij wel een sigaret rollen. Ik vroeg hem vanwaar hij kwam. Hij zweeg even en antwoordde peinzend : “Met twee kon ik ze pakken, maar met z’n drieën waren ze te veel voor me”, hij verwees naar het luchtgevecht.”

Wie was nu de uiteindelijke overwinnaar van dit luchtgevecht ? Jerzy Glowczewski beschreef treffend de sfeer op Sint-Denijs. Het vliegveld  had een hevige aanval te verwerken gekregen door de Focke Wulfs van het Jagdgeschwader 1 - rijen brandende toestellen, voertuigen en hangars verdonkerden de ochtendhemel, maar de vele Poolse overwinningen verguldden de pil :

"De barak van de Wing Commander gonsde van de activiteit, piloten en grondpersoneel waren uitermate zenuwachtig. Elke piloot moest zijn rapport dicteren. Langzaamaan ontrolde zich voor onze ogen het indrukwekkende verloop van de Nieuwsjaarsslag. Wij hadden vijf doden te betreuren : twee piloten en drie leden van het grondpersoneel.

De telefoon rinkelde non stop, elke piloot stond gebogen over een kaart waarop de streek rond Gent uitgetekend stond. "

De bewuste landkaart werd doorprikt met speldjes waarop de naam van elke overwinnaar werd bevestigd. Er werd een foto van genomen, een opname waarvan we een origineel bij een lid van het grondpersoneel terugvonden. Het is een uniek document, maar dat we zestig jaar later met de nodige omzichtigheid moeten interpreteren.

Andrzej Dromlewicz kreeg de overwinning bij Waasmunster toegewezen, maar bij het bestuderen van de gevechtsrapporten zou men kunnen concluderen dathet Bronislaw Mach was die de Witte 3 van Paul Drutschmann neerhaalde.  Op de bewuste kaart kreeg hij een overwinning in de Schelde bij Dendermonde toegewezen - vandaag kennen we de plaats als de omgeving van de Sint-Onolfsdijk. Toen we in 1996 daar van deur tot deur gingen, op zoek naar mensen die een luchtgevecht konden bevestigen, kwamen we van een kale reis terug. Niemand had daar ooit over een crash gehoord, laat staan iets gezien. Bovendien, Dendermonde lag een heel eind van het strijdgewoel die voormiddag van 1 januari 1945. Maar het feit dat Mach zijn slachtoffer in een rivier zag plonzen, én dat hij inderdaad als één van de eerste de formatie boven Lokeren opmerkte, doet ons zestig jaar later besluiten dat hij "onze" Dora neerhaalde.

En Andrzej Dromlewicz dan ? Op de foto van de kaart staat zijn naam duidelijk bij de crash van Waasmunster, maar als we zijn gevechtsrapport erop nalezen, moeten we concluderen dat hij een overwinning behaalde boven Sint-Denijs-Westrem.   

Na zijn gevangenname werd Paul opgesloten met een Geschwadergenoot, Jochen Steinkamp. Deze kon het niet meer aan en zakte onderdoor. Paul ruilde zijn gouden horloge met een Britse bewaker om de juiste medicijnen te krijgen. Steinkamp zou hem er eeuwig dankbaar voor zijn.

P/O Andrzej Dromlewicz, de Pool deze Dora "op papier" toegewezen kreeg, vocht verder tot 15 maart 1945. Die dag moest hij met enkele Spitfires schepen aanvallen voor de kust van het Nederlandse Enkhuizen. Hierbij werd hij beschoten door Flak en hij was genoodzaakt een noodlanding te maken bij Volendam. Andrzejs Spit sloeg hard tegen de zachte ondergrond, maar hij overleefde op miraculeuze wijze. Hij kroop beduusd uit het wrak en werd meteen in bescherming genomen door enkele Nederlanders, die hem verborgen hielden tot de Canadezen de streek bevrijdden. Na de oorlog zag hij een terugkeer naar een door communisten bestuurd vaderland niet meer zitten, en Andrzej emigreerde naar Canada, maar stierf in 1968.

Paul Drutschmann keerde pas in 1948 terug uit krijgsgevangenschap. Hij overleed in 2000.

De dagen na de luchtslag van Nieuwjaarsdag trokken Britse Intelligence-officieren naar de talloze plaatsen waar Duitse toestellen tenonder gegaan waren. Ze onderzochten nauwgezet de wrakken, en noteerden het type, de insignes en beschildering, de serienummers van de toestellen en motoren, de bewapening, de bepantsering ... Alles werd in nette kolommen uitgetypt en in een indrukwekkend document verwerkt. Het was dit dossier dat we consulteerden, toen we vaststelden dat de Dora van Waasmunster in 1945 niet kon onderzocht worden. Het wrak was immers "buried in marshy land" - begraven in drassige grond. Het zijn natuurlijk dit soort bevindingen die belangstellenden voor luchtvaartarcheologie aan het dromen zetten.

De lange voorbereiding tot berging

Maar zo een vaart zou het niet lopen. Het was begin jaren negentig toen we met een kopie van voornoemd document in de hand, op zoek gingen naar de plaats waar de Dora in de grond verdween. Op die bewuste dag in 1945 stortten er twee Dora's neer op het grondgebied van Waasmunster. Er was de kraaklanding van Dieter Krägeloh op het gehucht Heide. De piloot raakte hierbij zwaar gewond - op de site staat nu een casino.

Ooggetuigen wezen ons echter het gehucht Sint-Anna aan, dat naast de Durme ligt. Deze rivier wordt nog steeds omzoomd door een reeks groene weiden waar nu koeien grazen. Het duurde wel even vooraleer we konden uitmaken of de crash nu aan de ene of de andere kant van de brug plaatsvond, en het duurde nog langer vooraleer we wisten in welke weide het wrak verdween.

De ooggetuigen van toen wezen ons met een wijde armzwaai de plaats van het gebeuren - een van de grote grasweiden die naast de Durmebrug liggen. Diverse malen trokken we de voorbije tien jaar met een batterij metaaldetectoren van diverse types naar het land.  De weide van eigenaar Rudy Van Leugenaeghe  is een zeer groot perceel, en ooggetuigen spraken elkaar tegen waar precies het gebeurde. Met detectoren trachtten we na te gaan waar precies. Uiteindelijk, in 1994, vonden we kleine fragmentjes van de Dora. Maar vooraleer van een berging sprake kon zijn, moest er nog precieser gedetecteerd worden, want we hadden nog steeds een sector van verscheidene aren groot voor ons liggen, te omvangrijk om met een kraan te zoeken zonder een hele weide om te ploegen.

Het was uiteindelijk ons lid Dany Saey dat in april 2004 met zijn apparatuur een duidelijke "spot" terugvond - wat hij dan meteen op zijn GPS-toestel vastlegde.

Nu was het nog kwestie van de eigenaar Rudy Van Leugenaeghe te overtuigen. Het duurde wel even vooraleer Rudy wilde geloven dat daar een interessant wrak te vinden was. We nodigden hem en zijn familie uit een bezoek te brengen aan onze collectie in Erembodegem, en groot was onze vreugde toen we hem daar in juni mochten ontvangen. De interesse voor de zaak groeide, en toen we hem daarna vroegen of het project kon verder gezet worden, was het antwoord meteen bevestigend - meer nog : Rudy was tevens grondwerker en was bereid om de werken zelf uit te voeren met zijn materieel. De kogel was door de kerk. De datum werd vastgelegd op zondag 29 augustus 2004.

We waren natuurlijk uitermate benieuwd naar wat die zondagochtend bieden zou.

Maar minstens even nieuwsgierig wasSebastian Drutschmann, de kleinzoon van de piloot Paul Drutschmann. Deze laatste overleed enkele jaren terug en vertelde niet veel over zijn belevenissen als jachtpiloot in de Luftwaffe. Via zijn weduwe kwamen we in contact met kleinzoon Sebastian. Zestig jaar na de feiten zou hij in de zompige weide staan waar zijn grootvaders jachtvliegtuig begraven werd.

De vondst van de Witte 3

De hele zomervakantie lang werd het ongeduldig aftellen naar de grote dag. Die ochtend spookte slechts een vraag doorheen onze hoofden : zou de jarenlange zoektocht succesvol afgesloten worden ?

Op de weide stond die zondagochtend het hele team paraat. Er werden perimeters afgemaakt om het talrijk opgekomen publiek en de pers in goede banen te leiden, zodanig dat eigenaar én kraanman Rudy rustig kon werken. Dat laatste was wel nodig, want hij had enkele dagen daarvoor een aantal ribben gebroken door een zware val. Maar dat zou hem niet deren bij zijn enthousiasme.

Onze Dany had in zijn haast één iets laten liggen op de keukentafel : zijn GPS-toestel. Hij hoopte de spot terug te vinden uit herinnering. Het signaal dat hij nu ving was evenwel veel zwakker dan voorheen. Een vluchtig onderzoek met de graafmachine deed het ergste vermoeden - we zaten verkeerd.

Maar Dany liet de moed niet zakken - ondanks de toestroom toeschouwers en tv-ploegen. Het was even heel spannend, maar een half uur later had hij met zijn apparatuur de juiste plaats teruggevonden. De langgerekte bieptoon dreef de spanning op. Kraanman Rudy schraapte de de graszoden handig weg. Een goede halve meter lager was een cirkelvormige verkleuring duidelijk zichtbaar. We hadden beet.

Kort daarna kwamen de eerste brokstukken boven. Een omvangrijk staartstuk en delen van de flaps wezen in de goede richting. Een uur later leek het alsof we bezig waren een vikingschip bloot te leggen - een langgerekte hoop modder met daartussen de verwrongen Dora. Erwin daalde in de put om een luik op te rapen. Een blokvormig iets trok evenwel zijn aandacht. De lens die erin vervat zat duidde meteen aan wat hij in zijn handen had : de vrijwel intacte Revi, het reflexvisier dat voor de piloot geplaatst was, en waarmee hij tijdens een luchtgevecht moest mikken. Tot onze verbazing klapte het ding netjes open, en was zelfs het lampje ongeschonden.

Aan de hand van de positie van de wrakdelen werd het duidelijk hoe Drutschmanns Witte 3 in de modder verdween. De Dora ging onder een relatief lage hoek de aarde in, komende van over de Durme. De houten schroefbladen werden meteen versplinterd, de Jumo-motor boorde zich in de zachte ondergrond, gevolgd door de cockpitsectie. Beide MG 131-kanonnen die bovenaan de romp stonden, tussen de motor en de cabine, ondergingen de extreme vertraging zodat ze uiteindelijk met de lopen omhoog teruggevonden werden.

Nadat de staart bovengehaald werd, greep de kraanarm voorzichtig rond de cockpitsectie. Deze werd in een schep gegrepen en meteen op Paul Callebauts aanhangwagen gelegd, om later onderzocht te worden.

Ook de beide flanken van de cabine werden gevonden, met de motorsteunen er nog aan. Ze wezen in de richting van de motor, die losgerukt was.

De motor was een ander paar mouwen. Door het omwoelen van de ondergrond was een gevaarlijke modderbrij ontstaan. Er moest zeer snel gehandeld worden. Rudy groef zich wat in, en begon meteen met een spannende modder-worstelpartij. De Jumo wilde zich niet gewonnen geven, maar het was toch onze kraanman die aan het langste eind trok. Toen het twee ton zware stuk werd bovengehaald, klonk luidkeels gejuich en applaus.

Om de succesvolle operatie te vieren werden enkele flessen schuimwijn ge-kraakt. Weinigen zullen geweten hebben dat het hier ging om een fles die we cadeau gekregen hadden va de burgemeester van Middelkerke na de expositie van de berging van de Spitfire van Leffinge (zie Bulletin nr. 2). De tweede kwam uit de kelder van de Schnaufer-bottelarij bij Calw. Wim Govaerts had bij zijn bezoek aan de familie van de grootste nachte-lijke luchtaas Heinz-Wolfgang Schnaufer enkele flessen meegekregen - het was immers de voormalige nachtjachtpiloot die na de oorlog de wijnhandel succesvol uitbouwde tot met zijn tragisch ongeval bij Bordeaux in de jaren '50.

Na deze korte pauze begon Rudy met het dempen van de kuil. Het team evenwel begaf zich naar Erembodegem,  om alles schoon te maken. Het werd een hels en vuil karwei, met belangstelling gevolgd door Sebastian Drutschmann.  Deze zou 's avonds weer richting Duitsland vertrekken, maar we wilden hem zeker niet met lege handen huiswaarts sturen. Erwin viste uit de cockpitsectie de stuurknuppel op - eenpassender souvenier konden we niet bedenken.

Er zouden nog vele uren en nog meer kilo's modder verwerkt moeten worden. Het zeven, spoelen en wassen leverde evenwel uitermate interessante vondsten op. Zo zijn op het staartgedeelte duidelijk kogelinslagen te zien van de .303-munitie, afgevuurd door de Poolse Spitfires. Drutschmann werd van boven-rechts aangevallen. De Polen hadden een elementair gegeven uit de luchtgevecht-taktieken in hun voordeel weten te halen - ze vielen aan met de zon in de rug - de Duitse piloten waren ongetwijfeld verblind en de aanval moet een totale verrassing geweest zijn.

Ook de definitieve bevestiging dat we met de Drutschmann-machine bezig waren kwam hier boven : een paneel met daarop duidelijk een fragment van het in witte verf geschilderde cijfer 3. Overigens is het frappant hoe de oorspronkelijke verflagen bewaard zijn gebleven - een kluif voor BAHA-lid Marc Deboeck die werkt aan de studie over de Dora en de verschillende beschil-deringspatronen - in de hoop zo heel wat discussies binnen de modelbouwwereld uit te klaren..

Na vele uren werken werden een aantal delen onder de leden verdeeld om verder geconserveerd te worden. Wim Govaerts nam alle cockpitdelen mee, Sven Petterson zou de restauratie van de gepantserde stuurzetel op zich nemen, Veronique en Patrick Condijts namen de conservering van de beschilderde oppervlakken ter harte, en Stefan en de rest van de Geraardsbergse equippe zouden de indrukkwekkende motor onder handen nemen.

De Dora doorgelicht

Met de vondst van de Witte 3 heeft onze vereniging een unieke aanwinst op haar actief staan. Van de FW 190 D-9 werden er zowat 750 gebouwd - exacte cijfers zijn er niet voorhanden. Volgens een laatste telling (FlyPast, augustus 2004) blijven er daarvan nog drie over : een in het USAF Museum te Dayton, en een in het Luftwaffe Museum te Berlijn, maar daarvan is de huidige toestand niet duidelijk.

Er is tevens een restauratieproject lopende in Surrey (GB).

Het mooist bewaarde exemplaar is een broer van de D-9 variant, de alombekende "Gele 10" in het Champlin Fighter Museum. Deze D-13 werd pas aan het einde van de oorlog ingezet en heeft net een uitermate preciese restauratie achter de rug. Hoewel het niet de bedoeling van de eigenaar is om ermee te vliegen, is deze kist er technisch gezien wel toe in staat. De waarde van deze machine wordt op 6 miljoen dollar geschat ...

Op zondag 12 september ondernam ons team een poging om de Witte 3 te reconstrueren. Het werd een van de boeiendste ondernemingen die BAHAAT ooit organiseerde. Bij Paul Callebaut legden we alle stukken open zoalsze oorspronkelijk in de machine gezeten hadden. Het resultaat van deze gigantische puzzel was ronduit verbluffend - we beseften nu dat we een Focke Wulf D-9 van kop tot staart hebben, met belangrijke delen van de rechtervleugel - een aanwijzing dat bij het neerstorten dit deel het eerst in de grond verdween. 

Dany Saey wacht vol ongeduld op de conserveringsfase van de voornaamste delen, om deze winter met de defini-tieve reconstructie te beginnen. Met de nodige documentatie in de hand zal hij eerste een frame lassen waaraan de fragmenten kunnen bevestigd worden. We hopen tegen de zomer van 2005 het wrak van de Witte 3 in een uniek diorama te kunnen voorstellen.

Cynrik De Decker

Datum: 
01/01/1945
Serienr. / Rompcode: 
Locatie
Durmebrug
Waasmunster
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996
Interviews fam. Drutschmann, Rudi Van Leugenaeghe, Jozef De Munck
Correspondentie Jerzy Glowczewski, fam. Dromlewicz
Caldwell Don; JG 26 War Diary
Manhro John & Pütz Ron : Bodenplatte, the Luftwaffe's last hope; Hikoki 2004