De Belgische raids op het Albertkanaal

Sinds 10 mei 1940 stonden de Battles op Aalter gestationeerd. In de villa Maenhout, de commandopost, lag de lijst met bemanningen die ingezet zouden worden voor de eerste oorlogsopdracht van 11 mei 1940: een aanval op de bruggen over het Albertkanaal : Vroenhoven, Veldwezelt en Briegden. Het was de meeste dramatische missie van de Belgische luchtstrijdkrachten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Kapitein Edmond Pierre, de bevelhebber van het 9de Smaldeel, coördineerde de actie. Terwijl hij tijdens die ochtenduren de instructies gaf, zorgde het grondpersoneel in het donker ervoor dat de toestellen getankt en bewapend werden. Op Aalter lag sinds januari een voorraad vliegtuigbommen. Het ging hier echter over springtuigen van 50 kilogram, waarmee men hoogstens een wegdek kon beschadigen.

Een tweede probleem was dat de Battles op lage hoogte moesten aanvliegen, om alzo de Duitse, en ook Belgische luchtafweer te vermijden. En hiervoor moesten de bommen met tijdsbuizen uitgerust worden, ontstekers die met een soort uurwerkmechanisme het explosief tot ontploffing brengen. Maar deze waren niet voorradig te Aalter. De avond ervoor was er nog een chauffeur naar Evere gestuurd om deze te halen, maar bij zijn aankomst op Aalter bleek de man toch schokbuizen meegebracht te hebben. Deze moesten van een hoogte van minstens driehonderd meter afgeworpen worden, en bij voorkeur in duikvlucht. Trage, nauwelijks bewapende toestellen op zo’n afstand er op uit sturen om met té lichte bommen een sterk verdedigd doelwit aan te vallen – de achttien vliegeniers in Villa Maenhout wisten erg goed wat hen te wachten stond.

De negen Battles waren opgedeeld in drie peletons, die met intervals van vijf minuten koers zetten naar hun respectievelijke doelwitten  : de bruggen van Veldwezelt, Vroenhoven en Briegden, de andere uithoek van het land. Omstreeks kwart voor zes, als de eerste zonnestralen over het vliegveld lagen, startte Kapitein Edmond Pierre de Rolls Royce-motor van zijn T-73, gevolgd door nog eens twee toestellen. De overige zes bemanningen zaten ook al klaar.

Veldwezelt

De drie Battles reden over de graspiste en boven het Kanaal Gent-Brugge kozen ze koers naar Veldwezelt. Zo begon de meest dramatische oorlogsopdracht in de Belgische luchtvaartgeschiedenis. Het peloton was als volgt samengesteld :

T-73 Kapitein Edmond Pierre (9de Smaldeel) – Luitenant Ludovic Cloquette (5de)

T-60 Adjudant Désiré Verbraeck (9de) – Adjudant Jacques Dôme (5de)

T-58 Adjudant Gustave Timmermans (9de) – Eerste Sergeant Gustave Rolin-Hymans (5de)

Aan boord van de T-60 zaten Désiré Verbraeck, een ervaren piloot uit Oudenaarde, en zijn boordschutter, de toen 24-jarige boordschutter, Adjudant Jacques Dome. Deze laatste vertelde :

"Mijn vader wilde eigenlijk dat ik advokaat zou worden. Ik studeerde één jaar, maar de studies zinden me niet. Door zijn plotse dood kon ik doen wat ik wou. Ik trok dan maar naar de Militaire Luchtvaart. Ik was toen 21 jaar. We waren fier op onze Battles. Het waren de modernste bommenwerpers en ze hadden een verstelbare schroef. Op Aalter werden de bemanningen samengesteld. Désiré Verbraeck was van een ander smaldeel. Ik heb alvast geen training gehad om bommen te gooien. Slechts één keer heb ik een geoefend aan boord van een Fairey Fox. Toen we die ochtend van Aalter opstegen, wist ik dat we aan een zelfmoordmissie begonnen.

In de buurt van Gent kruisten ons twee Duitse tweemotorige vliegtuigen, waarvan ik nog altijd niet weet tot welk type ze behoorden. Waren het Dorniers ? Of Heinkel 111 ? Ik weet het niet precies. Beide vliegtuigen, vermoed ik, waren er geenszins op uitgestuurd om ons aan te vallen. Ze hadden wellicht een andere opdracht, maar toen ze bemerkten dat we slechts met z'n drieën waren, zijn ze op ons afgekomen. Eerst vlogen ze ons voorbij, daarna zijn ze teruggekeerd. Verrast door de aanval zijn we beginnen vuren. Om te vermijden dat we met z'n drieën op hetzelfde ogenblik zouden aangevallen worden, gaven we het vliegen in formatie op en we hebben ons dus van elkaar verwijderd. En precies ons kozen de Duitsers toen uit. Ze kwamen allereerst aan weerszijden van onze Battle  vliegen, volgden ons erg makkelijk want hun toestellen waren sneller dan de onze. Hoewel ze met z'n tweeën waren hebben ze ons nooit tegelijk bestookt. Op zeker ogenblik is één van de Duitse toestellen achter ons aan komen vliegen en ik moet erin geslaagd zijn het te treffen, want aan het vervolg van het gevecht heeft het niet meer deelgenomen. Het andere toestel nam echter het vuren over en enkele tijd later kregen we een salvo in de flank van onze Battle. De Duitse kogels zijn ter hoogte van mijn buik de romp binnengedrongen, de riem van mijn overall was gescheurd. Net op dat ogenblik had ik een metalen lader in de hand om mijn machinegeweer opnieuw te laden. De lader explodeerde in mijn handen.

Van enig weerwerk van mijn kant was geen sprake meer. Wel slaagde ik er nog in, via de boordtelefoon, mijn piloot op de hoogte te brengen van het gebeuren en ik vroeg hem om te landen. Op dat ogenblik was de piloot trouwens ook al gekwetst in de rug, maar dat wist ik niet. Aan de Duitser die naast me kwam vliegen, heb ik mijn handen getoond. Hij reageerde door ons te duiden te landen. Ze hebben zich dus ridderlijk gedragen."[1]

In Lebbeke zagen de inwoners hoe Adjudant Désiré Verbraeck met zijn T-60 over de daken scheerde om op het gehucht 'Klein Antwerpen' een kraaklanding uit te voeren. Wanneer de motor uitgeschakeld was hoorde men slechts het huilen van een kleine sirene, die in het toestel gebouwd was. Ondertussen maakten de vliegeniers zich vrij. Verbraeck hielp Dome uit het vliegtuig. Jacques Dome ging al lopend langsheen de huizen, terwijl zijn piloot meer kruipend in de woning van het gezin Van Nieuwenhuyze aankwam. Daar vroegen de twee om een emmer water. Dan verloor Verbraeck het bewustzijn. Met een ambulance werden de onfortuinlijke vliegeniers naar het hospitaal van Dendermonde gebracht.

De T-60 bleef nog geruime tijd in Lebbeke-Heizijde liggen. Maar de volgende dag reeds arriveerde André Strubbe, een van de vele oudgedienden uit de Belgische Militaire Luchtvaart die in 1940 weerom bij de 5/III/1 opgeroepen werd, te Lebbeke :

"Om een der mannen genoegen te doen, wijk ik van de grote baan af langs Heizijde. Onze soldaat brengt een bezoek aan zijn ouders, misschien het laatste. Terwijl wij op onze man wachten vertelt de politiecommissaris mij dat een van onze vliegtuigen in de nabijheid gevallen is. Wij gaan het even bezichtigen. Het is de Fairey Battle T-60. De bemanning, erg gekwetst, werd ter verzorging weggevoerd. Piloot Verbraeck kreeg vier kogels in de rug en waarnemer Dome werd de beide polsen doorgeschoten. In het toestel zelf tellen wij meer dan 80 gaten. De zitplaatsen zijn met bloed besmeurd. Ik neem de gelegenheid te baat reisgegevens te vernietigen”

Jacques Dome vertelde later :

"In het ziekenhuis van Dendermonde zijn drie kameraden van mijn Smaldeel me komen bezoeken. Daar vernamen we op wat voor fiasco de missie uitgelopen was."

Jacques Dome verzeilde uiteindelijk via het Rode Kruis in het Franse plaatsje St. Laurent. Daar verscheen hij voor een Duitse commissie die er gauw van overtuigd was dat hij niet meer geschikt was voor militaire dienst en naar huis kon gaan. Zijn verwondingen, zowel zijn rechterduim als zijn linkerhand waren er erg aan toe, heelden pas na drie jaar.

Zijn piloot DésiréVerbraeck ging een heel andere weg op. Van zodra hij enigszins hersteld was, slaagde hij er in met een kameraad, Georges Reuter, met een SV-4-tweedekker van Frankrijk naar Portugal te vliegen. Daar werden de twee door de Ambassade ontvangen, en vandaar naar Belgisch Congo gestuurd. Désiré hoopte daar in dienst te geraken van Sabena, maar in zijn wervelkolom zaten nog steeds enkele kogels en de dokter van de luchtvaartmaatschappij weigerde hem in dienst te nemen. De man van Oudenaarde wou absoluut vliegen, en liet zich in Rhodesië inlijven in de Royal Air Force. Hij werd vandaar overgeplaatst naar een squadron dat uitgerust was met Blenheim-bommenwerpers en opereerde in de Noord-Afrikaanse woestijn. Al die tijd werkte Verbraeck onder de schuilnaam Robinson. De man beleefde heel wat avonturen, maar stierf tijdens een bombardement in de Libische woestijn. Toen na de oorlog zijn graf geopend werd, vond men niets meer terug. Een symbolisch kruis markeert zijn gedachtenis op het Ereperk der Vliegers in Evere, waar zijn kompanen begraven liggen die bij de raid van 11 mei 1940 sneuvelden, wat ons weer brengt naar het moment dat hij de formatie boven Lebbeke moest verlaten.

De twee andere Battles vervolgden hun route. Ze hoopten voorbij Brussel hun escorte terug te vinden, enkele peletons Gloster Gladiators die vanop Bevekom opgestegen waren om de Battles te beschermen. Maar in de plaats van Belgische jagers te zien, werden ze onderschept door Duitse Messerschmitts van de  I.Gruppe van het Jagdgeschwader 27 die opdracht gekregen hadden de bruggen te beschermen, een taak waaraan ze zich de komende uren met vastberadenheid kwijtten.

Oberleutnant Redlich, Staffelkapitän van de 1. Staffel, haalde zo de T-58 neer. De twee Belgische vliegeniers, Adjudant Gustave Timmermans, een 28-jarige piloot uit piloot uit Oudergem, en zijn boordschutter, 1ste Sergeant Gustave Rolin-Hymans, vonden de dood in het Molsterveld te 's Herenelderen. Deze laatste was de ancien van het Smaldeel. Hij had zijn vliegbrevet gehaald aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, in de vliegschool van Juvisy. Gezien zijn gevorderde leeftijd was hij ongeschikt om zelf te vliegen -  deze Luikenaar was enkele weken ervoor 40 geworden. Zijn inzet voor deze missie bekocht hij met zijn leven. Gustave Rolin-Hymans rust nog steeds op de begraafplaats van ’s Herenelderen, terwijl het graf van zijn piloot gerepatrieerd werd naar de gemeente waar hij geboren werd.

Kapitein Edmond Pierre en zijn boordschutter Luitenant Ludovic Cloquette slaagden erin als  overblijvende van het peloton, met de T-73 twee maal over de brug van Veldwezelt te scheren en de bommen te droppen. De brug liep echter niet de minste schade op. Edmond Pierre landde om 7.40 uur zijn T-73 op Aalter. Hij stapte uit, en wachtte angstvallig het lot af van zijn mannen.

Veldwezelt

Het peloton naar Vroenhoven moest vijf minuten opstijgen na dat van Veldwezelt. Om 5.50 uur vertrokken de zes vliegeniers, allemaal lid van het 5de Smaldeel

T-70 Kapitein André Glorie  – Onderluitenant Jean Vandenbosch

T-64 Adjudant Alexandre Binon  – Korporaal G.H. Legand

T-61 Adjudant Franz Delvigne  – Sergeant Alexandre Moens

Alex Binon, de piloot van de T-64,  vertelde later :

“In de omgeving van Leuven werden spoortrekkende granaten op onze formatie afgevuurd. Gelukkig werd niemand geraakt. Het waren onze eigen troepen die ons bestookten. Zij konden geen bevriend vliegtuig van vijandelijk onderscheiden. Bij Tienen werden wij opnieuw beschoten. Eens Tongeren voorbij waren de wegen totaal verlaten maar weldra verschenen de eerste Duitse kolonnes en met hun machinegeweren bestookten zij de formatie met spoortrekkers. Er viel niet aan te twijfelen, de vijand had goed en wel een bres geslagen in onze verdedigingslinie van het Albertkanaal. Ik gaf het bevel om alles voor het bombardement klaar te maken. Ik was de derde in de formatie in lijn na de leider, Kapitein Glorie, en mijn vriend, Franz Delvigne. Ik zag goed de acht bommen onder de vleugels van mijn kameraden en angstig wachtte ik op het verschijnen van de brug en op het bombardement van mijn voorgangers. Weldra verscheen de brug van Vroenhoven, intact. Wij vielen dadelijk onder een ongelooflijk dicht vuur.”

Vooraan de formatie vloog de T-70 met aan boord André Glorie en zijn boordschutter, Onderluitenant Jean Vandenbosch. Deze laatste schreef :

"Wij arriveren boven de brug. Ik maak me klaar om de bommen te lossen, de luchtafweer wordt intenser zodanig dat de uitbarstingen de elektrische bediening van het bommensysteem uitschakelen. Er blijft me niets anders over dan de acht bommen in één salvo te droppen. Om de kansen de brug te raken te vergroten, winnen we weer hoogte en bombarderen we in duikvlucht. Gedurende dit rechtdoorlopende traject hebben de Duitsers alle tijd om ons in het vizier te krijgen en een projectiel in onze motor te jagen, waardoor de hele machine weldra in lichterlaaie staat. De bommen worden gelost, drie vallen op de brug, maar helaas zonder schade te veroorzaken. Er blijft niets anders over dan onszelf te redden en op 145 meter boven de grond spring ik met m'n parachute. Vijf uur later word ik zwaargewond door Duitse brancardiers gevonden.".

Zijn piloot, de tweeëndertigjarige Naamse Kapitein André Glorie, bleef gekluisterd in de stuurzetel van zijn T-70 die te Lafelt tegen de aarde sloeg.

De bemanning van de  T-61 wist nog naast Glories T-70 een tweede maal over de brug te vliegen. Ook bij dit toestel functioneerde het bommensysteem niet. De T-61 werd waarschijnlijk getroffen en explodeerde tijdens de vlucht. Misschien trachtte Sergeant Alexandre Moens, de 24-jarige Brusselse waarnemer, nog te springen, wat verklaart dat zijn lichaam te Vroenhoven gevonden werd, terwijl het lijk van zijn 33-jarige piloot, Adjudant Franz Delvigne, geboren in Montigny-sur-Sambre, tussen de wrakstukken te Veldwezelt werd aangetroffen. Beiden werden te Veldwezelt begraven, maar zijn na de oorlog overgebracht naar de vliegerbegraafplaats van Evere.

Slechts de T-64 wist een bombardement uit te voeren. Alex Binon :

“Met al mijn krachten drukte ik op de commandoknop van de claxon, die ik hoorde en die mij een zekere opluchting bezorgde. Toen voelde ik dat het vliegtuig lichter werd. Geen twijfel mogelijk, mijn bommen waren gevallen. Ik zag ze aan beide zijden van de brug ontploffen. Ik had het doelwit omringd. Ik zwenkte meteen in westelijke richting en dook in de richting van de grond om vervolgens een scheervlucht uit te voeren.”

De projectielen van de T-64 vielen rakelings voorbij de randen van de brug in het water. Terwijl Korporaal G.H. Legrand schoot naar alles wat bewoog, wist Binon de T-64 om 7.35 uur naar Aalter terug te vliegen.

Briegden

Het peloton dat Briegden tot doel had bestond uit de

T-62 Adjudant Daniël Jordens (5de Smaldeel) – Sergeant Xavier de Ribeaucourt (5de)

T-68 Sergeant Gustave Wieseler (5de) – Adjudant Albert De Coninck (5de)

T-71 Adjudant Maurice Vandevelde (9de) – Korporaal Joseph Bergmans (5de)

De drie Battles stegen om 6 uur van Aalter op. Al snel werd de T-71 door Belgische troepen nabij Lier getroffen. De boordschutter, Korporaal Joseph Bergmans, was geraakt en zijn piloot, Adjudant Maurice Vandevelde, keerde onverrichterzake naar zijn basis terug.

Wat verder werd de T-62 het doelwit van enkele grondtroepen, waarna de machine nabij Koersel neerstortte. De twee vliegeniers, Adjudant Daniël Jordens en zijn boordschutter Sergeant Xavier de Ribaucourt, konden springen. Terwijl ze aan hun valscherm hingen, werden ze nogmaals door Belgische soldaten beschoten[1]. De twee mannen werden als Duitsers aanzien en ze moesten zich heftig verweren om niet gevangen genomen te worden.

Er bleef nu slechts de T-68 over die Briegden moest aanvallen.  1ste Sergeant Gustave Wieseler schakelde het bommensysteem in maar zijn boordschutter Adjdant Albert Deconinck zag geen ontploffingen. Ondertussen werd hun T-68 letterlijk doorzeefd door de Flak. Wieseler was genoodzaakt met ingetrokken landingsgestel een buiklanding uit te voeren nabij Schakkenbroek. Nadat de bemanning uit de machine was, bemerkte ze waarom zij geen ontploffingen zagen op de brug; het bommensysteem had niet gewerkt en de T-68 was op zijn bommen geland.

Van de negen ingezette toestellen keerden er slechts drie terug. De bruggen waren intact gebleven, en zouden nog door de Franse en Britse luchtstrijdkrachten aangevallen worden.

Behalve Rolin-Hymans liggen de gesneuvelden van de desastreuze kanaalraid op het voornoemde Ereperk der Vliegers. In de kapitein-vlieger Glorie-straat te Vroenhoven, aan de zijkant van een bunker aan de brug van het Albertkanaal, staat nog een gedenkplaat ter herinnering aan de vliegeniers.

Datum: 
11/05/1940
Toestel: 
Organisaties: 
Locatie


Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: Mei 1940 boven België, De Krijger, Erembodegem, 1993